Intel wil met zijn Itanium-processor nog altijd een groter stuk van de zakelijke servermarkt. Het werkt daarvoor aan toenadering met zijn Xeon-processoren, zowel in prijs als technologie. HP, de grootste Itanium-serverleverancier, gaat netjes mee in die strategie.
HP is veruit de grootste leverancier van Itanium-systemen. IBM en Dell leverden deze voorheen ook, maar zijn daar twee jaar geleden mee opgehouden. Hoewel 2006 geen best jaar was voor de Unix-markt als geheel en voor Itanium-servers in het bijzonder, doen de Integrity-systemen van HP het volgens onderzoeksbureau Gartner goed. Eind vorig jaar kende de Itanium-afzet bovendien een sterke opleving. Die was het gevolg van de introductie van de Itanium 9000 Montecito-processoren. Ook al hadden Intel en HP dit graag anders gezien, de Itanium blijft beperkt tot de high-end server markt, en deelt deze met IBM's Power- en Suns Sparc-processoren.
Werklasten
HP zit op dit moment in de overgang van zijn vier bestaande productlijnen naar twee nieuwe lijnen. De Itanium speelt daarin een belangrijke rol. De oude HP 9000-systemen worden uitgefaseerd. De PA-RISC-technologie die daar in zit, is jaren geleden al opgenomen in de Itanium-architectuur. De Alpha-systemen zijn onlangs officieel de end-of-sale status ingegaan. Dat betekent dat alleen bestaande systemen nog worden 'geremarket'. De NonStop-computers met MIPS-processoren – binnengekomen via de acquisitie van Compaq, dat ze op zijn beurt weer met de overname van Tandem binnenhaalde – worden tenslotte vervangen door Itanium-machines.
Uiteindelijk zullen twee productlijnen overblijven: de ProLiant-systemen met x86-chips en de Integrity-machines met Itanium-processoren. Die laatste, systemen variërend van één tot 128 processor-kernen, zullen ook de huidige HP-9000 en Alpha-systemen vervangen. Tegelijkertijd zal de bovenkant van de ProLiant-systemen, net als de onderkant van de Integrity-machines, steeds vaker de vorm van een blade krijgen.
De omzet van Itanium en PA-RISC samen is volgens Hans Aaldering, product manager Business Critical Systems bij HP, vorig jaar in Nederland met bijna dertig procent gestegen. Het eerste kwartaal van dit jaar bestond die voor 70 procent uit Itanium. Over heel 2005 was die verhouding nog maar 15 tegenover 85. In totaal ging het vorig kwartaal om ongeveer 200 systemen. Daar zaten de blades bovendien nog niet bij.
HP maakt het niet uit of een klant uiteindelijk voor Xeon of Itanium kiest. "De beheertools zijn dezelfde", zegt Aaldering. "Ook de prestaties ontlopen elkaar niet veel", vult pre-sales consultant Laurent van Veen aan. "Een Itanium koop je als je zijn betrouwbaarheid nodig hebt, als je Unix wilt draaien of voor een workload met hele specifieke karakteristieken." "Je moet geen Integrity-server als front-end inzetten", aldus Aaldering. "Dat is zonde; daar kun je een normale ProLiant voor gebruiken."
Betaalbaar
De strategie van HP sluit exact aan op de Itanium-plannen van Intel. Die laatste heeft de afgelopen jaren de prijzen van zijn Itanium- en Xeon-processoren dichter bij elkaar gebracht. De low-end Itanium-varianten Deerfield en Fanwood zijn specifiek in de markt gezet om de Itanium toegankelijker te maken. Dat zie je terug in het aanbod van HP: volgens Aaldering liggen de prijzen van de grootste ProLiant- en de kleinste Integrity-blades vlak bij elkaar.
Wat Intel deed met de prijzen, doet het concern straks ook met de hardware. De volgende generaties van de Itanium en Xeon, respectievelijk de Tukwila en de Nehalem, zullen dezelfde interfacebus krijgen. Dat wil overigens niet zeggen dat die processoren direct uitwisselbaar zullen zijn. Het gaat er in eerste instantie om het ontwerp van processoren en systemen eenvoudiger te maken.
