Open source-voorstanders zijn blij. Ze zijn echt heel blij. Waarom? Omdat ze keer op keer bevestigd worden. Bevestigd in wat ze altijd al wisten: OpenSource is gewoon hartstikke goed, spannend, leuk, bruikbaar, onafhankelijk en op zichzelf staand. Iedereen mag meedoen, je mag er van vinden wat je wil, voorstander of tegenstander, het maakt niet uit…, het IS er gewoon. En het zal blijven ook.
Tijdens de eerste jaren na het ontstaan van open source speelden de schermutselingen tussen voor- en tegenstanders zich nog af in de periferie van het softwaredomein. Wetenschapper(s) en techneut(en) maakten ruzie over wie er eigenlijk wat had bedacht en wie daarvan had afgekeken.
Toen meer en meer ontwikkelaars het open source-principe omarmden, werden de gevechten al wat zichtbaarder. Grote spelers schamperden over open source, als hadden ze het over een boerenopstand van een handjevol lijfeigenen. Niemand die dit tegensprak, maar ook niemand die hoera riep. De open source-voorstanders gingen gewoon verder met waar ze mee bezig waren… Open source ontwikkelen.
Gaandeweg kreeg open source meer voet aan de grond en de tegenstanders roerden zich met onderzoeken en wetenschappelijke uitspraken. Nee, open source was toch even niet zo goed als hun eigen product. Echt waar, het was immers (door henzelf) onderzocht. De voorstanders daarentegen maakten zich niet druk. Ze gingen gewoon door met waar ze intussen goed in waren geworden, open source ontwikkelen. Na verloop van tijd werden de communities van open source-ontwikkelaars groter. Er kwam bredere ondersteuning. Er werden veel nieuwe projecten gestart. Open source werd populairder en ook betrouwbaarder. Open source werd, langzaam maar zeker, serieuze concurrentie voor de gevestigde softwarebouwers. En die werden daar niet blij van… De voorstanders wel en zij gingen verder met wat ze altijd al gedaan hadden, met veel plezier open source ontwikkelen.
Nu leert de geschiedenis dat een sluipende guerrilla-oorlog niet te winnen valt met een conventioneel gevecht. Dus de gevestigde software-orde zocht alternatieven om hun strijd mee te voeren. Patenten, eigen projecten die open source 'steunen', misleidende namen, etc. Van alles werd er bedacht en in stelling gebracht. Het mocht allemaal niet baten. En het baat nog steeds niet. Waarom niet? Waarom lukt het niet deze digitale opstand, deze openlijke onttrekking aan de gewenste marktmechanismen, de kop in te drukken? Simpel, de voorstanders van open source houden zich niet zo bezig met deze gewenste marktmechanismen. Ze houden zich liever bezig met wat ze leuk vinden en goed in zijn geworden…, open source ontwikkelen. Er is niemand die een strategie maakt om de grote jongens een hak te zetten. Er wordt niet nagedacht over welk open source-product het beste een nieuwe aanval kan pareren. Er is niemand, geen directeur of projectleider, die alle open source-bewegingen coördineert. Er wordt geen energie verspild met politiek. Er wordt energie gestopt in het ontwikkelen van goede open source-producten!
En dat is het antwoord op de vraag waarom open source moet… Er is geen ontkomen aan. Deze manier van software produceren is de afgelopen jaren zo sterk in ontwikkeling, dat het 'serious business' aan het worden is. En omdat dat zo is, zullen we er dus een serieuze plaats voor moeten inruimen. We zullen moeten leren hoe we het beste met open source om kunnen gaan. We zullen dus deskundigen op moeten gaan leiden. Het moet een plaats krijgen in de reguliere informatica- en managementopleidingen. We moeten er dus voor zorgen dat er fatsoenlijk lesmateriaal komt, zodat docenten het vak open source naar behoren kunnen geven.
De open source-software-ontwikkeling strekt zich intussen uit tot een wereldwijd netwerk van communities. Daarom is het vanzelfsprekend dat er, voor het gebruik ervan, ook breder gekeken wordt. En er is niets mis met het verkennen en (leren) gebruiken van de mogelijkheden die er zijn. Wellicht hebben we nog meer tijd nodig. Meer tijd voor het loslaten van wat oude denkbeelden. Zoals het denkbeeld dat de winkel waar we al die tijd gekocht hebben, natuurlijk nog steeds de beste spullen heeft. Wellicht moeten we die tijd er ook gewoon voor nemen. Maar tijd is, zoals bekend, wel geld. Wie dus weinig tijd verloren laat gaan, kan op dit punt voorsprong nemen.
Marteniek Bierman, samen geschreven met Topicus-collega Martijn Dashorst
Ik deel het enthousiasme voor open source maar moet als kanttekening plaatsen dat de grote ontwikkelingen van de laatste jaren gedaan zijn door betaalde medewerkers van grote amerikaanse bedrijvens zoals IBM en SUN. sinds dit soort bedrijven open source ondersteunt is de kwaliteit in doorsnee toegenomen.
Dat er geen energie verspild wordt aan politiek moet ik tegenspreken, de tegenstanders van alles wat ruikt naar “commercieel” voeren heftige discussies, de Debian mailinglists laten dat zien. De realiteit is dat open source nog steeds het beste tot zijn recht komt in kombinatie met “normale” software, dat zal misschien (hopelijk) in de toekomst veranderen.
