Virtuele aanbieders van netwerkcapaciteit mogen zich in een groeiende belangstelling verheugen. Een belangrijk voordeel blijkt juist dat dit soort aanbieders zelf geen meter eigen kabel in de grond hebben zitten.
Lakkenspecialist SigmaKalon neemt al jaren bij een ‘virtual network operator’ (vno) een internationaal netwerk af dat driehonderd locaties in twintig landen met elkaar verbindt. Onlangs is men opnieuw voor een periode van vijf jaar een contract met een dergelijke aanbieder aangegaan. Royal Haskoning, een in Nijmegen gevestigd en internationaal opererend ingenieursbureau, is daar nu net een jaar mee bezig.
Langzaam maar zeker lijkt het concept waarbij een virtuele netwerkaanbieder die niet over eigen netwerken beschikt, maar toch in staat is klanten van een internationaal netwerk te voorzien, aan populariteit te winnen. Denk hierbij aan een bedrijf als Vanco, maar bijvoorbeeld ook aan Telindus, al is dit laatste bedrijf inmiddels overgenomen door Belgacom.
Deze manier van werken kan een ict-afdeling interessante voordelen opleveren. Niet voor niets typeert Gartner inmiddels een vno als Vanco als een zogeheten ‘challenger’ in zijn ‘magic quadrant’ voor ‘global network service providers’. In een magic quadrant probeert het adviesbureau aanbieders ten opzichte van elkaar te positioneren. Het doet dat op basis van argumenten als de gevoerde strategie, de visie en het vermogen om die visie in concrete producten en diensten om te zetten.
Neutrale positie
Zowel SigmaKalon als Royal Haskoning is om tal van redenen in zee gegaan met een vno en niet met een traditionele aanbieder die over een eigen netwerk beschikt. Twee argumenten lijken er bij dit soort projecten echter keer op keer bovenuit te steken.
De eerste reden, zo stelt Arjan Post van SigmaKalon vast, is het feit dat een virtuele netwerkaanbieder een neutrale positie inneemt ten opzichte van de eigenaren van netwerken. Het is natuurlijk al jaren mogelijk om via bijvoorbeeld KPN, BT, Orange Business Services en andere aanbieders een internationaal netwerk af te nemen, maar hierbij speelt vaak het probleem dat zij deels een eigen netwerk leveren, maar deels ook bij andere bedrijven zullen moeten inkopen.
Een veelgehoorde klacht van gebruikers van dit soort door traditionele carriers ingekochte netwerken is dat er in de praktijk een duidelijk verschil bestaat tussen het eigen en het ingekochte netwerk. De grip van de carrier op de ingekochte capaciteit is beduidend minder stevig dan de controle die men over het eigen netwerk heeft. Of dat te maken heeft met de marges die men op beide soorten netwerkcapaciteit weet te maken, laten klanten vaak maar in het midden. Wel is duidelijk dat ook de dienstverlening nog wel eens wil variëren, waarbij het eigen netwerk het beduidend beter doet dan het elders ingehuurde netwerk.
Er is echter nog een punt. Voor een aanbieder met een eigen netwerk bestaan de kernactiviteiten uit het verkopen van de eigen capaciteit en de eigen diensten. Het leveren van netwerkvoorzieningen die elders ingekocht worden, vormen hierbij hooguit een aanvullende dienst. De ervaring die men heeft met het inkopen van deze ‘externe’ capaciteit is daardoor ook niet zo groot. Een virtuele netwerkaanbieder beschikt niet over een eigen netwerk en heeft dus een kernactiviteit moeten maken van het inkopen van capaciteit en het beheren van dat soort overeenkomsten.
Inkoop als kernactiviteit
Voor Hendrik-Jan Smaal van Royal Haskoning is juist dat aspect heel belangrijk. Hij stelt vast dat iedere ict-afdeling in principe zelf ook in staat is om een virtueel netwerk te realiseren. Het is immers een kwestie van onderhandelen met die netwerkaanbieders die nodig zijn om de juiste geografische dekking te realiseren. Vno’s bezitten op dat terrein echter veel meer ervaring en expertise. Inkoop en contractbeheer zijn naast het ontwerpen van netwerkvoorzieningen hun kernactiviteit. In de praktijk blijkt alleen al het loskrijgen van een offerte bij een netwerkaanbieder aan de andere kant van de wereld voor veel ict-afdelingen een lastig probleem. Dat men ook nog met andere wet- en regelgeving te maken heeft, maakt de situatie er zeker niet eenvoudiger op.
Bovendien sluit het vno-concept goed aan bij de behoefte van veel bedrijven om alles uit te besteden wat niet tot de kernactiviteiten wordt gerekend. Deze aanbieders hebben van deze activiteiten echter juist wel hun ‘core business’ gemaakt en zijn daardoor vaak in staat om betere prijzen en een betere dienstverlening bij netwerkaanbieders los te krijgen.
Zoeken naar verbeteringen
Ook dat de vno met wie Royal Haskoning in zee is gegaan (Vanco) zichzelf contractueel heeft verplicht om ieder jaar met voorstellen voor verbetering van het netwerk te komen, is voor het ingenieursbureau aantrekkelijk. Hierdoor kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de van veel outsourcingsprojecten bekende situatie ontstaat waarbij het uiteindelijk alleen nog maar om puur financiële kengetallen gaat. Uitbesteden wordt dan vooral een financiële constructie waarbij de kwaliteit van de dienstverlening gemakkelijk ondergesneeuwd kan raken.
Doordat ieder jaar weer voorstellen op tafel komen om tot een beter of goedkoper netwerk te komen, kan ook bewust besloten worden wat er met de eventuele financiële voordelen wordt gedaan. Pakt de klant deze geheel zelf? Wordt een verdeling overeengekomen waardoor de leverancier als het ware beloond kan worden voor zijn inspanningen om tot verbeteringen te komen? Of wordt de winst gestoken in kwalitatieve verbeteringen? Juist voor ict-afdelingen die ernaar streven om een nauwe relatie met hun netwerkleverancier aan te gaan, biedt dit verplichte zoeken naar verbeteringen dus interessante mogelijkheden.
Flexibiliteit
Bij Royal Haskoning speelde ook flexibiliteit een belangrijke rol. De moderne manier van zakendoen betekent dat ict-afdelingen vaak geconfronteerd worden met plotseling wisselende eisen en wensen als het om netwerkvoorzieningen gaat. Een project kan plotsklaps gestopt worden of juist sterk in omvang toenemen. Juist onder dat soort wisselende omstandigheden komt de inkoopexepertise en de ervaring van vno's met het beheren van ingekochte capaciteit goed van pas.