Met alle hype over appliances die gespecialiseerd zijn in een specifieke dienst zouden we het bijna vergeten: er bestaan ook nog echte servers. Machines die meer dan één dienst tegelijk aankunnen. We hebben er zes getest, waaronder van HP, Dell en Sun.
Een server is in essentie een gewone pc, weliswaar met beter presterende hardware dan een desktop-pc, omdat hij meer diensten tegelijk moet kunnen draaien. Een zwakkere grafische kaart is geen probleem, aangezien dat voor een server immers onbelangrijk is. Redundantie wordt verzekerd dankzij RAID voor het opslagsysteem en dubbel uitgevoerde hardware, waarbij de ‘dubbelganger’ alle taken overneemt als het originele hardwareonderdeel uitvalt. Deze opzet bestaat voor voedingen, processoren, geheugenchips en harde schijven, maar het kan zelfs complete systemen bestrijken.
Het geïnstalleerde besturingssysteem bepaalt welke diensten de server kan leveren. Moderne serverbesturingssystemen zoals die van Microsoft, Sun en diverse Linux-distributies kunnen letterlijk alles: fileserver, webserver, mailserver, databaseserver, domeinserver, internetserver, enzovoorts. Alles zit standaard al in die besturingssystemen. In vorige versies van Windows Server had Microsoft de gewoonte om alle diensten meteen mee te installeren én te activeren. Ook diverse Linux-distributies deden dit. Die aanpak heeft echter nadelen. Als alle diensten die mogelijk zijn op één server standaard actief zijn, dan heft dat een tol op het prestatieniveau. Openstaande, maar niet gebruikte diensten kunnen verder ook een beveiligingsrisico inhouden.
Vandaar dat Microsoft sinds Windows Server 2003 alles heeft dichtgegooid. Het vraagt je bij de installatie welke rol de server moet vervullen, Vervolgens installeert de software alleen de diensten die nodig zijn voor de gekozen rol. Dat is economischer qua systeembelasting en ook veiliger omdat er geen ongebruikte diensten meer draaien. Ook de meeste moderne Linux-distributies en Solaris installeren niet ongevraagd allerlei diensten, maar vragen het je eerst. In kleinere ondernemingen zal je om economische redenen meestal wél meerdere functies op één server combineren.
Huisdiensten
Ook al zijn zowat alle mogelijke diensten al voorradig in een bepaald serverbesturingssysteem, dat wil niet zeggen dat je die ook verplicht moet gebruiken. Als je graag een alternatief wilt hebben voor een meegeleverde dienst, dan kun je dat probleemloos installeren en gebruiken.
Een veel voorkomend voorbeeld vinden we bij webservers op Windows. Microsoft levert standaard IIS (Internet Information Server) mee als webdienst, maar wij kunnen ons voorstellen dat je omwille van de veiligheid en prestaties liever Apache draait. De meegeleverde diensten van een bepaalde producent noemen we huisdiensten. Alternatieven zijn afkomstig van derden of als open source software te downloaden van het internet.
Testprocedure
Helaas kunnen we door budget- en tijdsbeperkingen niet alles testen. We hebben ons dus beperkt tot twee potentiële flessenhalzen: fileserver- en webserverprestaties. We deden net zoals voor de recente NAS-test een beroep op de eTestingLabs NetBench fileserverbenchmark (versie 7.03) en WebBench webserverbenchmark (versie 5.0) met de standaardinstellingen.
Wij hingen in totaal 60 clients aan de server, allemaal draaiend op gangbare desktop-pc’s of notebooks met Windows XP of Vista. Op elke fysieke pc draaiden meerdere virtuele Net/WebBench-clients. De exacte hoeveelheid is afhankelijk van de clientmix die de benchmark op een gegeven ogenblik nodig heeft. De test gebeurt met Gigabit Ethernet-netwerkkaarten in de desktopclients. De te testen server en de client-pc’s hingen in hun eigen aparte testnetwerk, verbonden via een Gigabit-switch.
De Net/WebBench-clients belasten de server maximaal; in een werkelijke productie-omgeving komen dit soort belastingsniveaus zelden voor. Onze testopstelling simuleert dus een veel groter netwerk.