De vraag is of het wel zo goed is als OpenSource groter wordt. Kleinere bedrijven trekken nu hun voordeel uit OpenSource, dat verliezen ze als OpenSource gebruikt gaat worden door de grotere jongens, die daarmee hun prijs omlaag kunnen drukken.
Ik hoop dat het principe en het marktaandeel van OpenSource software hetzelfde blijft. Als over 15 jaar OpenSource de overhand zou hebben denk ik dat er van de huidige communities niet veel overblijft omdat de bedrijven er zich dan teveel mee gaan bemoeien. Dan is de lol eraf.
Toch heb ik de kwaliteit van OpenSource de laatste tien jaar drastisch zien verbeteren, waardoor inmiddels de meeste dure softwarepakketten een OpenSource alternatief hebben. Ook dit is mooi want zo houd je de commerci?le bedrijven alert. Als ze niet met iets moois op de proppen komen zou immers iedereen overstappen.
Ik heb uw artikel met interesse gelezen, omdat de titel mij aansprak. Helaas herken ik in het artikel geen antwoord op de vraag in de titel “Open Source moet?”. Het komt er ongeveer op neer dat er veel gedaan wordt met als titel “Open Source”. Maar de discussie zou wat helderder worden als u begint met te verduidelijken wat “Open Source” dan volgens u inhoudt.
In uw artikel doet u voorkomen dat er een strijd gaande zou zijn tussen wel-“Open source” en niet-“Open source”. Laten we even de hype voorbij gaan en het beestje bij de naam noemen. Voor mij is “open source” niets meer en niets minder dan wat de naam zegt: “wij geven inzage in de sourcecode van onze programmatuur.”. Er zijn over de wereld heel veel groepen die zich bezig houden met het ontwikkelen van software. Dat is al iets dat al heel lang bestaat. Soms is het een groep die ook gezamenlijk een bedrijf vormt, soms is het een groep die niets meer is dan de groep van mensen die de naam van het software product draagt. Maar ook dat is al van alle tijden, zelfs van tijden voordat er internet bestond. Persoonlijk heb ik in de jaren 80 al belangeloos “shareware” gemaakt dat ik via bulletin boards (zeg maar de chat rooms van de jaren 80) verspreidde en daar soms rustig de source code bij deed voor andere enthousiastelingen. Laten we de dingen gewoon even zien zoals het is. Een beslissing van een groep mensen om anderen inzage in de source code van de door hen gezamenlijk gemaakte software te geven, is geen guerrilla-tactiek. In 80% van de gevallen is het slechts een basis om “hulp” te krijgen bij het idee dat je hebt. Kijk eens op sourceforge.net en je ziet dat de meeste initiatieven die daar staan met een jaar weer afsterven. Is dat een gurrilla-oorlog?
Eerlijk gezegd is dat gewoon een onderkenning dat er heel veel mensen met idee?n zijn, maar maar weinig mensen die de drive hebben om hun idee werkelijk tot een succes te brengen.
Dat zou een veel beter vak zijn voor op scholen ipv het vak Open Source!
Want wat moet ik me bij een vak Open Source voorstellen? Wat ga je daar dan leren? Ga je daar alle verschillende Open Source licenties leren? Of ga je daar leren hoe je met een groep mensen die je alleen via internet kent aan software kunt werken? Of ga je daar leren wat de voordelen zijn van een Open Source model voor keuzen die gebruikersorganisatie maken? Allemaal vragen waarop je heel mooie lessen kunt maken. Maar dan wel als onderdeel van vakken als Bedrijfskunde, Handelswetenschappen, Marketing en Communicatie.
Daarmee positioneer ik de term Open Source als een bedrijfstechnische keuze. Je wilt, door het inzage geven in je sourcecode, iets mee bereiken.
De ene doet dat om controleerbaarheid uit te stralen; bijv. een stem computer leverancier, maar deze zal het vast niet op prijs stellen dat je proactief wat nieuwe software aanlevert ter aanvulling op het programma.
De ander doet dat omdat ze focussen op de service die rondom het product in de markt gezet kan worden; bijv. diverse e-business product leverancier, deze geven wel inzage in hun software en je mag er ook zeker aan bijdragen. Maar de software is alleen in een gehost model te verkrijgen met bijbehorend prijskaartje voor hosting en service.
En ja, dan zijn er ook een paar groepen mensen die gezamenlijk een succesvol open-source product in de markt zetten; dat ook nog eens gratis gebruikt kan worden. Ik denk dan aan bijv. een Open Office. Maar let wel op, veel van deze groepen worden met name gesteund door mensen die wel degelijk ook bij een “gewoon” bedrijf in dienst zijn (ze moeten toch ook hun boterham verdienen), maar van de baas toch aan dat product mogen werken, omdat ze via de service rondom het product er veel aan verdienen. Zijn deze paar in een oorlog? Wel nee. Ze hebben een goed idee, er is markt voor het idee, ze hebben enthousiaste groep van ondersteuners en ze hebben de aantrekkingskracht van de hype mee.
Maar het inzetten en in stand houden van een groot Open Source product neemt net zoveel tijd in beslag als een niet-open source tegenhanger.
Kortom laten we dingen bij de naam noemen. Open source is niet meer en niet minder dan “inzage in de sourcecode” geven. Daar kan op allerlei manieren mee omgegaan worden en wil zeker niet zeggen dat het product dan gratis is.