De kredietcrisis die Nederland nu hard treft, is het gevolg van een explosief mengsel van macro-economische onevenwichtigheden en een reguleringskader voor financiële markten dat geen gelijke tred heeft gehouden met financiële innovaties.
Dit meldt het Centraal Plan Bureau. Dit jaar krimpt de Nederlandse economie naar verwachting met 3½%. Ook voor volgend jaar ligt een krimp in het verschiet, zij het dan slechts met ¼%. De belangrijkste oorzaak van de economische teruggang is de inzakkende relevante wereldhandel. Dit jaar neemt deze naar verwachting af met een niet eerder vertoonde 9¾%. De uitvoer, normaal gesproken de motor van de Nederlandse economie, valt in het spoor daarvan sterk terug. Onder invloed van de terugvallende productie neemt de krapte op de arbeidsmarkt in hoog tempo af. De geraamde werkloosheid loopt op tot gemiddeld 5½% in 2009 en stijgt daarna verder tot 8¾% in 2010. Het EMU-saldo verslechtert snel: van een overschot in 2008 van 1,0% BBP tot een tekort van 5,6% BBP in 2010.
Dit zijn de hoofdlijnen uit het vandaag gepresenteerde Centraal Economisch Plan (CEP) 2009. Naast analyses en prognoses voor de Nederlandse en voor de wereldeconomie in de jaren 2009 en 2010, gaat het Centraal Planbureau (CPB) in een speciaal onderwerp in het CEP uitgebreid in op de oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis. Voorts komen in diverse kaders actuele onderwerpen aan bod, zoals sectorale verschillen in productie- en werkgelegenheidsontwikkeling en de dekkingsgraad van pensioenfondsen.
Zware mondiale recessie
De toename van de financiële onrust leidde eind vorig jaar tot een uitzonderlijk scherpe daling van bestedingen en productie in de Verenigde Staten en Europa. Mede als gevolg van toegenomen handelsstromen werd ook de rest van de wereld snel en hard geraakt. Vooral in Azië duikelde de uitvoer eind vorig jaar met tientallen procenten. Eerste realisatiecijfers en beschikbare voorlopende indicatoren wijzen erop dat de sterke mondiale productiedaling in de eerste helft van 2009 voort zal duren. In het eurogebied daalt het BBP dit jaar naar verwachting met 3¼%. Vanaf de zomer zullen het expansieve macro-economische beleid en de veronderstelde verbetering op de financiële markten naar verwachting geleidelijk leiden tot een keer ten goede. De wereldhandel zal in 2010 weer groeien, met 1½%, maar dit tempo ligt dan nog ver onder het langjarige gemiddelde. De economische groei zal in 2010 dan ook te gering zijn om een verdere stijging van de werkloosheid te voorkomen. In het eurogebied zal de werkloosheid naar verwachting oplopen tot bijna 12% in 2010, veel hoger dan de piek bij de teruggang aan het begin van deze eeuw.
Krimp Nederlandse economie naoorlogs record
De zware internationale economische omstandigheden laten Nederland niet onberoerd. In 2008 groeide de Nederlandse economie weliswaar nog met 2% op jaarbasis, maar de laatste drie kwartalen was er reeds sprake van krimp, bekeken van kwartaal-op-kwartaal. Met name in het vierde kwartaal viel de economische bedrijvigheid fors terug. Deze ontwikkeling zet zich de eerste helft van 2009 zelfs in nog wat sterkere mate door. Daarna trekt de economie heel geleidelijk weer aan, maar per saldo krimpt de economie zowel dit als volgend jaar. Dit jaar bedraagt de krimp liefst 3½%, de grootste krimp sinds 1931 (afgezien van de oorlogsjaren). Volgend jaar is de afname van het productievolume met ¼% geringer.
Onzekerheden grotendeels voortkomend uit financiële sector
Het is onzeker of het dieptepunt van de mondiale financiële crisis al gepasseerd is en of de meest ingrijpende gebeurtenissen achter de rug zijn. Gedwongen verkopen, domino-effecten, besmetting van andere delen van de financiële sector en nieuwe reddingsoperaties blijven een reële mogelijkheid. Bovendien slaat de diepe recessie nu markant negatief terug op de financiële sector, via grotere verliezen op uitstaande leningen. De kredietcrisis en de wereldwijde recessie zouden ook nog langer kunnen aanhouden dan in de gepresenteerde centrale projectie het geval is. Een onzekerheidsvariant laat zien hoe de economische ontwikkeling verder kan tegenvallen als de wereldhandel door protectionistische maatregelen nog sterker krimpt.
