Arthur van den Ende staat vanaf begin 2010 aan het hoofd van Xelion, een Delfts bedrijf dat software ontwikkelt voor geïntegreerde internettelefonie. Van den Ende is afkomstig van de zakelijke breedbandaanbieder BBNed, die hij in 2000 oprichtte en sindsdien leidde. De kersverse topman heeft de uitbreiding van Xelions distributienetwerk als belangrijkste doelstelling.
De overstap van Van den Ende heeft vooral te maken met het verschil in dynamiek tussen de twee bedrijven, vertelt hij. ‘BBNed is inmiddels een groot bedrijf met zo’n 350 medewerkers. Er is minder dynamiek dan in een klein bedrijf als Xelion. Ik was meer bezig met beheren dan met opbouwen, terwijl ik dat juist leuker vind.’
Toch is Xelion niet echt een start-up. Het bedrijf bestaat al sinds 1988 en leverde in die tijd vooral aan grote ondernemingen. ‘Sinds ruim een jaar bieden we ook kant-en-klare oplossingen voor unified communications bij kleinzakelijke bedrijven, die vaak geen eigen ict-manager hebben. In dat opzicht zit Xelion wel in een start-upfase.’ Bij de onderneming werken ongeveer 25 mensen.
Bellen vanuit een spreadsheet
Het bedrijf ontwikkelt zijn communicatiesoftware in eigen beheer. Het bestaat volgens Van den Ende uit een simpele user interface en een koppeling naar een Oracle-database. Gebruikers kunnen de zakelijke voip-software integreren met allerlei bedrijfsapplicaties, zoals een relatiebeheersysteem of een spreadsheetprogramma. De toepassing ontwikkelt zich steeds meer van zakelijke voip naar communcatieoplossingen die geintegreerd zijn met mobiel en werkplek, vertelt de nieuwe directeur.
Xelion werkt samen met ongeveer vijftig partners voor de distributie van zijn producten. ‘Dat zijn bedrijven uit de telecomvakhandel, ict-wederverkopers en ook steeds vaker service providers.’ Van den Ende wil dit verkoopnetwerk de komende tijd verder uitbreiden. Ook bekijkt hij mogelijkheden om meer over de grens te verkopen. ‘Maar dan wel in landen met goede concurrentie op de markt, Duitsland of het Verenigd Koninkrijk. In België is dat bijvoorbeeld nog niet het geval.’