Stelling: Voor het geoperationaliseerde en geïmplementeerde gebruik van open standaarden is geo-informatie het voorbeeld.
Bij de toepassingen van geo-informatie wordt als sinds jaar en dag gewerkt met open standaarden. Al in 2000 werd er door het OGC (Open Geospatial Consortium) een definitie voor webservices vastgelegd. Daarna is men constructief verder gegaan met het uitbouwen van open en interoperabele webservices en uitwisselingsmodellen. Er zijn nu geo-informatie infrastructuren geoperationaliseerd, die organisaties over en weer in staat stelt om geo-informatie te delen. Semantische modellen worden reeds breed toegepast in vrijwillige keteninformatisering (cultuurhistorie, watersector) of op basis van wet- en regelgeving. Recente en goede voorbeelden van deze geo-informatie infrastructuren zijn Inspire, de basisregistraties en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). De constructieve houding blijkt verder, doordat closed en open source-software deze open standaarden geheel ondersteunen.
De Europese richtlijn Inspire beoogt een pan-Europese geo-infrastructuur te realiseren die geïntegreerde geo-informatie en diensten aan gebruikers beschikbaar stelt. Geo-informatie van nationale overheden geharmoniseerd, ontsloten en uitwisselbaar wordt. De interoperabiliteit wordt zowel semantisch als technisch geheel uitgewerkt. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft inhoudelijk een andere focus, maar de digitale aspecten ervan maken net als Inspire gebruik van dezelfde open standaarden: GML (geografische xml) voor het coderen van de informatie, web mapping services en web feature services voor de webservices. De door het bevoegd gezag gepubliceerde ruimtelijke plannen zijn binnen 24 uur als services beschikbaar in de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl) en worden ontsloten in de informatiearchitectuur van de diverse provincies, de Raad van State en bij VROM Inspectie. De basisregistraties (Grootschalige) Topografie, Kadaster en Bodem & Ondergrond en in andere domeinen is het delen en gebruiken van elkanders informatie geoperationaliseerd. Op basis van het Basismodel Geo-informatie (NEN3610) zijn de specifieke sectormodellen nader uitgewerkt. Logisch dat de relevante geo-standaarden zijn opgenomen in de lijst open standaarden van Forum Standaardisatie. Geonovum, het Nederlandse standaardisatie-instituut voor geo-informatie, werkt momenteel samen met het ICTU om geo-informatie een goede plek te geven in de Nederlandse overheidsarchitectuur (NORA onder andere).
In tegenstelling tot menig ander open standaard, wordt na opname van de open standaarden op de lijst Forum Standaardisatie, het gebruik in informatiesystemen niet afgedwongen door ‘comply of explain'. De systemen en informatie-infrastructuren zijn er al op ingericht. Het is alsnog een, en terecht, eerbewijs voor de grootschalige toepassing en gebruik van deze open geo-standaarden in de uitwisseling tussen overheidsorganisaties en in samenwerking met het bedrijfsleven. De constructieve en pragmatische aanpak van de geo-informatici loont zich.
Het betoog van Ron gaat over de toepassing van open standaarden in het Geo-domein, waar comply or complain niet op toepassing is. Hij heeft hierin helemaal gelijk voor deze standaarden, maar er gelden hele andere uitgangspunten voor deze groep standaarden. Deze worden namelijk (1) afgedwongen door een juridische maatregel (Inspire, nieuwe Wro, etc.) en (2) bouwen voort op vele geo-standaarden ontwikkeld door het Opengeospatial consortium, waarbij die standaarden door leveranciers worden ondersteund. Dit heeft alles te maken met het proces, waarop standaarden tot stand komen en hun invoering plaatsvindt.
In het algemeen zijn hier drie modellen te onderscheiden:
(1) Afdwingen. De (ontwikkeling en) invoering wordt afgedwongen. Dit kan door een krachtige partij die het gebruik van deze standaarden bijvoorbeeld in wetgeving vastlegt.
