De ‘cloud’ is een typisch hypebegrip, want iedereen kan er zijn eigen ideeën instoppen, of ze nu volwassen zijn of niet. Zelfs voor cloud computing zijn er al verschillende modellen.
Een van die modellen is Amazon Elastic Compute Cloud (EC2): een dienst waarbij je dynamisch een aantal servers kan bestellen. Op die servers kun je dan bijvoorbeeld Linux of Windows draaien. Nieuwe servers zijn binnen minuten operationeel. Dat is een groot voordeel, want fysieke servers uitrollen kost al snel dagen, en in sommige organisaties maanden.
Snel opschalen en terugschalen is een voordeel dat al een flink aantal bedrijven er toe heeft overgehaald om productie te draaien op EC2. Men doet er onder meer wetenschappelijke analyses, conversies of datawarehousing. Allemaal toepassingen waar met zeer wisselende intensiteit pittig rekenwerk moet worden gedaan.
EC2 werkt met een virtualisatielaag (Xen) die bij uitstek geschikt is om met complexe geavanceerde hardware te werken. Google heeft een tegenovergesteld model. Er gaan toch altijd servers stuk is de redenering, vooral als je er een miljoen van hebt. Beter is dan om de hardware zo simpel mogelijk te houden, en de betrouwbaarheid te verhogen door er een aparte softwarelaag boven te zetten. De Google Applications Engine maakt zelf uit waar je software draait, en met hoeveel servers. Terwijl Amazon virtuele computers levert waarop je je eigen besturingssysteem draait, levert Google je een programmeertaal om hun wereldwijde ‘engine' te programmeren. In mijn experimenten blijkt dat goed te werken: de applicatie draait tegelijk in Europa en in Azië.
Het Google-model is innovatiever dan dat van Amazon, omdat het een ander niveau van schaalbaarheid levert. Bij Amazon betaal je nog per server-uur. Bij Google zou je echt naar gebruik kunnen betalen. Echter, een dienst die oneindig schaalbaar is, kan ook oneindig snel je credit card leegtrekken. De dienst is vooralsnog gratis, maar wel gelimiteerd.
Peter van Eijk is onafhankelijk adviseur (http://www.digitalinfrastructures.nl/).