Capaciteit is lang niet het enige criterium dat de keuze van een opslagsysteem bepaalt. Zo is de Europese divisie van Office Depot vooral enthousiast over het ‘appliancekarakter’ van Suns Thumper. Het bedrijf kocht er acht, ook al verwacht solution architect Paul Meerts dat van de totale capaciteit van 192 TB er nog geen zestien zullen worden gebruikt.
Suns Thumper is door analisten wel eens een ‘storage monster’ genoemd. Het systeem heet formeel Sun Fire X4500 en laat zich wat lastig in een hokje plaatsen. Aan de ene kant is het een server. Het systeem heeft maximaal vier 64 bits dualcore Opteron-processoren van AMD aan boord en is daarmee meer dan geschikt voor menig rekenintensieve applicatie. Tegelijkertijd is het ook een opslagsysteem. Het eerste model dat Sun in deze serie heeft uitgebracht, heeft 48 schijven. Die zijn goed voor een gezamenlijke opslagcapaciteit van 24 TB. Reken- en opslagcapaciteit staan onder besturing van Solaris, dat daarbij nadrukkelijk leunt op een 128 bits en ZFS geheten bestandssysteem.
Alles-in-één
Hoewel ook andere leveranciers inmiddels op deze trein zijn gesprongen (zie kader ‘Is het opslag of is het een server?’) biedt Sun hiermee een systeem dat wat verwerkingscapaciteit en opslagmogelijkheden opmerkelijk genoemd mag worden: een redelijk forse server met een grote hoeveelheid opslagcapaciteit in één 4U-systeemkast. De vraag hierbij is natuurlijk wel: voor welke toepassingen is een dergelijk concept interessant?
Voor Paul Meerts, solution architect van de Europese divisie van Office Depot in Venlo, is dat antwoord heel duidelijk. “Voor ons biedt dit systeem een goede oplossing bij de productie van onze Viking Direct- en Office Depot-catalogi. We hebben er dan ook acht gekocht.” Daarmee heeft Meerts een opslagcapaciteit van 192 TB in huis gehaald. Dat lijkt erg veel voor de productie van catalogi. “Dat is het ook,” geeft Meerts toe, “maar het gaat ons niet zozeer om de capaciteit als wel om het feit dat deze systemen prima kunnen samenwerken met de Macs die onze creatieve mensen gebruiken. En misschien nog wel het belangrijkste voordeel: de systemen kunnen als een alles-in-één appliance worden gebruikt.” Office Depot is in Europa vooral bekend als leverancier van kantoorartikelen die via catalogi worden verkocht. Dat gebeurt inmiddels in twaalf landen in zeven taalgebieden, waaronder Nederland. Het productieproces van deze gidsen verloopt deels centraal en deels via de diverse landenorganisaties. Het centrale deel bestaat onder andere uit de activiteiten van een prepress-bureau dat een database met circa honderdvijftigduizend foto’s van producten en vijftienduizend illustraties (logo’s en dergelijke) beheert. “Dat doen we centraal omdat het bij dit soort hoeveelheden erg belangrijk is dat een weldoordachte naamgevingsconventie wordt toegepast. Doen we dat niet, dan kost het veel te veel tijd om in dat enorme aantal foto’s de juiste terug te vinden.” Beeldmateriaal wordt door de diverse leveranciers bij dit prepress-bureau ingeleverd. Zij zorgen voor een technische bewerking en voorzien ieder bestand van een unieke en goed herleidbare naam. Iedere nacht haalt de ict-afdeling van Office Depot de wijzigingen in deze database over naar een in Venlo geplaatste Thumper. De nieuwe opslagservers zijn bedoeld als vervanging van verouderde en inmiddels uit het onderhoudscontract lopende apparatuur. De voor de diverse landen bedoelde Thumpers worden eerst in Venlo geconfigureerd en ‘geladen’. “We synchroniseren hier in Venlo al het beeldmateriaal via een lokaal netwerk, zodat dit niet via het wide area network hoeft te gebeuren. Vervolgens sturen we zo’n voorgeconfigureerd systeem naar een lokale vestiging.” Dit decentrale deel van het project was voor Meerts een belangrijke reden om voor de nu gekozen aanpak te gaan en niet voor bijvoorbeeld een nas-systeem (network attached storage). “We hebben uiteraard naar nas gekeken. Het nadeel van nas is echter dat er te veel losse componenten bij komen kijken. Je hebt een server nodig, er moeten aparte hba’s (host bus adapters – red.) worden aangeschaft, noem maar op. Dat moet allemaal beheerd worden en kan ook allemaal kapot gaan. De Thumper is in feite een appliance: één kast waarin alle noodzakelijke componenten zijn opgenomen. Gaat er iets kapot, dan hebben we bovendien maar met één leverancier te maken.”
WAFS en Xserve
Er was nog een reden om voor deze systemen te kiezen: het gebruik van Macs door de creatieve teams. “We hebben bijvoorbeeld ook naar WAFS (wide area file services) gekeken. Dat werkt ook goed, maar dan gaat het altijd om Windows-systemen. Het beheer van de Mac-omgeving wordt deels door de ict-afdeling gedaan en deels door de gebruikersorganisatie. Dus Windows was niet zo’n goed idee. Temeer omdat de creatieve afdelingen al wel gewend waren aan het gebruik van Sun-apparatuur. Dat was ook een pluspunt. Bovendien gaat ook Apple aan de slag met Suns bestandssysteem ZFS en dat is natuurlijk ook een pre.” Ook Apples eigen Xserve-servers en Xraid-opslagsystemen zijn bekeken, maar daar heeft Meerts minstens twee problemen mee. “Het gaat dan toch weer om een opslagsysteem dat uit meerdere componenten bestaat, terwijl de centrale ict-afdeling geen kennis van Mac-technologie heeft. Om daar speciaal enkele mensen voor op te leiden, vonden we toch wat veel van het goede. Afgezien van de technische specificaties, bleek Sun dus ook nog eens een mooi compromis te bieden.”
