Het onderwerp ‘mobility’ beperkt zich vaak tot mobiele hardware met zo nu en dan een uitstapje naar architectuur en applicaties. Daarom nu een kritische beschouwing van netwerktechnieken en de QoS die daaraan ontleend kan worden.
Publieke providers doen ons geloven dat, qua ict, alles op elke plek mogelijk is en het kost ook nog eens vrijwel niets. Neem UMTS, zet daar wat HSDPA of HSUPA op en je werkplek verhuist naar het stadspark. Sinds de komst van NMT en GSM heeft vooral de agressieve marketing veroorzaakt dat vrijwel alle maatschappelijk kritische processen sterk afhankelijk zijn geworden van deze technieken. Denk bij kritische processen aan beheerders van geografische infrastructuren, de utilities, maar ook de OOV-diensten die op C2000 (Tetra) vertrouwen. Alle 2 – 3,5G netwerken en ook C2000 hebben echter een aantal gemeenschappelijke kenmerken waardoor nimmer een QoS kan worden afgegeven.
Als eerste wordt voor elke vorm van digitale draadloze communicatie ongevraagd gebruik gemaakt van GPS-signalen voor de tijdsynchronisatie in protocollen (TDMA). Over GPS twee opmerkingen: het systeem waar de signalen van geleend worden is volledig in Amerikaanse militaire handen. Een tweede zorgelijke punt is dat alle satellieten van deze Navstar-constellatie al ver in hun pensioen leven. Dat blijkt ook uit de sterk fluctuerende niet beschikbaarheid van ‘space vehicles’. Europa moet daarom met grote voortvarendheid de Galileo-constellatie up and running zien te krijgen om tijdig aan deze risico’s te ontkomen. Overigens wordt de ‘gratis’ veronderstelde basis voor tijdsynchronisatie met GPS ook toegepast in de energieopwekking, het betalingsverkeer, maritieme- en luchtvaartcommunicatie, spoorwegsystemen en ga maar door.
De meeste basisstations, waaronder de ruim vierhonderd stations voor C2000, zijn op peil gebouwd. Bij geringe wateroverlast zijn deze stations niet meer inzetbaar. Ook is de energievoorziening bij netuitval zeer beperkt. Als er al sprake is van energieback-up, moet dat uitgedrukt worden in minuten en niet in uren. Zo bleek in november 2005 bij een stroomstoring rond Haaksbergen dat de publieke mobiele providers in no time uit de lucht waren. Ook C2000 was na korte tijd niet meer beschikbaar. Portofoons van een particulier beveiligingsbedrijf op een analoog trunking netwerk boden, 52 uur lang en zonder enig aanvullend handelen, uitkomst voor de OOV-diensten. Naderhand zijn centraal in Nederland wel een aantal mobiele noodaggregaten neergezet. Ook rond het Bommelerwaard-incident was sprake van een chaos door uitval in communicatieland. Bijkomend pikant detail van de inrichting van C2000 is dat kwaadwillenden een station, dus een volledig operationeel gebied, met simpele analoge middelen eenvoudig uit de lucht kunnen drukken.
Dit alles maakt het van groot belang bij de ontwikkeling van mobiele toepassingen eerst de volledige functionaliteit vast te leggen. In stap twee moeten, vooral bij kritische processen, alle technische eisen worden beschreven met voldoende oog voor het blijven functioneren onder alle proceseigen omstandigheden. Vervolgens wordt op basis van geselecteerde technieken het softwarematige deel van de toepassing ontworpen: IP of niet IP! Pas als laatste stap kunnen de gadgets erbij worden gezocht.
Voor kritische processen blijven er drie netwerken over die hoog en droog staan, van een adequate energieback-up zijn voorzien en al het nodige hebben gedaan om onder de meest denkbare omstandigheden beschikbaar te blijven. Daarom de hoogste tijd om het vertrouwde Mobitex-netwerk van RAM Mobile Data, het analoge trunking netwerk van het Belgische Entropia en als het dan toch digitaal moet, het digitale trunking netwerk van Zenitel onder de aandacht van ‘people in mobility’ te brengen.