Google is tot november 2011 de primaire zoekmachine in internet browser Firefox. Dat levert non-profit organisatie Mozilla jaarlijks tientallen miljoenen dollars op.
Financiële zorgen heeft Mitchell Baker niet in de komende jaren. De bazin van de Mozilla Foundation verlengde onlangs het distributiecontract dat Google heeft met Firefox. In ruil voor een prominente positie in de zoekfunctie van Firefox deelt Google de resulterende advertentie-inkomsten met de stichting.
Baker maakt dat nieuws bekend in een bijzin op haar persoonlijke weblog. "De overeenkomst eindigt nu per november 2011 in plaats van 2008. We hebben dus een stabiele bron van inkomsten. We leren ook steeds meer over hoe we Mozilla’s financiële bronnen in moeten zetten om externe bijdragers te helpen met infrastructuur, nieuwe programma’s en nieuwe soorten ondersteuning van onze medewerkers."
Met de term ‘bijdragers’ verwijst Baker naar de onafhankelijke vrijwilligers die gratis hun tijd en middelen inzetten om aan de web browser Firefox, het mailprogramma Thunderbird en andere Mozilla-software te bouwen.
De samenwerking met Google leverde Mozilla in 2005 53 miljoen dollar op en in 2006 67 miljoen dollar. Hoe groot dat bedrag over 2007 was, zal dit najaar blijken. Google heeft tot eind 2009 een vergelijkbaar contract met de Noorse makers van de Opera-browser. Opera Mini, de mobiele versie, geeft echter de voorkeur aan Yahoo’s zoekmachine.
Firefox heeft in Europa een marktaandeel van tegen de 30 procent. Dat bleek uit een Frans onderzoek.
Nederland is op Europees niveau hekkensluiter wat het gebruik van Firefox betreft. In juli 2007 had de browser hier een marktaandeel van 14,6 procent, in maart 2008 was dat 16,4 procent. Van de 32 landen waar gemeten werd, lag enkel in Oekraïne het marktaandeel met 15,2 procent nog lager dan in Nederland.
In maart van dit jaar verscheen een publieke testversie van Microsoft Internet Explorer, versie 8.
Firefox vraagt externe partijen mee te denken aan hoe de gebruikersinterfaces er in de toekomst uit moeten zien.
Bron foto: Channy Yun (CC)