Te veel capaciteit
De volledig geladen Thumpers worden nu een voor een in gebruik genomen. Levert het prepress-bureau nieuw beeldmateriaal op, dan worden deze illustraties eerst naar de centrale opslagserver in Venlo overgehaald en vervolgens via het wide area network naar de diverse systemen gedistribueerd. Is 24 TB per land echter niet een beetje veel voor de opslag van al dit beeldmateriaal? “Absoluut”, zegt Meerts. “Samen met alle door de vormgevers gemaakte Quark Xpress-pagina’s en wat er verder nog bij de productie van catalogi komt kijken, zitten we op hooguit 2 TB per systeem. Daar zaten wij dus zelf ook nogal mee in onze maag. Sun werkt weliswaar aan een half zo grote variant met 24 schijven, maar die is nog niet klaar en daar kunnen we ook niet op wachten.” De oplossing bleek tweeledig. Allereerst is besloten om de vrije ruimte deels in te vullen met snapshots van alle lokaal opgeslagen informatie. “Daarbij kunnen we dus naar believen kiezen voor het gebruik van individuele schijven. Het besturingssysteem is hierdoor keurig fysiek gescheiden van de data en de snapshots staan ook op andere schijven. Van al die snapshots maken we bovendien weer een back-up naar de centrale opslagserver in Venlo, zodat alle data op drie plaatsen vastligt.”
Gebruik van ZFS
Daarmee komt de benuttingsgraad van iedere opslagserver inclusief gereserveerde ruimte voor toekomstige groei op maximaal 2 TB. “Daarop zijn we met Sun gaan praten, want het zou toch een beetje raar zijn dat we zouden moeten betalen voor zoveel extra capaciteit als we die helemaal niet gebruiken. En disks uit de systemen halen wilde Sun om begrijpelijke redenen niet. Prijstechnisch zijn we daar uiteindelijk goed uitgekomen.” Het gebruik van ZFS biedt Office Depot een aantal interessante voordelen, meent Meerts. “We gebruiken bijvoorbeeld geen database voor het vastleggen van alle beeldmateriaal. Alles gebeurt simpelweg met ‘flat files’. De unieke naamgeving in combinatie met wat scripts zorgt ervoor dat vormgevers heel snel de juiste illustraties op het scherm hebben staan.” Bouwt Office Depot daarmee niet eigenlijk een een ‘klein database-je’? “Nee, dat denk ik niet. Het gaat echt om een handvol scripts die ervoor zorgen dat als een vormgever de ruwe opzet van een cataloguspagina ontvangt hij direct ziet welke artikelen op die pagina moeten komen, om welke tekst het gaat en welk beeldmateriaal daar bij hoort. Denk bij zo’n script bijvoorbeeld aan een hulpmiddeltje om die plaatjes snel te kunnen ophalen. Het gaat bovendien vooral om scripts die aan de clientzijde draaien en niet op de opslagserver.” ZFS was geen belangrijk criterium bij de keuze van deze aanpak, stelt hij. “Op de snapshots na doen we niet echt geavanceerde dingen met het bestandssysteem. Voor ons had het ook met een eenvoudiger 64 bits- of 32 bits file system gekund.” Veel belangrijker in zijn visie is het concept van één storage appliance. “Voor ons is het van groot belang dat we geen – wat wij noemen – ‘drop dates’ missen. Een catalogus die te laat bij de klant ligt, kost ons simpelweg omzet. Dat mag dus nooit gebeuren. Als er zich technische problemen voordoen, hebben we nu met slechts één leverancier te maken. Dat rechtvaardigde in mijn optiek zelfs de wat hogere kosten die aan een Thumper kleven ten opzichte van meer conventionele manieren van werken.”
Opslag of server?
Sun’s Thumper (officieel de Sun Fire X4500) was een van de eerste systemen waarvan niet meer direct duidelijk is wat het is: een server of een storage-apparaat? In feite gaat het om beide: een redelijk uit de kluiten gewassen server die standaard een zeer grote hoeveelheid diskcapaciteit aan boord heeft. In het geval van Sun: 24 TB, al wordt inmiddels gewerkt aan een kleiner model. Ook andere aanbieders zijn inmiddels met dit idee aan de slag. Bij IBM gaat het bijvoorbeeld om een opslagblade. Hier het zelfde verhaal: een snelle server met zo’n 2,5 TB aan opslagcapaciteit in de vorm van achttien harde schijven. HP heeft in zijn StorageWorks-productlijn gekozen voor wat kleinere modellen opslagblades. Deze hebben een capaciteit van 876 GB. Het gaat hier om een bladesysteem dat in feite de rol van ‘direct attached storage’ (das) op zich neemt, bedoeld voor bedrijven die liever niet doorgroeien naar een nas-systeem, maar simpelweg de das-capaciteit van een bestaande blade server willen uitbreiden.