In vergelijk met bijvoorbeeld de networkingmarkt is er voor de leveranciers van storage nog heel wat de leren en verbeteren.
Poorten in switches, servers, pc's en allerlei andere apparatuur die op ethernet aangesloten wordt, is perfect gestandaardiseerd door de IEEE. Het resultaat is dat wij als gebruikers van die technologie er van uit kunnen gaan dat de interoperabiliteit tussen de fabrikanten gegarandeerd is. En dat is dus ook zo; zonder dat we er bij na hoeven denken kunnen we van alles koppelen en, mits we het juist configureren binnen de standaarden, werkt het ook! Prachtig toch…
Hoe anders is de praktijk met bijvoorbeeld fiber channel (FC). Bij een FC-switch wordt een lijstje meegeleverd met adapters die ondersteund worden. Als je iets buiten die lijst gebruikt, heb je geen ondersteuning ingeval van problemen. Ook al voldoen andere adapters aan de FC-standaarden, ze worden niet ondersteund. Erger wordt het nog met firmwareversies en -drivers. Als je bijvoorbeeld firmware 1.8.3 op de FC-switch hebt, dan moet je bepaalde versies van drivers op de adapters hebben draaien. Anders werkt het echt niet en geen ondersteuning van de fabrikant. En dan verplichten de fabrikanten van zowel adapters als switches je periodiek ook nog versies te updaten en moet je een change, met outage van je storage, doorvoeren. Of je wil of niet. Rigide is een woord wat hier helaas bij past.
In de wereld van iSCSI komen storage en ethernet bij elkaar. Gaat het daar dan beter? Ja en nee. Ja, door ethernet heb je de vrijheid elk type en farikant switch en adapter te gebruiken die je wil. De kracht van standaardisatie wordt hier geoogst. Maar met de software in de vorm van iSCSI-initiators op de servers, targets en pc's gaat het weer mis. In de standaarden zijn hier weinig zaken verplicht en te veel optioneel gelaten. Dit resulteert in interoperabiliteitstesten tussen leveranciers met versiecombinaties waar je weer aan moet houden. Als je bijvoorbeeld in jouw infrastructuur HP-switches, Dell-servers en Fujitsu-pc's met XP en Vista hebt, is het vinden van de grootste gemene deler niet altijd mogelijk. Die grootste gemene deler is dan vaak ook een relatief oude of beperkte initiator. En dan betalen wij als gebruiker toch weer de prijs van falende en onvoldoende strakke standaarden.
Op basis van de ervaringen kijk ik met grote vrees naar de ontwikkelingen bij FC over ethernet (FCoE). Hierbij is het heel vreemd om te zien dat leveranciers van storage aangeven dat hun FCoE-apparatuur alleen gesupport wordt bij gebruik van bepaalde merken en typen switches. Het lef om je boven de bewezen kracht van IEEE-standaardisatie te durven stellen!
De betreffende leverancier die ik daar op aansprak was het inhoudelijk wel eens met mijn argumentatie, maar was wel zo eerlijk te zeggen zijn eisen niet aan te gaan passen. En dat wilde hij niet op schrift of e-mail bevestigen. Ik ben er nog niet uit of ik dat laf, dom of onverstandig wil noemen.
Helaas is dit voorval naar mijn mening symptomatisch en structureel voor de gehele community van storage. En dat gedrag is in vergelijk met andere communities in de infrastructuren, zoals bijvoorbeeld networking, niet erg volwassen.
Leuk stuk. Als netwerkboer of storageboer (wij zijn allebei) hebben wij ons te houden aan een scala van standaarden. Dat is je bestaansrecht. Want als jouw producten niet werken met die van een ander, verkoop je er lang niet zoveel van. De IEEE heeft baanbrekend werk verzet. Maar zoals elk regulatorisch orgaan groeit het uit tot een in zichzelf gekeerd vergaderkanon. En doet ze er meer dan vijf jaar over om van IEEE 802.11N draft-0 tot de finale versie te komen. Zodra draft-standaarden gekaapt worden door enkele producenten, zie je na een tijdje niet meer wie er nu aan de regels heeft gesleuteld. Of het nu 802.11xx is of iSCSI of FCoE, de jaren-70 uitdrukking ‘How Compatible Is Compatible’ is nog steeds geldig.
Interessante stelling. Je zou ook kunnen zeggen dat de Storage Industrie zich juist zeer volwassen gedraagt door met de strikte certificering gebaseerd op testen ervoor te zorgen dat de gemengde oplossingen werken en te ondersteunen zijn.
Standaardisatie vindt er in hoge mate plaats daarvoor is de Storage Networking Industry Association (www.snia.org).
De uitdaging bij Storage networking komt doordat de systemen zeer hoge eisen stellen aan de betrouwbaarheid en voorspelbaarheid van de verbinding. Servers en Operating Systemen schieten nogal in de stress als storage pakketjes te lang op zich laten wachten om maar te zwijgen als een pakketje niet aankomt. Legacy speelt hier ook een rol, Storage networking is gebouwd op SCSI een protocol dat gemaakt is voor direct gekoppelde systemen en niet voor networking. Daaraan zijn via Fibre Channel (FC), iSCSI, FCIP en FCoE networking mogelijkheden toegevoegd. Maar SCSI blijft de basis die verwacht dat een storage pakketje direct aankomt en snel bevestigd wordt. Dat verwacht de server, het OS en de applicatie. Het vertrekpunt is volledig anders dan Ethernet destijds en daar hebben we nu dus nog last van.
Opnieuw beginnen is geen optie want de impact op de servers, applicaties en operating systemen zou te groot zijn. Dus dan maar pragmatisch aan de slag. Vooruitgang is er ook wel degelijk. Denk aan path-failover, in het verleden had elke storage leverancier daar zijn eigen specifieke server software voor. Tegenwoordig zit het in de meeste operating systemen standaard ingebouwd en op een paar uitzonderingen daargelaten werken de meeste storage leveranciers daarmee en hebben geen eigen server software meer.
Vergelijk de compatibiliteitslijstjes het maar met de Windows Hardware Compatibility List en vergelijkbare lijsten voor computer hardware en software. Deze hebben dezelfde nauwe koppeling als tussen de server en de storage. Dus is de Storage industrie niet juist zeer volwassen dat we gebruikers beschermen tegen problemen?
Remko Westrik
Business Unit Manager StorageWorks
Hewlett-Packard Nederland