De te testen server werd als fileserver geconfigureerd met het door de leverancier geleverde besturingssysteem. De enige aanpassing die wij deden voor onze test was het aanbrengen van een testdirectory en die toegankelijk maken via het netwerk voor de Windows-client-pc’s. We activeerden ook de huiswebdienst (IIS voor Windows Server 2003; Apache2 voor Linux of Solaris) en installeerden een speciale testdirectory met de WenchBench-belastingsgegevens die dan opgevraagd worden via http voor de webtest.Voor het overige gebruikten we de standaardinstellingen van de server en het daarop aanwezige besturingssysteem. Het is dus best mogelijk dat je betere prestaties krijgt door het tunen van de instellingen.
De NetBench en WebBench benchmarks leveren een rapport af dat zeer uitgebreid is. Omdat het ons tenslotte voornamelijk interesseert hoe snel de server is bij een zo hoog mogelijke belasting, hebben we het gehouden bij de maximumresultaten. Het eindresultaat is met andere woorden de hoogst mogelijke werksnelheid van een zo hoog mogelijk aantal gelijktijdig werkende clients op de server. We bepalen bij hoeveel gelijktijdige clients de hoogste werksnelheid bereikt wordt voordat de resultaten afvlakken of zelfs dalen. Praktische beperkingen nopen ons echter het aantal clients te limiteren tot 60. Als een server 60 clients haalt en de tendens stijgend is, is zo’n server dus sneller dan onze huidige benchmark kan meten.
Voor de scoreberekening hebben we deze hoogste werksnelheid genomen en die afgewogen tegen het aantal clients dat actief was en of het prestatieniveau nog steeg of niet. Hoe hoger deze testscore, hoe beter de netwerkprestaties van de server. In de tabellen die bij dit artikel horen, vind je alle details.
Geteste servers
We vroegen de deelnemers aan deze test om serverhardware die min of meer vergelijkbaar zou zijn. Dat omvat een 64-bits 2,8 GHz quadcore Xeon-processor met een L2-cache van 12 MB en een frontside-bus van 1600 MHz (of zo equivalent mogelijk), met 2 GB 800-MHz DDR2 ECC FB-DIMM RAM, uitbreidbaar tot 32 GB (of zo equivalent mogelijk); een SATA-schijfeenheid van 80 GB (of zo equivalent mogelijk, RAID-1 mag ook) en twee Gigabit Ethernet-poorten. We kregen servers binnen van Dell, HP, Sun, Triple-S (Supermicro) en Ronver (X3, twee stuks).
Dell PowerEdge 2950 III
De Dell PowerEdge-server heeft acht lades voor harde schijven.De Dell PowerEdge 2950 is een 2U-rekappliance met acht lades voor harde schijven waarmee je een RAID-systeem kunt bouwen. Deze server gebruikt een 64-bit Intel Xeon-processor met 4 GiB RAM en Dell leverde keurig de 64-bit uitvoering van Windows Server 2003 Enterprise Edition geïnstalleerd mee. Qua hardware komt deze server dus niet overeen met de andere machines in deze test. Dell had ons deze server eigenlijk gestuurd voor de NAS-test. Er was namelijk geen PowerVault appliance ter beschikking.
Omdat echter een normale Windows Server-uitvoering was geïnstalleerd en niet Storage Server, hebben we hem dan maar in deze test meegenomen. Volgens de website van Dell wordt een 64-bit Windows echter niet standaard geleverd, dus krijg je normaal gesproken de 32-bit uitvoering. Met de 64-bit variant van Windows 2003 presteert deze PowerEdge in elk geval voorbeeldig en onze benchmarks konden hem niet tot het uiterste belasten. Dat was echter op het randje: de prestatiegrafieken waren bij 60 clients toch al aardig aan het afvlakken.
HP ProLiant DL 380 G5
De HP-servier is een bescheiden rek-appliance van 2U hoog.De HP ProLiant DL 380 G5 is een vrij bescheiden uitziende rekappliance met acht verticaal geplaatste kleine lades voor 2,5-inch harde schijven. Dat lijkt een wat aparte keuze, maar het stelt je wel in staat twee rekeenheden hoog te blijven en toch aardig wat schijfcapaciteit in RAID te hebben. HP leverde ons slechts vier SAS-schijven van elk 36 GB mee. We gebruikten de eerste voor het besturingsssysteem en configureerden de overige drie in RAID-0 voor het allerhoogste prestatieniveau.
HP levert deze server mee met zowat elk mogelijk besturingssysteem waar je maar om vraagt. We besloten van de gelegenheid gebruik te maken en deze server eens te testen met vier verschillende besturingssystemen, om je te laten zien welke impact de keuze van het OS heeft op de serverprestaties.
