De faculteit Informatica van de Open Universiteit (OU) ziet het aantal informaticastudenten dat kiest voor online begeleiding, sterk groeien. 'De virtuele klas voorziet in een enorme behoefte', zegt Bart Pauw, docent Informatica aan de Amsterdamse vestiging van de Open Universiteit. De mogelijkheid om online lessen te volgen, bestaat sinds 2007. In het aanbieden van virtuele lessen loopt de faculteit Informatica volgens Pauw binnen de OU voorop.
Met name voor mensen die niet dicht bij de studiecentra Amsterdam, Eindhoven, Rotterdam en Zwolle wonen, blijken de virtuele lessen een uitkomst. 'Vroeger moesten Belgische studenten voor begeleiding bij de Informatica-modules afreizen naar Eindhoven. En eilandbewoners konden uitwijken naar Zwolle. Dat gebeurde echter weinig. Juist die mensen volgen nu de virtuele lessen', vertelt Pauw.
Afstandsonderwijs
Zeker bij het propedeusepracticum is de belangstelling voor begeleiding een stuk groter. Waar tegenwoordig bijna 90 procent van de studenten voor een vorm van begeleiding kiest, was dit voor 2007 slechts 30 procent. Ook bij de introductiecursus informatica is een duidelijk verschil waarneembaar.
'Als ik een schatting mag maken is het aantal studenten dat kiest voor begeleiding gegroeid van zo'n 30 naar 50 procent', zegt Pauw. 'Dat is goed voor ons als aanbieder van hoger afstandsonderwijs. Want studenten hebben meer contact met de docenten. Dat leidt tot meer binding met de universiteit.'
Vinger opsteken
Op de plaatsen waar de studiecentra nog steeds fysieke begeleiding bieden, is geen toename. 'Studenten uit Amsterdam of Rotterdam kiezen er meestal toch voor de les in het klaslokaal te volgen.'
Hoewel de virtuele klas van dezelfde principes uitgaat als een normale klas, is het toch net even anders, laat informaticadocent Peter Mijnheer zien. Via een koptelefoon praten de docenten tegen de klas. De leerlingen kunnen op hun beurt via een chat-functie of de microfoon vragen stellen. Door op icoontjes te klikken steken zij hun vinger op. Eigenlijk is alles mogelijk. 'Maar het vereist wel een andere vorm van didactiek', vindt Pauw.