Die nieuwe Common System Interconnect (CSI) is vergelijkbaar met de HyperTransport-interface van AMD. Processoren zullen zowel lokaal DDR3-geheugen hebben als een verbindingsbus naar andere processoren en hun geheugen.
Onderscheidende waarden
Serverleverancier Unisys heeft al aangegeven hier gebruik van te zullen maken. Diens Next Gen-mainframes die over anderhalf jaar op de markt worden gezet, zullen in eerste instantie van Xeon-processoren zijn voorzien. Later komen dezelfde systemen ook met Itanium-processoren uit.
"Daarmee hoeven we niet langer dubbel te investeren waar het niet nodig is," zegt James Fister, lead technology strategist van Intels Digital Enterprise Group, "en kunnen we onze middelen inzetten op de echt onderscheidende waarden van de Itanium: de basisarchitectuur, betrouwbaarheid, beschikbaarheid en schaalbaarheid."
Het bestaansrecht van de Itanium komt daarmee volgens hem niet in het geding. "De Itanium levert prestaties die de Xeon in de nabije toekomst nog niet kan halen. Dat en de betrouwbaarheid maken de Itanium bij uitstek geschikt voor mainframetoepassingen en Unix-systemen."
Concurrentie
Het afgelopen decennium hebben we echter juist een ware explosie van kleinere x86-servers gezien. Hun aantallen zijn verveelvoudigd. Met hun lage bezettingsgraad zijn ze een belangrijke oorzaak van de uit de hand gelopen kosten van stroomvoorziening en koeling. Gartner signaleerde eind vorig jaar een stagnatie van de serververkoop. Oorzaken: multicore en virtualisatie. Dat suggereerde een trend naar consolidatie op grotere systemen. Eerder dit jaar berichtte Gartner echter toch weer groei voor de x86-systemen, terwijl de verkoop van Unix-systemen met RISC/Itanium-chips achterbleef.
Bovendien heeft de Itanium er een sterke concurrent bijgekregen in de high-end server-markt: IBM's Power6-processor. Bij de introductie positioneerde IBM deze chip vooral tegenover de Itanium. Bovendien gaat het gerucht dat de volgende generatie Power-processoren dezelfde businterface zal hebben als de Opteron van AMD. Dat betekent dat de Power van bovenaf de x86-servermarkt zou kunnen binnendringen.
Dat de Power geen x86-processor is, doet daarbij steeds minder ter zake. De hardwarematige x86-ondersteuning op de Itanium was ‘buggy', nam een flink deel van het kostbare chipoppervlak in beslag en presteerde slecht. Intel heeft dit uiteindelijk uit zijn chip gesloopt en vervangen door de softwarematige IA-32 Execution Layer (EL). Die is opgenomen in zowel Windows als Linux.
Uitdijen
Behalve dat de Tukwila-uitvoering van de Itanium (nu gepland voor 2008) voorzien is van CSI, krijgt deze vier kernen. Elk van die kernen is net als in de huidige Montecito-variant voorzien van tweevoudige multithreading. De opvolger van de Tukwila, de Poulson, zal vooral verder uitdijen in het aantal kernen. Er worden aantallen genoemd van zes tot tien. Deze processor wordt echter pas verwacht in 2010. Onlangs werd bovendien bekend dat deze niet in 45-, maar al in 32-nanometertechnologie wordt gebakken. Voor Tukwila gebruikt Intel nog 65 nanometer. Die sprong naar de kleinere maat betekent meer complexiteit, maar belooft ook een hoger prestatieniveau, eventueel met een lager energieverbruik.
Nog verder weg is de Kittson-variant, waarvan nog niet veel meer bekend is dan de codenaam. Wel heeft Intel aangegeven op dit moment te werken aan de diversificatie van zijn processoren. Dat betekent dat verschillende varianten specifiek geoptimaliseerd worden voor verschillende toepassingen. IBM doet dat al langer met zijn Power-processoren. Later dit jaar kunnen we eerst nog een variant op de huidige Itanium-lijn verwachten. Deze Montvale-uitvoering zal hogere kloksnelheden halen, een snellere Front-Side Bus (FSB) hebben en (nog) grotere caches.