We installeerden Windows Server 2003 Enterprise editie, zowel 32- als 64-bit, Windows Server 2008 Enterprise editie (64-bit, zowel de volledige als de Core) en ook nog een Novell SuSE Linux Enterprise Server 10 (eveneens 64-bit). De testresultaten van de Windows 2003 64-bit gebruiken we als vergelijkingsbasis met de andere servers in deze test.
Hulpmiddel
Voor het installeren van besturingssystemen op deze server biedt HP trouwens een heel interessant hulpmiddel: SmartStart. Dat prepareert een partitie en alle stuurbestanden op de server en werkt dan met een script om het door jou gekozen besturingssysteem met alle toeters en bellen volautomatisch voor je te installeren. Dit is uitermate gebruiksvriendelijk en het werkt prima. HP verdient daar wat ons betreft een pluim voor.
De ondersteunde besturingssystemen mogen echter wel eens bijgewerkt worden, want hoewel HP op zijn SmartStart-webpagina spreekt over ondersteuning van allerlei Linux’en en Windows Server 2008, blijkt de laatste versie van SmartStart die wij van HP’s site binnenhaalden net zoals de meegeleverde alleen Novell NetWare en Windows 2000 en 2003 te ondersteunen.
Inzake prestaties doet de server van HP het niet slecht, maar niet zo goed als die van Dell. Bij de fileserverprestaties haalt hij 279,11 Megabit per seconde (Mbps) bij 60 clients en stijgend. De webserverprestaties toppen bij 6545,4 aanvragen per seconde bij 60 clients en ook weer stijgend. Met Linux haalt deze HP-machine echter nog hogere prestaties: 2% beter als fileserver, en bijna 28% beter als webserver. Deze server presteert met Windows Server 2008 overigens licht beter dan met 2003, maar ook dan ligt Linux nog voor. De Core-editie van Windows Server 2008 weet op de HP wel de webserverprestaties van Linux op een haar na te evenaren. Dit bleek eerder ook al uit de test van Windows Server 2008 Core Edition.
Sun Fire X4150
Op de server van Sun kun je Solaris, maar ook Linux of Windows draaien.Ook al zou je dat van Sun misschien niet verwachten, het bedrijf geeft je wel degelijk de keuze over het besturingssysteem dat je op Sun-servers wilt hebben: naast Solaris zijn ook Linux en Windows mogelijk. De Sun Fire X4150 is een rekappliance met acht horizontaal geplaatste kleine lades voor 2,5-inch harde schijven. Het kleine formaat stelt Sun in staat slechts één rekeenheid hoog te blijven en toch aardig wat schijfcapaciteit in RAID te hebben.
Standaard heeft deze X4150 twee quadcore Intel Xeon X5355 processoren en 8 GiB RAM aan boord. Omdat we in onze testspecificatie vroegen om slechts één cpu en 2 GiB RAM heeft Sun er één cpu uitgehaald en ook geheugen verwijderd. Normaal kun je dus veel betere prestaties van deze X4150 verwachten.
We vroegen Sun het in ons land meest verkochte besturingssysteem erop te installeren. Ze leverden ons de X4150 met Solaris X64. Dat betekent natuurlijk Apache2 als webserver en Samba om de Windows shares tot stand te brengen. De prestaties zijn voorbeeldig, al hadden we eigenlijk nog iets snellere webserverprestaties verwacht. Heel interessant is, dat Sun je de mogelijkheid geeft servers gratis uit te proberen gedurende 60 dagen en ze daarna met korting te kopen. De vervoerskosten worden door Sun betaald, ook de retourkosten als je besluit de machine toch niet te kopen.
Supermicro SuperServer 6015C-MT
Deze Supermicro-server is een voorbeeld van zogeheten zelfbouw-hardware, geleverd door kleinere producenten.Triple-S levert computer- en opslagsystemen op maat. We hebben de door dit bedrijf geleverde server in de test opgenomen als voorbeeld voor wat je qua prestaties mag verwachten van zelfbouwservers op basis van Intel-hardware. Dergelijke systemen worden door diverse kleinere bedrijven overal in het land geleverd. Voor deze test leverde Triple-S ons een één rekeenheid hoge appliance met vier schijflades waarin in ons geval slechts twee SATA-schijven in RAID-1 geplaatst waren.
