Bellen naar de VS kostte in het jaar 1970 rond de vijf gulden per minuut. Een knappe auto deed toen circa 7500 gulden. Dat betekende dat je voor de prijs van die auto ongeveer een etmaal lang kon bellen. Het was dus geen gek idee om naar je kantoor te gaan om daar een telefoontje te plegen in plaats van dat thuis te doen.
In 1990 was de prijs van een telefoonminuut naar de VS gezakt tot ongeveer anderhalve gulden. Een beetje nieuwe auto deed inmiddels ruim 30.000 gulden. Voor dat bedrag kon je toen dus ongeveer 2 weken aan de telefoon hangen, 24 uur per dag, inclusief de weekends.
In 2000 kon je voor de prijs van een nieuwe middenklasse auto ongeveer een jaar naar de VS bellen. Tegenwoordig, in 2007, kun je voor de prijs van een nieuwe auto een vaste internetverbinding nemen en daarover bellen. Het budget is genoeg om die verbinding voor de rest van jouw leven en dat van je kleinkinderen te huren. Het is dus tegenwoordig geen gek idee om je telefoontjes thuis te doen, in plaats van naar kantoor te gaan.
Als je naar de kosten van computerinfrastructuur kijkt, zie je ook dergelijke fascinerende verschuivingen tussen verschillende kostensoorten. Wat is relatief goedkoper, hardware of bandbreedte? Menskracht of machinecapaciteit? Servers of de koeling ervan? Tijdens de levensduur van een applicatie kunnen deze verhoudingen zo maar een factor 10 verschuiven. Dat betekent dat de keuzes die een paar jaar geleden optimaal waren, nu wel eens erg duur kunnen blijken. Tijd wellicht om ze eens te herzien. Zo is bandbreedte veel goedkoper geworden, zodat het vaker een goed idee is om servers uit bijkantoren te halen.
Wat ik me dan nog wel afvraag is het volgende. Is met de auto naar je werk gaan en onderweg bellen nu de ultieme efficiëntie of de ultieme verspilling?