Een meerderheid (65 procent) van de bedrijven in Nederland heeft geen activiteiten naar het buitenland verplaatst en is dat ook niet van plan. Verder neemt het aantal activiteiten dat wordt teruggehaald toe. Dat blijkt uit onderzoek van de Nyenrode Business Universiteit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken naar het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland.
In het onderzoek ‘Offshoring in Nederland. Het verplaatsen van activiteiten in tijden van een financiële crisis’ gaat het niet alleen om ict, maar om alle bedrijfsactiviteiten die naar een land worden verplaatst.
De belangrijkste reden voor uitbesteding naar het buitenland is voor bedrijven kostenbesparing, gevolgd door behoud of verbeteren van concurrentievermogen, blijkt uit de studie. In vergelijking met eerder onderzoek van Nyenrode is er een toename te zien in het aantal activiteiten dat wordt teruggehaald (17 procent). Redenen daarvoor zijn het feit dat offshoring moeilijk te managen is en dat kosten hoger uitvallen dan verwacht. Ook spelen onvoldoende kwaliteit van producten en diensten, geleverd op de buitenlandse locatie, en de lagere arbeidsproductiviteit in vergelijking met Nederland een rol. Van de in offshoring ervaren bedrijven blijkt zo’n 55 procent van plan te zijn in de toekomst meer activiteiten te verplaatsen. Kostenbesparingen, een sterkere concurrentiepositie en het toetreden tot nieuwe markten zijn veel genoemde redenen.
Angst ongegrond
Offshoring wordt geassocieerd met lagelonenlanden, maar het onderzoek van Nyenrode laat zien dat het merendeel van verplaatste activiteiten naar regio’s gaat met een hoog inkomensniveau. Weliswaar vormen India en China de aantrekkelijkste offshore-locaties voor Nederlandse ondernemers, maar de Verenigde Staten, Duitsland en Polen volgen vlak daarachter. Bij een regionale onderverdeling Oost-Europa echter de koploper, gevolgd door West-Europa en Zuid-Azië. Productiebedrijven verplaatsen relatief vaker werk naar regio’s met een lager inkomensniveau, in vergelijking met andere industrieën.
De angst dat alle activiteiten naar lage inkomenslanden verplaatst worden, is dus niet terecht. Offshoring heeft ook consequenties voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarbij worden alle lagen van de bevolking geraakt door offshoring en niet alleen de laaggeschoolden. Van alle banen die reeds verplaatst zijn betreft het 37,7 procent banen boven modaal inkomen, 31,97 procent modaal en 30,33 procent beneden modaal inkomen.
Weerbaar
Offshoring was in eerste instantie een productie en it-aangelegenheid, maar omvat inmiddels een waaier van activiteiten, uiteenlopend van productie en verkoop tot aan marketing en managementfuncties. Op it-gebied heeft het offshoren van applicatie-ontwikkeling inmiddels het uitbesteden van de infrastructuuractiviteiten ingehaald.
Volgens demissionair minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken zijn de bedrijven die activiteiten verplaatsen, vaak de groeibedrijven van de Nederlandse economie. Uit eerder onderzoek van Nyenrode blijkt dat bedrijven die activiteiten verplaatsen, vanwege die groei ook banen creëren. Zij wijst er bovendien op dat ook Nederland een offshorelocatie vormt. ‘Veel buitenlandse bedrijven investeren in Nederland, juist vanwege een goedopgeleide bevolking en een economie die zich weet te onderscheiden. Dat levert Nederland ook banen op, bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.’ De bewindsvrouw stelt dat om banen te behouden, Nederland niet het verplaatsen van activiteiten moet tegenhouden, maar ‘moet investeren in de brede weerbaarheid van de economie doormiddel van onderwijs en innovatie.’