Als je vandaag de dag probeert te bellen, lukt het vrijwel altijd wel om verbinding te maken met de persoon die jij wilt bereiken. De technologieën zijn dusdanig ver ontwikkeld dat het geen probleem meer is om op een betrouwbare manier met mensen aan de andere kant van de wereld in contact te komen. Maar, als de mensen in kwestie niet dezelfde taal spreken en geen gemeenschappelijke woorden en begrippen kennen, wordt communiceren toch nog problematisch. Ondanks de technische mogelijkheden.
In de ict-wereld doet zich een vergelijkbare problematiek voor: de ict-vendors hebben geïnvesteerd in tooling om softwaresystemen, componenten en services met elkaar te verbinden. Zo is ook binnen de soa-ontwikkeling de laatste jaren vrijwel alleen moeite gedaan om een standaardmanier te vinden voor het technisch verbinden van softwaresystemen en hoe het verpakken van informatie gedefinieerd moet worden. Niet heel gek als je bedenkt dat dit de grootste pijnpunten zijn van enterprise application integration (EAI).
Maar wat de software-industrie ondertussen nog niet afdoende opgepakt heeft, is het definiëren van de taal van de informatie die uitgewisseld wordt en het standaardiseren van gemeenschappelijke begrippen. Hierin is de laatste jaren wel enige verbetering zichtbaar, bijvoorbeeld op het gebied van master data management (MDM). Helaas wordt er vaak alleen nog tooling aangeboden en niet ook businessfunctionaliteiten om bijvoorbeeld de life-cycle van data te beheren. Hierdoor ontstaat het gevaar dat bedrijven gedwongen worden een eigen MDM-standaard te definiëren. Dit betekent een langdurig proces zonder einde en de inzet van dure governance teams.
Het niet definiëren van een standaard voor informatie-uitwisseling leidt tot het probleem dat men voortdurend mappings (vertalingen) moet definiëren tussen de talen die de verschillende systemen spreken. Dit is een cruciaal punt waar vele ict-projecten falen, qua tijd en budgettering. De problematiek is te vergelijken met de dagelijkse praktijk van het Europees parlement. Hier spreekt elk lid in zijn/haar eigen taal. Vervolgens moeten de vertalers elk woord real-time vertalen naar de taal van elk ander lid. Gevolg: inefficiëntie ten top en torenhoge kosten (voor rekening van de Europese onderdanen).
Als oplossing voor dit probleem probeert The Open Applications Group (OAGI) een standaard te ontwikkelen voor hoe businessdocumenten en -begrippen gedefinieerd moeten worden. Het interessante hieraan is dat niet alleen ict-bedrijven participeren, maar ook toonaangevende bedrijven uit uiteenlopende industrieën. Allemaal met een gemeenschappelijk doel: het definiëren van dezelfde businesstaal voor informatie-uitwisseling.
Als ik teruggrijp in het verleden, komt al snel EDI in de gedachte en vooral het feit dat dit destijds gefaald heeft. Er zijn echter verschillende redenen waarom OAGI wel een reële kans van slagen heeft. Ten eerste is zowel binnen de ict- als de bedrijfswereld het inzicht ontstaan dat een gemeenschappelijke taal van eminent belang is en veel voordelen met zich meebrengt. Ten tweede is de technologie veel verder (denk aan XML) en is de communicatie-infrastructuur commodity geworden door het internet. OAGI moet hierbij niet gezien worden als een b2b-toepassing, maar juist als hulpmiddel bij het definiëren van informatie-uitwisseling binnen de bedrijfsmuren.
Soa heeft een gemeenschappelijke businesstaal en MDM nodig, zoveel is zeker. Alleen met tooling en dure governance teams, die langdurig discussiëren over hoe een adresveld eruit moet zien, is er geen toegevoegde waarde voor soa-projecten te behalen. Het kijken naar organisaties die bezig zijn met het standaardiseren van informatie kan hierbij zeer nuttig zijn. Het versnelt het proces van berichtendefinitie, het geeft meer efficiency en het verhoogt de kans op out-of-the-box-interoperabiliteit met andere softwaresystemen. Dit kan het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal voor soa alleen maar bespoedigen.