Hoge besparingen, ruim monetair beleid en falende regelgeving veroorzaakten de kredietcrisis
De kredietcrisis heeft de wereldeconomie in de diepste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog gestort. Dit vraagt om diepgaande analyse van de achtergronden en gevolgen. Het is niet mogelijk één oorzaak aan te wijzen: de crisis blijkt het gevolg van een combinatie van meerdere macro- en micro-economische factoren. Tijdens een periode van afnemende volatiliteit konden grote macro-economische onevenwichtigheden ontstaan. Overvloedige besparingen in China, de olie-exporterende landen, maar ook Nederland, vonden hun weg naar de Verenigde Staten, waar juist sprake was van een spaartekort. Dit spaartekort was mede het gevolg van lage rentes en (te) lage inschatting van risico. Dit zorgde voor een zeepbel in huizenprijzen, aandelen en andere activa. De zeepbel werd nog verder opgeblazen door de combinatie van nieuwe financiële instrumenten en achterblijvend toezicht, waardoor met name banken steeds meer risico konden nemen. De huidige crisis is het gevolg van het leeglopen van de zeepbel, waardoor banken grote verliezen moesten incasseren. Hierdoor ontstond een desastreuze kettingreactie op de financiële markten, wat weer leidde tot wereldwijde vraaguitval en een diepe mondiale recessie. Internationale onevenwichtigheden zullen ook in de toekomst blijven bestaan. Het monetaire beleid zal zich meer moeten richten op macro-financiële stabiliteit, en overheden zullen meer aandacht moeten besteden aan de gevaren van grote structurele kapitaalstromen tussen landen. De nadelige gevolgen van het ontstaan en leeglopen van zeepbellen zijn immers te groot om ze te kunnen negeren.
Hervorming regelgeving banken noodzakelijk
Daarnaast zullen overheden de regelgeving voor hun banken moeten verbeteren om vergelijkbare dramatische gevolgen in de toekomst te voorkomen. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat goedwerkende financiële markten welvaartsverhogend zijn. Ook de Nederlandse financiële sector – fors gegroeid en geïnternationaliseerd – is sterk geraakt door de financiële crisis. Ongekend omvangrijke overheidssteun houdt grote delen ervan overeind. Voor Nederlandse beleidsmakers is, naast het nemen van crisismaatregelen, de grootste uitdaging ervoor te zorgen dat de internationale regelgeving voor de financiële sector verbetert. Daarnaast zal de vermindering van de rol van de Staat in de Nederlandse bankensector een grote nationale uitdaging gaan vormen.
Kredietcrisis kan schadelijke gevolgen hebben voor Nederland op middellange termijn
De kredietcrisis betekent niet alleen dat de Nederlandse economie nu in een diepe recessie verkeert, maar kan ook schadelijke gevolgen hebben voor de middellange termijn. Dit is ook gebeurd met andere landen na een financiële crisis. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat de productie in Nederland blijvend op een lager pad is komen te liggen.
Situatie niet te vergelijken met jaren tachtig
Door de onrust op de internationale financiële markten zijn risicopremies op bedrijfsobligaties tot onvoorstelbare hoogte opgelopen. Beleggers hebben een sterke voorkeur voor relatief veilige staatsobligaties. Als de overheden die besparingen niet opnemen, door tekorten te laten oplopen, ontstaat een klassieke situatie van Keynesiaanse vraaguitval. De huidige crisis wijkt daarmee totaal af van de recessie van de eerste helft van de jaren tachtig, toen de lonen te hoog en de winsten te laag waren, toen het verschil tussen uitkeringen en lonen zo klein was dat werken vanuit financieel opzicht nauwelijks loonde, toen de inflatie onbeheersbaar was en de overheidsfinanciën structureel uit het gareel waren. De beleidsreactie op de huidige recessie moet dus ook een andere zijn dan die in de jaren tachtig.
Uitvoer krijgt rake klappen te verwerken
De zware mondiale recessie treft Nederland hoofdzakelijk via de uitvoer, van oudsher een drijvende kracht achter de Nederlandse economie. In navolging van de relevante wereldhandel gaat ook de goederenuitvoer dit jaar hard onderuit. De export van goederen neemt naar verwachting af met 10¾%. Een dergelijke daling heeft in vele decennia niet plaatsgevonden. De terugvallende uitvoer neemt maar liefst 3%-punt van de BBP-krimp voor zijn rekening. Volgend jaar, wanneer de wereldhandel met een groei van 1½% licht herstel laat zien, vertoont de uitvoer een bescheiden groei van eveneens 1½%.
Consumenten houden hand op de knip
Gezinnen verloren het afgelopen jaar ongeveer 60 mld euro als gevolg van aandelenkoersdalingen. In de projectie ligt voor dit jaar een daling van de gemiddelde huizenprijs besloten en het uitgekeerd winstinkomen halveert naar verwachting. Daar staat tegenover dat de koopkracht dit jaar in doorsnee met bijna 2% stijgt, doordat de inflatie aanzienlijk lager uitkomt dan waar ten tijde van het afsluiten van de cao’s voor dit jaar vanuit werd gegaan. Per saldo leidt dit ertoe dat de particuliere consumptie naar verwachting met ¼% terugloopt. Het zijn vooral de duurzame consumptiegoederen waar een sterke teruggang voor wordt voorzien. Volgend jaar dalen de consumptieve bestedingen door huishoudens verder, met naar verwachting ½%.
