Als storage-consultant ben je natuurlijk blij wanneer je jaar in, jaar uit de voorspellingen ziet dat de storage-behoefte in de markt blijft verdubbelen. Voor de komende jaren is je kostje weer gekocht. Fabrikanten komen met heel mooie oplossingen om zoveel mogelijk opslag te slijten en te beheren. Ze lezen uiteraard dezelfde rapporten als ik en houden deze behoefte keurig in stand.
De oorzaak van deze ongebreidelde datagroei is naar mijn idee de verzamelwoede van de gebruikers. Mailtjes bewaren van zes jaar terug, inclusief eventuele attachments; een offerte uit 1998 voor een klant die niet eens meer bestaat; drie kopieën van die belangrijke presentatie, ‘just in case’. Ik ben er uiteraard zelf ook schuldig aan. Natuurlijk is het in sommige gevallen verplicht om vanwege wet- en regelgeving data voor meerdere jaren te bewaren. Hiervoor zijn uitstekende oplossingen op de markt, bijvoorbeeld compliant e-mailarchivering en het archiveren van alle ongestructureerde gegevens naar verschillende opslagmedia.
Het merendeel van de data binnen bedrijven hoeft hier echter niet aan te voldoen, maar is wel verantwoordelijk voor de grootste groei van de hoeveelheid gegevens. Bedrijven kunnen natuurlijk extra schijfruimte bij blijven kopen, waardoor er een niet meer te beheren gegevensbrij ontstaat. En al deze data zul je toch ook een keertje moeten back-uppen. Uiteraard kun je een verdeling maken in actieve en statische data en vervolgens beslissen deze ‘niet-bewegende’ data niet te back-uppen. Het is echter beter om eens kritisch te kijken naar deze gegevens. Onder een gezond storage-beleid versta ik namelijk ook data durven verwijderen. Als een consultant zijn toegevoegde waarde voor de klant wil bewijzen, moet hij dus niet alleen denken aan het toevoegen van meer opslagcapaciteit. Vermindering hiervan is vaak een betere oplossing. En dan ben je nog eens groen bezig ook.
Pieter van de Burg
consultant data management, 2e2 Data Management