Goed opdrachtgeverschap in het ICT-domein is nog te sterk afhankelijk van persoonlijke factoren zoals moed en kracht van de projectleiding.
Dit duidt op onvolwassenheid van de organisatorische invulling van het opdrachtgeverschap. De organisatiecultuur van het opdrachtgeverschap lijkt op het projectmatige werken uit de beginjaren 90. Dat zijn enkele van de uitkomsten uit de Valori Marktmonitor Goed Opdrachtgeverschap 2007. Valori, kennisleider op het gebied van Goed Opdrachtgeverschap, heeft kwalitatief en kwantitatief onderzoek gedaan naar de inrichting en beleving van opdrachtgeverschap.
"Voor projectmatig werken geldt dat de resultaten van professionalisering over de afgelopen 15 jaar goed zichtbaar zijn. Dit heeft herkenbare en geaccepteerde werkwijzen opgeleverd. In het geval van opdrachtgeverschap zien we dat als een nog te behalen doel". Dat zegt Bob van Zeist, mede-onderzoeker en co-auteur van het onderzoeksrapport. Van Zeist is bij Valori als Concerndirecteur Valori Academy tevens verantwoordelijk voor Research & Development.
De onderzoekers hebben diepte-interviews gehouden met managers van vijf toonaangevende bedrijven die bekend zijn met het fenomeen opdrachtgeverschap. Daarnaast hebben 60 managers uit het klantenportfolio van Valori meegedaan aan een online enquête.
Van Zeist: "We hebben scherpe analyses gehoord over hoe het zou moeten en wat er mis ging en gaat. Het zelfbeeld laat zich anno 2007 het beste beschrijven als: bewust onbekwaam. Dit komt tot uitdrukking in het vooraf kunnen aangeven waar het schip binnen de organisatie gaat stranden. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat ondanks de klachten over ICT er nog zoveel aan ‘de ICT’ers’ wordt overgelaten, ondanks de verwevenheid van ICT en business. Een projectbureau, bijvoorbeeld, dient zowel de business- als de ICT-inspanning onder eenduidige regie te plaatsen. Het zou dan ook beter belegd zijn buiten ICT, direct onder de operationele directie."
Uit de interviews rijst een duidelijk patroon op in het gebruik van procedures. "Eerst zijn er te weinig procedures, en vervolgens, bij verlies van controle, is er de roep om meer en meer. Dat is prima zolang de procedures houvast bieden, en geen verkramping. Het gaat mis als we hierbij de menselijke maat uit het oog verliezen. Het kind wordt dan met het badwater weggegooid", besluit Van Zeist.