Zucht! Wat is het toch met IPv6? Ik heb er jaren geleden al over geschreven. Dat het er aankomt. Dat het nodig is. Dat we anders grote problemen gaan krijgen. Maar het lijkt wel Linux op de desktop; dit jaar gaat het echt gebeuren. En elk jaar dus weer niet. Maar in tegenstelling tot dat besturingssysteem, met bijbehorende open source-religie, lijkt er voor het internet protocol niet echt een goede reden voor om het telkens maar vooruitschuiven. Toch?
Nou, dat valt dus wel mee. Of tegen, als je IPv6-voorstander bent, zeg maar. Want de dreigende problemen, van het adressentekort van voorganger IPv4, blijven maar ergens in de toekomst liggen. Nu zijn er al vaak genoeg flame wars opgelaaid, en soms ook uitgevochten, over wanneer de adressen echt op zijn. En dat er hele adresblokken gereserveerd zijn voor organisaties als het Amerikaanse ministerie van Defensie en bedrijven als IBM en Apple. Onnodig gereserveerd, roept het ene kamp. Ook maar een IPv4-deel en dus geen fundamentele oplossing, roept het andere kamp.
En het IPv6-voordeel van dat grotere adressenbereik geeft elk apparaat dat aan het netwerk hangt een eigen adres, voor op het hele wijde internet. Wat in de moderne tijd, geplaagd door wormen, virussen, Trojaanse paarden, en ander gespuis, niet direct zo’n heel goed idee lijkt. Maar IPv6 heeft als ander voordeel meer ingebouwde beveiliging dan het huidige, eigenlijk nog best eenvoudige IPv4. Het goed benutten van dat voordeel vereist natuurlijk aanpassingen en dat kost dan ook weer geld.
Bovendien kost elke overstap iets, zelfs als het alleen maar voordelen brengt. Zo is er de migratie zelf; van hard- en software. Maar ook de overgang van kennisgebieden, én bijbehorende experts: kundige, liefst viermaal gecertificeerde ict’ers. Die dan ook wat kosten. Dus later overstappen, scheelt nú geld. Maar de voornaamste reden voor uitstel is wel dat er geen dringende, dwingende noodzaak is. Wat je met IPv6 kan, kan ook wel met IPv4. Soms met nogal wat geknutsel, maar daar lijken ict’ers dol op.