In het veelbesproken actieplan NOiV staat vermeld dat overheden een implementatiestrategie voor open source-software (OSS) moeten ontwikkelen. Volgens het actieplan hebben in januari 2009 alle ministeries en in januari 2010 alle mede-overheden en overige instellingen een dergelijke implementatiestrategie. Het gaat hierbij met name om aanbesteding, inkoop en gebruik van OSS. Onlangs zijn een aantal collega’s en ik betrokken geweest bij opdrachten rondom OSS voor mede-overheden en overige instellingen. Dat heeft geleid tot vele inzichten. Ik zal me hier beperken tot vier. Om de beschrijving persoonlijker te maken en te veel algemeenheden te vermijden, heb ik ervoor gekozen om de beschrijving te richten op een probleemeigenaar. Ik stel u voor aan Ans: directeur ict van een middelgroot mede-overheidsorgaan.
Inzicht 1 – open source is niet een kwestie van wel of niet
Ans moet een implementatiestrategie ontwikkelen voor OSS. Ze stelt zichzelf daarbij de vraag: Wil ik OSS eigenlijk wel? Wil ik niet liever gesloten software? Ik denk dat ik daar eerst een keuze over moet maken.
Wat we hierboven zien gebeuren, is dat Ans denkt in uitersten. Ze denkt in zwart of wit. Er is echter geen principiële keuze te maken tussen OSS en gesloten software. Op dit moment hebben bijna alle organisatie een applicatielandschap dat bestaat uit een mix van OSS en gesloten software. Deze mix is logisch: in sommige gevallen is OSS de beste oplossing en in andere gevallen gesloten software. Het gaat hier om ‘normale' overwegingen als functionaliteit, de dienstverlening van een leverancier, kosten, etc. Een principiële keuze voor OSS of gesloten software is onverstandig en gebeurt volgens mij in de praktijk gelukkig niet of nauwelijks. Toch merk ik dat er vaak in dergelijke termen wordt gesproken en geschreven: het is immers wel lekker duidelijk. Mijn advies: doe het niet. Het leidt alleen maar tot onnodige verwarring en principieel getinte discussies.
Inzicht 2- een gesprek over open source kan het beste bezien worden met een veranderkundige bril
Ans ziet de voordelen van OSS. Ze wil eigenlijk meer OSS adopteren. Ze stelt dit idee voor aan een aantal professionals van haar afdeling. Tot haar verbazing merkt ze dat dit idee tot vurige discussies leidt en hoog oplopende gemoederen.
Een stap naar OSS is niet vrij van vooroordelen. In een organisatie die al jaren gewend is met software te werken van een bepaalde leverancier en daar tevreden over is, zullen de professionals vaak weinig enthousiast zijn over OSS. Zij zullen vooral de potentiële negatieve kanten van OSS uitvergroten en daarbij allerlei zeer rationele argumenten gebruiken. Een ander voorbeeld. In een organisatie met professionals die privé veel gebruik maken van OSS zullen veel meer positieve verhalen te horen zijn. Zij richten zich vooral op de negatieve kanten van gesloten software.
Volgens mij is het een valkuil om in een dergelijke theoretische, principiële discussie terecht te komen. Mijn stelling is dat het hier in essentie gaat om een veranderkundig traject waarbij het belangrijk is om ruimte te geven aan de inhoud, maar vooral ook aan draagvlak en acceptatie. Immers, professionals binnen een ict-afdeling zullen (terecht of onterecht) bang zijn dat een keuze voor of tegen OSS zal leiden tot een andere manier van werken. Ze zullen mogelijk met andere leveranciers gaan samenwerken of op een andere manier samenwerken met bestaande leveranciers. Dat maakt het belangrijk om met de professionals het goede gesprek aan te gaan en op zoek te gaan naar werkvormen waarin overtuigingen en drijfveren worden besproken. Op deze manier kan een goede afweging op argumenten worden gemaakt die recht doet aan alle invalshoeken.
Inzicht 3 – het begrip ‘natuurlijk moment’ is verwarrend
Ans heeft van veel mensen gehoord dat het verstandig is om op natuurlijke momenten over te stappen op andere systemen waarbij ze OSS een reële kans geeft. Voor het einde van de levensduur vervangen van software betekent immers een desinvestering. Ans vindt dat een goed idee. Ze is klaar en leunt achterover: binnenkort geen veranderingen door OSS.
Een begrip als ‘natuurlijk moment' is lastig. Om in een selectieproces daadwerkelijk een keuze te hebben, is namelijk in veel gevallen voorbereiding nodig. Ik verwijs hier naar een betoog van Michiel Leenaars op Digitaal Bestuur waarin hij uiterst overtuigend beschrijft hoe het verkeerd opknippen van een aanbesteding leidt tot lock-in. Zijn redenering zal ik hier niet herhalen. Het punt dat ik wil maken is dat het wachten op natuurlijke momenten eenzelfde valkuil herbergt als de valkuil die door Leenaars is beschreven. Laat me dit uitleggen met een voorbeeld. Stel: de voorganger van Ans heeft niet al te lang voor haar komst gekozen voor een applicatie die zeer efficiënte, maar niet op open standaarden gebaseerde, koppelingen mogelijk maakt met andere applicaties. Deze applicaties zijn van eenzelfde of bevriende leverancier. Het koppelen van de applicaties leidt daarmee tot lock-in. Wat kan Ans doen? 1) Gaat zij door met de integratie van deze applicatie met andere applicaties, 2) zorgt ze dat de applicatie alleen via open standaarden met andere applicaties communiceert en daarmee minder efficiënt in gebruik is of 3) schaft ze alsnog een andere applicatie aan? In het tweede en derde scenario neemt ze een beslissing die geen verband heeft met een natuurlijk moment. Een dergelijke keuze zorgt er echter wel voor dat ze op een natuurlijk moment in de toekomst een ‘echte' keus heeft. Met andere woorden: in veel gevallen is het wachten op een natuurlijk moment onvoldoende. Ook bij een strategie gericht op de ‘natuurlijke momenten' zijn op andere momenten investeringen noodzakelijk.
Inzicht 4 – open source eisen kan en mag
Ans wil een specifieke functionaliteit graag als OSS laten ontwikkelen. Ze denkt dat op die manier de software door meer partijen gebruikt zal worden en ze vindt het een betere besteding van publiek geld. Mag ze dit eigenlijk wel eisen van een leverancier?
OSS is in essentie een licentievorm. OSS staat voor software waarvan de broncode beschikbaar is. Op de website OpenSource.org staat een hele lijst aan licenties die door het Open Source Initiative bestempeld zijn als ‘open source-licentie'. Een opdrachtgever mag eisen stellen aan de licentievorm waarin de software aangeleverd wordt. Ik poneer daarom de stelling dat Ans ook een open source-licentie mag eisen. Ze discrimineert daarmee niet: elke leverancier kan immers zijn/haar software aanbieden onder een open source-licentie.
Epiloog: OSS als vast onderdeel van de ict-agenda
Ans neemt de vier inzichten tot zich en realiseert zich verder dat het nu vooral zaak is om OSS een onderdeel te laten zijn van ‘business-as-usual'. De migratiestrategie moet, net als veel andere keuzes, een vaste plaats krijgen in de standaardprocessen van de organisatie. Dat doet ze bijvoorbeeld door het een plaats te geven in een informatiebeleidsplan of ict-strategie.