Als we applicaties zien als de voertuigen waarmee het organisatiebeleid wordt uitgevoerd, dan is de infrastructuur het wegennet. Meestal leggen we wegen aan voordat we er op gaan rijden. Althans, in een ontwikkeld land zoals Nederland. Toch blijkt dit niet voor iedereen een logische volgorde te zijn.
Een paar jaar geleden was ik verantwoordelijk voor het uitrollen van een financiële applicatie voor 150 werkplekken door heel Nederland. Hoewel dit in wezen niet moeilijker is dan op elke pc wat software installeren, duurde het vier maanden en kostte het per werkplek meer dan de waarde van een pc.
We zien wel vaker dat de uitrol van nieuwe applicaties met enorme vertraging gepaard gaat. De business klaagt erover, maar een problematische uitrol van applicaties heeft over het algemeen een duidelijke oorzaak. Meestal is het probleem: de infrastructuur! Werkplekken, serverruimtes, netwerken, maar ook de procedures om daar snel wijzigingen op uit te voeren, en diensten zoals netwerk-monitoring en directory-services. Samen is het de basis voor een efficiënte en snelle implementatie van nieuwe software.
Vertraging in de applicatie-uitrol ontstaat vaak door een slechte afstemming tussen de nieuw gekozen applicatie en de beperkte mogelijkheden van de verouderde infrastructuur. De infrastructuur kan een andere besturing in zich hebben en daardoor veel meer diversiteit vertonen dan nodig is. Symptomen zijn dan bijvoorbeeld het bestaan van applicatiesilo’s en veel lokale desktopvariaties.
De doelstelling van een infrastructuur is in eerste instantie om aan medewerkers een platform te bieden waarop zij gebruik kunnen maken van nuttige applicaties. Een écht goede infrastructuur heeft een architectuur die het ook mogelijk maakt om het beschikbaar stellen van nieuwe applicaties snel en efficiënt te doen.
Uiteindelijk heeft de genoemde organisatie alsnog gekozen voor de aanleg van snelwegen. Hun infrastructuur werd gemoderniseerd. Daarna kon men een nieuwe versie van de financiële applicatie in een middag uitrollen.