In navolging van het actieplan Nederland Open in Verbinding (NOiV) heeft het bestuur van de Italiaanse regio del Piemonte exact een jaar geleden een wet aangenomen waarin zij beleid vastlegt op het gebied van interoperabiliteit en leveranciersonafhankelijkheid. Deze wet gaat een stuk verder dan het Nederlandse beleid en legt de regio grote verplichtingen op inzake de voorkeur voor open source-software. Ook andere regio's vaardigen nu dergelijke wetten uit. Afgelopen week oordeelde het Italiaanse Constitutionele Hof over de geldigheid van dit soort wetgeving.
In de vorig jaar aangenomen wet is in art. 6 ondermeer het volgende opgenomen: '… the Region, in the process of choosing computer programs to acquire, prefers free software and programs whose source code can be inspected by the licensee'. Hiermee heeft men zichzelf en de onder hen ressorterende onderdelen verplicht om in verwervingstrajecten van software de voorkeur te geven aan free software of aan software waarvan de broncode geïnspecteerd kan worden.
Tevens is in dit artikel opgenomen dat ze voor de berekening van de total cost of ownership moeten kijken naar de kosten van 'verwijdering', oftewel de exit kosten, en naar het potentiele belang van andere overheden om software te kunnen hergebruiken en om interoperabiliteit te vergemakkelijken. In veel gevallen zorgt een vendor lockin van gesloten software voor hoge exitkosten die in het verleden vaak voor rekening kwamen van de nieuwe open oplossing. Nu moet dit echter vooraf worden ingeschat en meegewogen volgens het principe 'de vervuiler betaald'. Door ook het voordeel van hergebruik (door andere overheden) mee te wegen in een tco-berekening wordt er ook op dit punt recht gedaan aan de voordelen van open source-software.
In de praktijk komt het er op neer dat ze de voorkeur geven aan gratis te downloaden en gratis te gebruiken open source software of tijdens aanbestedingen aan die producten waarvan de broncode op z'n minst beschikbaar is voor de eindgebruiker. Tevens zijn ze verplicht om de nadelen van closed source en de voordelen van open source mee te wegen in de TCO berekening. Zij gaan hiermee dus een stap verder dan het Nederlandse actieplan door het vast te leggen in een wet en zich daarbij niet te bedienen van vage bewoordingen als 'voorkeur bij gelijke geschiktheid'.
Overige uitgangspunten
In hetzelfde artikel is ook opgenomen dat men binnen drie jaar de ict-architectuur en de opleidingen dient te hebben aangepast opdat de regio vanaf dan alleen nog gebruik zal maken van software waarvan het de beschikking heeft over de (door de regio aan te passen) broncode. Dat zijn nog eens ambities!
Verder is in art. 4 van de wet ondermeer opgenomen dat de regio gebruik maakt van open (document) formaten en zij zich moet verantwoorden indien er toch gebruik wordt gemaakt van proprietary formaten.
In art. 5 staat dat de regio op het gebied van openbare veiligheid en bij systemen waarin persoonsgegevens worden verwerkt, alleen gebruik maakt van software waarvan de broncode voor de regio beschikbaar is.
Tot slot valt nog op dat is opgenomen dat de regio de software die ze gefinancierd met publieke middelen zelf heeft laten ontwikkelen binnen drie jaar beschikbaar zal gaan stellen als open source. Ook op dit punt streeft men het Nederlandse beleid ver voorbij.
Geldigheid van deze wetgeving
Mag dit nu allemaal? Dat vroeg de Italiaanse regering zich ook af. Zij vroeg het Constitutionele Hof daarom om een uitspraak over de geldigheid van deze wet. Op 23 maart 2010 deed het Hof haar uitspraak. Hoewel er over twee onderdelen van de wet werd geoordeeld dat niet de regio maar de centrale regering bevoegd was, bleef het hierboven besproken gedeelte recht overeind staan. Over de voorkeur voor open source software in aanbestedingen schrijft het Hof het volgende:
As a last argument, we stress that the concepts of Free Software and software whose code can be inspected do not refer to a particular technology, brand or product, but they rather express a legal feature. In essence, what distinguishes free from proprietary software is the different content of the contract (the licence), that oversees the rights of use of the software; and the choice of adopting one or another such contract belongs to the user.
It follows that the distortion of competition, put forward in the arguments of the state against the Piedmont directive, has no ground.
Met andere woorden, de voorkeur in een aanbesteding voor open source-software is geen inbreuk op de vrije mededinging omdat het gaat om een toegestaan juridisch leveringsvereiste en niet om een technologisch aspect welke samenhangt met een product of een merk. De keuze inzake de inhoud van een licentieovereenkomst is voorbehouden aan de eindgebruiker, in casu de overheid.
Uiteraard zegt een dergelijke uitspraak niets over hoe de Nederlandse rechter zou oordelen in een vergelijkbaar geval, maar het laat wel zien hoe zwak de argumenten zijn van diegenen die zeggen dat de voorkeur voor open source strijdig is met een principe van technologie neutraal aanbesteden. Tevens laat het zien dat ook een bottom-up approach kan werken wanneer je als overheidsorganisatie echte stappen wil zetten op het gebied van interoperabiliteit en leveranciersonafhankelijkheid. Welke Nederlandse provincie pakt de handschoen op?
Ontkracht ook vooroordeel tov Italianen 🙂 Knap dat ze het zo helder, en vooral bondig beargumenteren. Hiermee geef je tenminste geen ruimte aan FUD operaties zoals die van ICT-Office.