Zes Nederlandse teams strijden op woensdag 6 juni in Amsterdam in de landelijke finale van de ‘Imagine Cup’ om een ticket voor de WK in Zuid-Korea. De programeer- wedstrijd voor studenten wordt georganiseerd door Microsoft. Computable sprak met twee kanshebbers.
Het thema van dit jaar is educatie. De studenten moeten een applicatie maken die het onderwijs kan verbeteren. Het team van de universiteit Utrecht maakte onder de titel ‘Celsus' een webapplicatie met als doel gratis en persoonsgericht onderwijs, dat voor iedereen (wereldwijd) toegankelijk is. Leerlingen beoordelen de lessen en docenten. Celsus kijkt naar de best werkende lesstijl van een gebruiker en geeft vervolgens een aanbeveling (sortering) van welke les binnen een onderwerp de best passende lesstijl heeft. Dit gebeurt door middel van kunstmatige intelligentie. Bij een volgende keer dat de applicatie wordt gebruikt verschijnt de les die het meeste op de leerling is toegespitst bovenin de zoekresultaten.
De projecten worden vooral getoetst op haalbaarheid. Tom Sanders van het Utrechtse team: "De lessen zijn altijd toegankelijk, ze staan online, dus er is geen locatiegebondenheid of vast tijdstip, zoals dat in het reguliere onderwijs wel het geval is." Om wereldwijde bereikbaarheid te garanderen, hebben de studenten toestemming van de Nederlandse regering om samen te werken met het OLPC (one laptop per child) project in de Verenigde Saten. Dat project is slechts voor een aantal bedrijven en instellingen toegankelijk. Sanders legt uit dat toegang tot internet essentieel is: "De wereldwijde internetdichtheid groeit enorm snel. In Afrikaanse landen als Tanzania en Nigeria zelfs sneller dan infrastructuur zoals wegen, telefoon en riolering. Deze mensen krijgen nu via het OLPC-project en onze applicatie de kans op zelfontplooiing via internet."
Een tweede kanshebber voor de eindronde in Korea is het ontwerp van de TU Delft. Zij ontwikkelden ‘Iconnect' een chatapplicatie (icoontaal) waarmee jonge kinderen, die nog niet kunnen lezen en schrijven, internationaal kunnen ‘praten'. Jan Drenthen: "Icoontaal is uitermate geschikt voor jonge kinderen. Het bevat een hoge informatiedichtheid, want een plaatje zegt meer dan duizend woorden. Kinderen hebben een zeer sterk visueel geheugen en het is makkelijk te leren, omdat ze geen grammatica of vervoegingen hoeven te gebruiken." Het scherm is opgebouwd uit drie onderdelen, een webcam, chatscherm (icoontaal) en spelletjes. Een leraar start de applicatie en het kind kan met de muis de icoontjes aanklikken. Zo wordt wereldwijd gecommuniceerd. Naar aanleiding van feedback uit de halve finale is de presentatie en gebruiksvriendelijkheid verbeterd.
Maarten-Jan Vermeulen van Microsoft denkt dat onder de Nederlandse inzendingen zeker kanshebbers zitten voor de hoogste plaatsen op het WK. "Een plaats bij de eerste zes, wereldwijd. Daar gaat het om. Nederland maakt zeker een kans." De beste projecten worden zowel op technisch als strategisch vlak een jaar lang door Microsoft gesteund.
Andere finalisten zijn: ‘Techia', een quiznetwerk tussen scholen (Hogeschool van Amsterdam); ‘E-church', toegangscontrole van kerken via sms (Hogeschool Leeuwarden); ‘PIE', een integratie van powerpoint-presentaties en aantekeningen (Universiteit Twente); en ‘SpeachTeach' spraakherkenningssoftware voor taalles zonder docent (Erasmus Universiteit Rotterdam/ Hogeschool van Amsterdam.)
Computable volgt de landelijke finale op 6 juni in Amsterdam.