Investeringen vallen scherp terug
Producenten hebben te kampen met een forse afname van de vraag uit binnen- en vooral buitenland. De bezettingsgraad loopt dit jaar daardoor terug. Doordat bedrijven hun personeelsbestand niet direct kunnen inkrimpen, daalt de arbeidsproductiviteit in 2009 aanzienlijk. Dit drukt de winstgevendheid. Er is daarom weinig behoefte aan uitbreidingsinvesteringen. Bovendien hebben banken de acceptatiecriteria voor kredietverlening aangescherpt, zodat het ook moeilijker wordt om aan krediet te komen. Deze ontwikkelingen resulteren in een afname van de bedrijfsinvesteringen van 11% in 2009. Volgend jaar, wanneer de productie in de marktsector wederom afneemt, nemen de investeringen verder af, dan naar verwachting zelfs met 12%.
Arbeidsmarkt van krap naar ruim
De werkloosheid lag vorig jaar gemiddeld op 4,0%, terwijl het aantal vacatures halverwege 2008 naar recordhoogte steeg. Eind 2008 was er een recordaantal mensen aan het werk. Kortom, de arbeidsmarkt werd gekenmerkt door krapte. Onder invloed van de snel teruglopende productie daalde het aantal vacatures in het laatste kwartaal van vorig jaar echter al fors, terwijl de werkloosheid naar verwachting dit jaar begint op te lopen. Gemiddeld komt de werkloosheid volgens de raming in 2009 uit op 5½% van de beroepsbevolking. Volgend jaar zet de stijging zich naar verwachting door, tot liefst 8¾%, zodat niet langer sprake is van een krappe arbeidsmarkt.
Inflatie daalt, loonstijgingen beperkt
De inflatie neemt naar het zich laat aanzien af van 2,5% in 2008 tot 1% in beide ramingsjaren. De belangrijkste oorzaak voor de sterke afname dit jaar is de aanzienlijke daling van de brandstofprijzen die de laatste kwartalen heeft plaatsgevonden. Vanaf medio 2009 dalen daarnaast de gas- en elektriciteitsprijzen in Nederland. De lage inflatie en de scherp oplopende werkloosheid leiden ertoe dat de gemiddelde contractloonstijging in de marktsector in nieuw af te sluiten cao’s naar verwachting beperkt blijft tot ongeveer 1%, het niveau van de inflatie. Omdat een deel van de cao’s voor dit en volgend jaar al vast ligt, komt de gemiddelde contractloonstijging uit op 3% dit jaar en 1½% volgend jaar.
Fors tekort op de begroting
Afgelopen jaar vertoonde de begroting een overschot van 1% BBP. Dit jaar slaat het overschot om naar een tekort van naar verwachting 2,8% BBP. In 2010 verslechtert het begrotingssaldo verder tot een tekort van 5,6% BBP. De sterk verslechterde economische omstandigheden zijn hier in belangrijke mate debet aan. Enerzijds vallen de opbrengsten uit belasting- en premieheffing tegen, anderzijds stijgen de uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen fors. Daar komt nog bij dat de gasbaten terugvallen van 2,4% BBP in 2008 tot 1,1% BBP in 2010. Mede door de interventies in de financiële sector door de Staat neemt de EMU-schuldquote toe tot 62,1% BBP in 2010.
Risico’s voor overheidsfinanciën op lange termijn
De uit de kredietcrisis voortvloeiende risico’s voor de overheidsfinanciën op lange termijn kunnen grofweg worden verdeeld in twee categorieën: vermogenseffecten en invloed op de structurele groei. Indien de EMU-schuld door de kredietcrisis toeneemt, wat bij eerdere financiële crises vaak is gebeurd, nemen ook de rentelasten toe. Volgens de huidige uitgangspunten wordt de EMU-schuldquote in 2009 en 2010 uit hoofde van het begrotingssaldo ruim 8% BBP opwaarts beïnvloed. Daarnaast loopt de overheid mogelijk belastinginkomsten mis, wanneer huishoudens en pensioenfondsen hun vermogens zien afnemen. Voorts volgt uit analyse dat de structurele BBP-groei mogelijk substantieel wordt aangetast door de kredietcrisis. Als het verlies aan BBP niet wordt ingehaald, zouden de uitgaven, die vooraf voor de gehele kabinetsperiode zijn vastgelegd, zonder aanvullende maatregelen als percentage van het BBP structureel hoger uitkomen. Daar staan echter geen hogere inkomsten tegenover, zodat in dat geval het begrotingssaldo structureel verslechtert.