Virtualisatie-technologie maakt tegenwoordig bijna standaard onderdeel uit van elke grote server. Het aandeel servers dat je niet virtualiseert wordt steeds kleiner. Voor de grensgevallen moet je onderzoeken of virtualisatie wel of niet loont. Daarnaast speelt het probleem van de dimensionering: hoeveel virtuele servers kun je zonder problemen op een fysieke server kwijt?
Op dit moment is niets gemakkelijker dan met virtualisatie van start te gaan. Alle grote hardware-leveranciers bieden inmiddels server-systemen voorzien van een embedded hypervisor. Heb je een wat serieuzere infrastructuur, dan blijkt de beheeromgeving echter al gauw veel belangrijker dan de virtualisatielaag zelf. Juist de flexibiliteit van een gevirtualiseerde omgeving vraagt om tools die de systeembeheerder helpen om al die virtuele machines te managen.
Maakt server-virtualisatie onderdeel uit van een groter consolidatie-traject, dan zijn blades een voordehandliggende keuze. Deze modulaire systemen met bijbehorende beheer-software bieden een uniforme hardware-laag die gemakkelijk uitgebreid kan worden. Hoewel het extra chassis de prijs van de hardware in eerste instantie wat hoger maakt, krijg je die investering terug in de vorm van flexibiliteit, een hogere systeemdichtheid, een lager stroomverbruik en een geïntegreerde beheeromgeving.
Consolidatie-ratio’s
Belangrijke vraag is hoeveel traditionele servers je dan op zo'n gevirtualiseerd systeem kwijt kunt. Dat hangt natuurlijk van je applicaties af. Maar uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde belasting van een Windows-server ver onder de tien procent ligt. In tegenstelling tot Unix is Windows dan ook nooit ontworpen als een gepartitioneerd systeem. Dat betekent dat een Windows-server in de praktijk maar één type server-applicatie kan hosten. In dat verband fungeert virtualisatie dus ook als een reparatie-kit voor een slecht ontworpen besturingssysteem. Juist op de Windows-servers zijn dan ook grote efficiëntievoordelen te behalen. Virtualisatie-servers en blades zijn immers gemaakt om continu onder flinke belasting te draaien.
Bij klanten van HP worden consolidatie-ratio's van één op tien tot één op dertig gerealiseerd. Zo zijn bij een Franse bank eerst honderd servers ondergebracht op zeven blades voorzien van dual-core processoren en 16 Gbyte aan geheugen. Later zijn daar nog een paar blades aan toegevoegd om nog eens vijftig servers op onder te brengen. Voor een Nederlands winkelconcern werd hetzelfde gedaan: honderd servers op zeven blades met dual-core processoren en 16 Gbyte geheugen.
Bottlenecks
Ander voorbeeld is een Nederlandse overheidsinstelling waar men in eerste instantie bij de desktops begon. Daarvan werden er honderd op drie kleine servers ondergebracht. Nadat bleek dat deze werklasten ook op één enkele server kunnen draaien, is deze instelling nu ook met server-virtualisatie aan de slag gegaan.
Tenslotte nog een voorbeeld van een Nederlandse bank. Daar kon men vijftien servers kwijt op elke BL45p blade met dual-core processor en 32 Gbyte aan geheugen. Nadat bottlenecks in het aantal IP-adressen per chassis en in storage-bandbreedte zijn weggewerkt, maakt men nu gebruik van de nieuwere BL685 blades met quad-core processor en 128 Gbyte geheugen. Naar verwachting kunnen op deze nieuwe systemen ongeveer 35 servers worden ondergebracht.
Overhead
Andere belangrijke vraag is wat wel en wat niet te virtualiseren. Een druk bezette database server wil je waarschijnlijk niet als virtuele machine draaien. Dat levert alleen de extra overhead van de hypervisor op. Delen van de hardware met andere virtuele servers is in dit geval immers niet aan de orde. Hoogstens zou je virtualisatie in dit geval kunnen inzetten om de beschikbaarheid van de server te verhogen.
Hieraan gerelateerd is het feit dat gevirtualiseerde servers veel geheugen en netwerk-bandbreedte nodig hebben. Voor de bandbreedte wordt dat probleem nog verergerd doordat blades onder andere hun netwerkaansluitingen delen. Vandaar dat de laatste generatie c-klasse blade-systemen extra veel geheugen kunnen bevatten. De netwerk-bandbreedte van standaard 20 Gbps is te verdelen over acht interfaces, en kan nog worden uitgebreid naar een veelvoud hiervan.
Meten is weten
"Ik ken geen klanten die honderd procent van hun servers hebben gevirtualiseerd," zegt Laurent Pacqué, Business Unit Manager Industry Standard Servers, "maar dat percentage wordt wel steeds hoger. Er zullen altijd wel applicaties blijven die je beter niet kunt virtualiseren, omdat ze niet opschalen of omdat ze niet worden ondersteund. Maar aan het platform ligt het niet. Virtualisatie is inmiddels "proven technology". Voor die gevallen waar je over twijfelt, zou ik zeggen dat je het gewoon moet onderzoeken. Meten is weten."