Software is eigenlijk het centrale zenuwstelsel van de ict-industrie. Het zorgt voor de besturing van de ict-infrastructuur en van automatiseringssystemen en voor de werking van ontelbaar veel producten en diensten in alle mogelijke onderdelen van de economie. Het heeft ervoor gezorgd dat de manier waarop we leven, werken, studeren en recreëren spectaculair is veranderd. Het is de drijfveer van maatschappelijke verandering en verhoogde productiviteit en het is de motor van innovatie.
Naar mate de software-industrie in een land beter is ontwikkeld bestaat er ook een grotere ‘weerbaarheid’ tegen de effecten van de globale economische crisis en zijn er meer kansen om als eerste te profiteren van economisch herstel. Anders gezegd: de software-industrie groeit in tijden van economische voorspoed bovengemiddeld, terwijl in tijden van crisis de negatieve effecten kleiner zijn dan gemiddeld. Software producerende bedrijven zijn, door hun aard, ook aangewezen op veel research en development (R&D). De praktijk laat dan ook zien dat een op de vijf werknemers in de softwareproductie bezig is met R&D-activiteiten.
Software is alles behalve vanzelfsprekend. De ontwikkeling en productie ervan vergt uitnemend vakmanschap en een onderwijsstelsel dat zorgt voor het tijdig beschikbaar komen van voldoende gekwalificeerde mensen. Het vraagt ook om excellent onderzoek dat uiteindelijk kan worden omgezet in producten en diensten. Veel software producerende bedrijven worden ook geleid door pioniers die voor eigen last en rekening producten ontwikkelen die kunnen worden gebruikt in specifieke segmenten van de economie. Ondernemersschap pur sang. De dienstverlening van de Nederlandse overheid draait voor een groot deel met behulp van softwarepakketten waarin keurig alle wet en regelgeving is opgenomen. Een goed software pakket zit immers niet alleen technisch goed in elkaar, maar heeft ook vooral kwaliteit omdat het precies is toegesneden op de vakinhoudelijke aspecten waarvoor het is bedoeld.
Nederland mag zich gelukkig prijzen dat het veel software producerende bedrijven heeft en er zelfs in slaagt om veel software te exporteren. Dat is erg bijzonder, omdat de softwaremarkt een globale markt is met nogal wat concurrentie. Voor de toekomstige ontwikkeling van onze kenniseconomie is het erg belangrijk dat we dus ook niet al te slordig omgaan met dit onderdeel van onze economie. Het zou goed zijn als het Ministerie van Economische Zaken eens laat inventariseren hoe het Nederlandse softwarelandschap er precies uitziet en wat het economische belang van de softwaresector voor Nederland is. Meten is weten. In Finland doen ze dat al jaren. Daarom weten ze daar niet alleen welke soorten software er zoal worden geproduceerd en wat dat de samenleving uiteindelijk oplevert, maar ze weten ook precies tot op productniveau hoe de binnenlandse markt zicht verhoudt tot de exportmarkt. Dat geeft ze de mogelijkheid om ook beleidsmatig bij te sturen en te stimuleren daar waar dan kan en mag. Louis van Gaal zou vragen: ‘Zijn die Finnen nou zou dom of wij?’
Van belang is wel dat je (Economische Zaken ) ook wilt weten dat je een software producerende sector hebt en we moeten in ieder geval af van het idee dat software iets is waar je je als klein land niet mee moet bezighouden omdat je het wel in het buitenland kunt kopen. Nederland heeft een belangrijke software producerende sector die zorgt voor hoogwaarde en schone werkgelegenheid voor tienduizenden mensen, voor innovatie en voor groei. Daar moet je vooral trots op zijn vind ik.
Bernhard van Oranje, eigenaar Levi9 Global Sourcing