Hoewel dit een 64-bit systeem is, installeerde Triple-S helaas een 32-bit uitvoering van Windows 2003. Windows Vista draait weliswaar sneller op een 64-bit platform als je de 32-bit uitvoering gebruikt, maar dat geldt niet voor de servervariant. De prestaties zijn daar namelijk zwaar afhankelijk van de communicatie met allerlei hardware, zoals harde schijven en netwerkkaarten, en dat gaat wel degelijk sneller in 64-bit dan in 32-bit.
De gevolgen voor deze keuze van besturingssysteem laten zich dan ook duidelijk voelen bij onze benchmarks. Bij de webserverbenchmark zien we een verrassende en door ons onverklaarbare duik in de prestaties bij 12 clients: zowel de benchmark met 6 clients als die met 18 en hoger scoren beduidend hoger. WebBench piekt bij iets meer dan 7100 aanvragen per seconde en 54 clients; daarna daalt het. Bij de fileserverbenchmark stelt deze SuperServer ons ook teleur en biedt met nog geen 100 Mbps bij 60 clients de laagste prestaties uit deze test.
X3 SlimPowerServe SATA en ProPowerServe SAS
Ook Ronver levert Intel-gebaseerde zelfbouwservers onder het huismerk X3. We ontvingen twee verschillende X3-servers, die in deze test eveneens meedoen als voorbeeld voor wat je mag verwachten bij andere kleinere bedrijven die vergelijkbare serverhardware verkopen. De SlimPowerServe SATA is een smalle rekappliance met SATA-schijven aan boord en de ProPowerServe SAS is een grote toren-pc (die ook in een 5U-rekeenheid omgetoverd kan worden) met vier SAS-schijven, maar met ruimte voor uitbreiding tot tien. In beide servers zit één GiB RAM en het besturingssysteem staat op in RAID-1 geplaatste SATA-schijven. Bij de SlimPowerServe waren dat dan meteen de enige schijven.
Eigenaardig genoeg koos ook Ronver ervoor om de 32-bit uitvoering van Windows 2003 te installeren, ook al zijn dit 64-bit systemen. Dat blijkt dan ook uit de prestaties en dat heeft vooral nare gevolgen voor de ProPowerServe SAS. In de webservertest bereikt deze zijn maximum namelijk al bij ongeveer 30 clients en blijft dan rond dit niveau zwabberen: een teleurstellende 7.000 aanvragen per seconde. Bij de fileservertest doet deze X3 "Pro" het niet veel beter met minder dan 180 Mbps, hoewel hij daar bij 60 clients nog steeds aan het stijgen is. Het is jammer dat Ronver deze nochtans voldoende performante hardware zo in de steek laat door verkeerde software erop te installeren!
De gevolgen voor de X3 "Slim" blijken minder erg. De webserverprestaties zijn helemaal niet slecht en pieken bij 54 clients met bijna 10.290 aanvragen per seconde, maar dalen dan. Als fileserver doet deze "Slim" het echter minder goed dan zijn grote broer met een piek van nog geen 130 Mbps bij 60 clients en stijgend.
Conclusie
De allerbeste fileserver uit deze test is Sun met zijn Fire X4150, met HP als een goede tweede (als je de HP met Linux gebruikt, dan evenaart hij de Sun) en met Dell op zijn hielen. De andere servers zitten daar qua prestaties mijlenver onder. Bij de webservertest geldt deze volgorde niet en presteert de Dell PowerEdge 2950 III het best. Sun biedt een goede tweede en de rest presteert een stuk minder. Eigenaardig genoeg leverden de meeste merken ons een 64-bit server met daarop een 32-bit Windows 2003 server, maar dat bleek alvast bij HP weinig verschil uit te maken.
Als we rekening houden met de prijs, is de beste koop de X3 SlimPowerServe SATA: diens prestaties zijn redelijk, maar niet uitstekend. Wellicht verandert dat met een 64-bit besturingssysteem aan boord. Afhankelijk van wat voor diensten de door jou gewenste server moet verrichten, kan het best zijn dat het niet uitmaakt of er Windows, Linux of Solaris op draait. Maar qua ROI maakt dat wel degelijk iets uit en voor Windows moet je immers ook nog beveiligingssoftware aanschaffen, terwijl dat voor Linux en Solaris niet hoeft. De besturingssystementest die we bij de HP server uitvoerden, toont trouwens aan dat Linux nog steeds beter presteert dan Windows 2003 én 2008.
De Kern
Servers kunnen je meer dan één dienst tegelijk aanbieden.
Als je bespaart op de hardware en dan Windows 2003 wil draaien, lijden de prestaties daar zwaar onder: gebruik dan liever Linux.
Johan Zwiekhorst, Datatestlab