Acht europarlementariërs stellen een richtlijn voor die vrijheid van meningsuiting en informatie verankert in Europese wetgeving. Met jaarlijks 20 miljoen euro moet anti-censuursoftware worden gemaakt. De richtlijn legt exportbeperkingen op naar bijvoorbeeld China.
De Nederlandse europarlementariër Jules Maaten is een van de 8 volksvertegenwoordigers, met verschillende achtergronden, die afgelopen maanden schreef aan het voorstel voor de nieuwe Europese richtlijn Global Online Freedom Act (GOFA).
Landen die internet censureren of hun burgers verhinderen feiten, meningen en informatie te verspreiden, zouden in een zwartboek moeten worden opgenomen.
Maaten schreef onlangs in een column in Het Financieele Dagblad: "De censuur op het internet in autoritaire staten ontwikkelt zich van de toegang blokkeren tot informatie naar vormen van intimidatie en het aanjagen van angst, ook wel Censuur 2.0 genoemd. In China verschijnt een politieagentje op het beeldscherm als omstreden informatie wordt gezocht en er bestaat cyberpolitie. Ook moeten Chinese internetgebruikers in internetcafés zich met naam en toenaam registreren."
De politicus wil dit soort praktijken uitbannen.
De namen van de censuurlanden moeten daarom jaarlijks in de landenberichten worden opgenomen. In dat soort documenten staat bijvoorbeeld ook of de doodsstraf in een land van toepassing is. Daaraan zou de digitale vrijheid van meningsuiting moeten worden toegevoegd.
Aan naties die de mensenrechten schenden, moet volgens het voorstel exportbeperkingen worden opgelegd. Bovendien mag het Europese bedrijfsleven aan hen geen software en hardware meer leveren die voor de censuurpraktijken worden gebruikt.
Het achttal stelt voor om jaarlijks 20 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van software en protocollen om de digitale mensenrechten te bevorderen. Daarmee zou onder andere software gemaakt moeten worden om digitale blokkades, zoals de veelbesproken ‘Chinese Firewall‘.
Zodra het voorstel door genoeg van de 732 parlementariërs en de Commissie is aangenomen, moeten evangelisatiepraktijken beginnen. De politici stellen dat de principes van hun document dan ook aan de man moeten worden gebracht bij de OESO en de WHO.