VMware’s IPO (initial public offering) deed voor virtualisatie wat senator Larry Craigs arrestatie bereikte voor sex in publieke toiletten: het bracht het fenomeen onder de aandacht van een groot publiek. Wie friemelt tussen de hardware en besturingssystemen komt echter onvermijdelijk in aanvaring met Microsoft.
Diane Greene, de doorgaans terughoudende ceo van VMware, karakteriseerde de IPO van haar bedrijf op 14 augustus als een ‘über-marketing event'. Nu wordt dit woord meestal gebezigd wanneer een doorgedraaide pr-campagne hetzelfde effect blijkt te hebben als een overdosis heroïne. In dit geval bedoelde Greene echter dat de beursgang niet alleen erg veel geld opleverde, maar dat het tot dan toe vrijwel anonieme VMware in één klap een ongekende naamsbekendheid kreeg. Virtualisatiesoftware mag nog niet zo'n ingeburgerd begrip zijn als ‘browser' of ‘zoekmachine', als we naar de cijfers kijken dan breekt de VMware IPO records die eerder door Netscape (1995) en Google (2004) zijn gezet.
Grootaandeelhouder EMC bracht op 14 augustus 13 procent van de aandelen VMware naar de beurs en het bieden opende op 29 dollar per aandeel. Belangstelling was er te over. Terwijl de Dow Jones Industrial Average die dag een duik nam van 1.6 procent, was een stukje VMware bij het luiden van de bel 51 dollar waard, een stijging van 76 procent. Dat maakte veel bedrijven en mensen blij. EMC verdiende op die dag bijna een miljard dollar. Bijna 3000 werknemers van VMware in de Silicon Valley die 23 dollar per aandeel hadden betaald rekenden nog eens na hoeveel hun opties nu ‘virtueel' waard waren. Ook Intel zat met zijn vingers in de strooppot. Het bedrijf kocht op 23 augustus 9,5 miljoen aandelen VMWare voor de zachte prijs van 23 dollar. Het aandeel sloot die dag op 70 dollar 20.
Met een marktwaarde van meer dan 19 miljard dollar was VMware in één klap het op vier na grootste softwarehuis van de wereld. Het moest in de pikorde van de softwaresector alleen nog Microsoft, Oracle, SAP en Adobe voor zich dulden. De opmars gaat verder. Op 12 september 2007 overschrijdt het aandeel VMware voor het eerst de 80-dollargrens. Met een marktwaarde van 30 miljard is het bedrijf nu fors groter dan Adobe. Het enthousiasme van de aandeelhouders wordt onder meer aangewakkerd door het idee dat VMware in ieder jaar van zijn bestaan de omzet heeft zien verdubbelen. In het huidige boekjaar zal waarschijnlijk voor het eerste de magische grens van een miljard dollar worden overschreden.
Een deel van het personeel van VMware bracht de nacht voor de IPO door in een all-night party op het hoofdkwartier in Palo Alto. Nog eens duizend werknemers kwamen opdagen voor een ontbijt waar euforie en champagne rijkelijk vloeiden. Zo'n IPO overkomt de meeste mensen op zijn best één keer in hun leven. Dat gold dan weer niet voor Jocelyn Goldfein, een werknemer van VMware die in 1995 als stagiaire de IPO van Netscape had meegemaakt. Netscape, ooit de darling van de internetrevolutie, dwaalt sinds 15 juli 2003 over de eeuwige jachtvelden van de ict in het naargeestige gezelschap van andere eendagsvliegen als Tandem en Baan. Door haar eerdere ervaringen was Jocelyn misschien iets minder euforisch dan de rest.
Hard werk
Virtualisatie (de mogelijkheid om meerdere virtuele machines te laten bestaan op één fysieke computer) is het smaakje van de week in de ict. Veel mensen denken dan ook dit het nieuwste van het nieuwste is. In feite dateert het concept uit de jaren zestig toen IBM een virtual machine ontwikkelde om zijn mainframes efficiënter te kunnen gebruiken. IBM CP-40/CMS, een time-sharing besturingssysteem met een virtual machine, zag het licht in 1967, het jaar waarin de Beatles hun Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band uitbrachten en Celtic Glasgow de Europacup won. Pas eenendertig jaar later zal VMware de virtualisatietechnologie toepassen op x86-microprocessors van Intel en AMD.
VMware wordt in 1998 opgericht door Diane Greene, Mendel Rosenblum, Edouard Bugnion, Scott Devine en Edward Wang. Met uitzondering van ceo Greene komen alle oprichters uit de academische wereld, een aspect dat er voor zorgt dat het bedrijf vanaf het begin een ‘engineers driven' bedrijfscultuur heeft. Net als bij Google hebben de techneuten het hier voor het zeggen en spelen de financiële genieën de tweede viool. Mendel Rosenblum is naast de echtgenoot van Greene ook nog associate professor aan de Stanford University waar hij besturingsystemen analyseert en binnenstebuiten keert. Rosenblum legt tijdens zijn onderzoek bij Stanford het fundament van de gepatenteerde technologie waarmee VMware op de markt verschijnt.