(2) Alliantievorming. Een groep organisaties gaat een alliantie aan om te komen tot een nieuwe werkwijze en voor dit doel worden ook open standaarden ontwikkeld. Als alle partijen voordeel hebben, er is dan een positieve business case voor alle partijen en de alliantie gaat op een andere manier functioneren, dan zullen partijen deze standaarden ook implementeren. Immers, deze standaarden dienen hun bedrijfsdoelen. SETU is een dergelijk initiatief in de uitzendbranch.
(3) Marktwerking. Als er open standaarden ontwikkeld zijn door bijvoorbeeld een alliantie, kunnen deze door een onafhankelijke partij onderhouden worden en kan deze partij de invoering stimuleren. GS.1 is hiervan een voorbeeld. In het algemeen is hier sprake van een soort marktwerking.
Waar in het tweede model gebruikers al betrokken zijn, is het lonend in de andere modellen gebruikers ook te betrekken. Daarmee wordt de toepasbaarheid van een open standaard vergroot. Bovendien is het goed leveranciers bij de ontwikkeling te betrekken; deze moeten open standaarden immers ondersteunen. Het lijkt mij dat in open geo-standaarden als eerste is gestart met model 2, waarna dit vervolgens via wetgeving is overgegaan naar model 1.
Voor een open standaard als CityGML, min of meer in het geo-domein met overlag in basisregisters, heeft dit zelfs geleidt tot nieuwe IT bedrijven. CityGML, ontwikkelt binnen een consortium rond de Universiteit van Berlijn, heeft nieuwe produkten gegeven en is uiteindelijk geaccepteerd als open standaard binnen OpenGeospatial Consortium. Het kan dus nog anders.
Wat Ron Bloksma beweert is waar: gezien de breedte van de toepassingen is de mate van standaardisatie van geo-informatie opmerkelijk. Of het daarmee ook een voorbeeld is voor andere terreinen? Landmeten is al een vak sinds de Egyptenaren, en sinds Napoleon wordt er al in Europees verband in gestandaardiseerd. Iets recenter, begin jaren 90 is het Open Geospatial Consortium ontstaan, met als doelstelling het vaststellen van open standaarden voor geo-informatie. Het voorbeeld voor andere terreinen, denk ik: vorm een sterke en multidisciplinaire (internationale!) organisatie, laat deze focusen op standaarden, en heb vervolgens veel geduld.
De geo-informatiespecialisten zijn met standaardisatie en harmonisatie in hun vakgebied de muur tussen de domeinen van geo-informatie en de ´klassieke´ administratieve informatie aan het slechten. Gebruik van open standaarden is daarbij een geweldig middel gebleken.
Rondom open source zijn er uitdagingen. Het lijkt er op dat vanwege het complexer worden van het informatielandschap er een nadrukkelijker voorkeur ontstaat voor het gebruik van off the shelf pakketten. Dit terwijl de open source toepassingen zich technologisch steeds meer bewijzen in volwassenheid en toepasbaarheid èn terwijl de overheid zich daarin ook doelen gesteld heeft. Een mooi voorbeeld van succes van open source in het geo-domein is de Flamingo kaartapplicatie in combinatie met de open source GeoServer. Flamingo is ontwikkeld door de provincies en wordt steeds breder toegepast, onder meer op http://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Het bedrijfsleven legt zich – mede gezien de economische situatie en minder ´speelruimte´ in R&D- ook in het geo-domein vaker toe op het ontwikkelen en vermarkten van eigen suites. De ontwikkeling en toepassing van open source door de markt komt hiermee onder druk te staan. Voor de overheid een dilemma. Open source is daarmee vooral een overheidsaangelegenheid aan het worden, terwijl diezelfde overheid zich tegelijk breed aan het oriënteren is op totaaloplossingen. Om innovatie en gebruik van open standaarden verder te stimuleren, is blijvende toepassing van open source nodig.
Mogelijk interessante topic, maar het lijkt gericht op de ingewijden. Als leek op het gebied van geo-informatie, mis ik in dit betoog een uiteenzetting over de praktische toepassing ervan. Daarmee ontgaat mij het belang van de ‘openheid’ van deze toepassing.