Op de laatste dag van 2007 heeft het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse zaken besloten een ‘paspoortkaart’ te voorzien van een rfid-chip die tot op zo’n 6,5 meter afstand afleesbaar is. Critici menen dat de paspoortkaart daardoor inherent onveilig is. De paspoortkaart is bedoeld voor buitenlandse reizen overland en overzee in de directe omgeving van Amerika.
Op 31 december 2007 heeft het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse zaken besloten een rfid-chip in de Amerikaanse paspoortkaart in te bouwen die tot een afstand van zo’n 6,5 meter (20 voet) afleesbaar is.
De nieuwe paspoortkaart, die vanaf zomer 2009 in omloop wordt gebracht, hoeft niet door een kaartlezer gehaald te worden, zoals dat wel het geval is bij het normale Amerikaanse paspoort. Die bevat een rfid-chip die slechts tot een afstand van zo’n 7,5 centimeter (3 inch) afleesbaar is.
Identiteitsroof
Volgens critici maakt deze eigenschap de nieuwe paspoortkaart per definitie onveilig. Identiteitsroof zou relatief eenvoudig zijn. De gebruikte rfid-technologie zou geschikter zijn voor het traceren van goederen dan van mensen. Bovendien zou de kaart met een sterkere uitlezer ook op een afstand van 13 meter afleesbaar zijn.
Een woordvoerder van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse zaken werpt tegen dat er geen biografische gegevens via rfid afleesbaar zullen zijn, maar enkel een foto van de kaarthouder. Bovendien gaat het Ministerie aan de kaartleverancier (die nog geselecteerd moet worden) vragen om een beschermend hoesje te ontwerpen.
De Amerikaanse paspoortkaart is bedoeld als een goedkoper en kleiner alternatief voor het normale paspoort. De kaart kan gebruikt worden om over land en zee (maar niet per vliegtuig) te reizen naar Canada, Mexico, Bermuda en de Caribbean.