"We waren allemaal academici en geen van ons had ooit een nieuw softwareproduct in de markt gezet", zegt Rosenblum in de San Jose Mercury News over de introductie van de virtualisatiesoftware. Het bedrijfsleven reageert aanvankelijk met een oorverdovende stilte op de nieuwe, onbegrepen technologie. De 75.000 gebruikers die in het eerste jaar de bèta van VMware downloaden komen echter al gauw tot een onthutsende conclusie: het werkt! Wanneer het ook in het bedrijfleven begint door te dringen wat virtualisatie vermag – simpelweg: laat vier servers het werk doen van tien servers – is het hek van de dam. Eindelijk software waarmee je daadwerkelijk geld kunt besparen. VMware groeit in tien jaar van 35 naar 3000 werknemers.
Het aantrekken van talent is problematisch voor bedrijven die opereren in de Silicon Valley waar Google iedereen met een bovengemiddeld IQ probeert in te lijven. Om beter in staat te zijn getalenteerde werknemers dik te belonen en meer geld binnen te halen voor R&D gooit ceo Greene in 2003 haar bedrijf in de verkoop. Gesprekken met Google en Microsoft draaien op niets uit omdat Greene een grote mate van onafhankelijkheid eist. Dat lukt uiteindelijk wel bij het hardwarebedrijf EMC dat VMware voor 640 miljoen dollar inlijft. Door de overeenkomst met EMC krijgt VMware meer armslag om talent aan te trekken. Bovendien krijgt het bedrijf toegang tot de uitgebreide klantenkring van EMC.
Concurrenten
De IPO van VMware betekende voor virtualisatie wat de arrestatie van senator Larry Craig deed voor sex in toiletten: het bracht het verschijnsel onder de aandacht van een breed publiek. Het enthousiasme voor de beursgang werd vooral ingegeven door het feit dat VMware volgens marktonderzoeker Yankee Group 65 procent van de markt voor virtualisatiesoftware in handen heeft. Microsoft is met zijn Windows Virtual Server tweede met 29 procent van de markt. Alle andere concurrenten (met als koplopers Virtual Iron en XenSource) hebben marktaandelen van minder dan 10 procent.
De ‘white space' in de markt voor virtualisatiesoftware is minstens zo groot als het groeipotentieel in de markt voor anonieme sex. Volgens John Thibault, ceo van Virtual Iron, benut minder dan vijf procent van alle servers virtualisatie. Dat betekent dat er wereldwijd 24 miljoen servers zijn die nog geen gebruik maken van de producten van VMware of zijn concurrenten. Vandaar dat de analisten van Wall Street geloven dat er naast VMware zeker ruimte zal zijn voor andere bedrijven. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom Citrix Systems een dag na de IPO van VMware 500 miljoen dollar neertelde om XenSource over te nemen. Die overname leidde weer tot speculaties dat Microsoft op zijn beurt Citrix Systems wil inlijven.
Wie zich, zoals VMware, manifesteert in de speelruimte tussen hardware en besturingssystemen, komt onvermijdelijk in botsing met Microsoft. Dat terrein is immers voor Microsoft net zo heilig als Anfield Road voor de fans van Liverpool FC. Microsoft-ceo Steven Ballmer sprak ooit de legendarische woorden: "Everybody in the operating system business wants to be the guy on the bottom." Wie de onderste laag code controleert die direct interacteert met de hardware heeft de meeste macht. Balmer is uiteraard van mening dat virtualisatiesoftware – net als koffie, zuurstof en vrije tijd – gebundeld moet worden met Windows. Ergens medio 2008 zal Microsoft zijn Windows Server 2008 gaan verschepen die gebundeld is met de Viridian hypervisor.
Volgens marktonderzoeker Bernstein Research heeft VMware qua technologie een voorsprong van vijf jaar op de concurrentie. Vijf jaar in de softwaresector is ongeveer net zo lang als het bronzen tijdperk in Europa. Diane Greene en haar kompanen doen er alles aan om die voorsprong te behouden en uit te bouwen Op de VMworld 2007 (de VMware-conferentie die op 11 en 12 september in San Francisco plaatsvond en die ongeveer 10.000 bezoekers trok) introduceerde het bedrijf zijn VMware ESX Server 3i, een ‘thin' (32 MB) hypervisor die kan worden opgeladen in de flash-memory van servers van Dell, Fujitsu-Siemens, Hewlett-Packard, IBM en NEC. Wie zo'n server opstart heeft binnen een paar seconden de controle over virtuele machines.
Met deze embedded hypervisor vergroot VMware zijn voorsprong op de concurrentie omdat bovengenoemde OEM's de hypervisor van het bedrijf als de facto standaard accepteren. VMware verdient dan nauwlijks of niets meer aan de hypervisor, maar creëert wel meer inkomsten door het verkopen van managementsoftware die bij zo'n server/hypervisor hoort. Diane Greene verklaarde op VMworld 2007 dat 80 procent van de inkomsten van haar bedrijf niet komt van de verkoop van de hypervisor, maar van de managementsoftware.
Teake Zuidema