Amsterdam gaat als eerste Nederlandse stad gebruik maken van MOOR, een digitaal ‘Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte’. Het systeem moet orde brengen in de administratieve rompslomp die het woud van opengebroken stoepen en straten oplevert. En flink wat geld opleveren.
De Amsterdamse televisiezender AT5 zendt elke dag het aardige ‘We wachten af' uit. Een camera registreert ergens in de stad een situatie die nodig herstel behoeft, in veel gevallen een wegopbreking. Er is geen toelichting, geen commentaar: enkel zo'n twintig seconden de plek des onheils in beeld, vergezeld van een tikkende klok, het aantal dagen dat de straat al open ligt en het adres. Dag in dag uit, net zolang tot de boel is hersteld.
Maar voor hoe lang nog? Want het wordt, zo belooft de gemeente Amsterdam, allemaal anders met die wegwerkzaamheden. De stad voert dezer dagen MOOR in, het ‘Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte', een centraal digitaal systeem voor registratie en afhandeling van opbrekingen. Doelstellingen, in het bekende ambtelijke jargon: stroomlijning, efficiency, kostenbesparing en ‘betere sturing en regelgeving door een integrale, consistente en adequate informatievoorziening'.
Kabels en leidingen
Jaarlijks kent Amsterdam twintig- tot vijfentwintigduizend wegopbrekingen, met een omvang van maximaal ongeveer 15 vierkante meter, die nodig zijn voor ondergrondse werkzaamheden. De gemeente zorgt vervolgens voor het dichtstraten en berekent de kosten door aan het bedrijf dat de opbreking heeft gemeld. "Het gaat bijna altijd om kabels en leidingen", zegt Hans Vringer, hoofd Infra bij het Amsterdamse stadsdeel De Baarsjes en een van de initiatiefnemers van MOOR. "Denk aan het vervangen van waterleidingen, het leggen van glasvezelkabels, het herstellen van een gaslek. Veelal werk dat door nutsbedrijven wordt gedaan, maar tegenwoordig ook steeds vaker door telecombedrijven. Denk aan NUON, Waternet, KPN, UPC, Versatel – in totaal 21 bedrijven en diensten. Er zit een stijgende lijn in het aantal opbrekingen. Het wordt steeds drukker onder de grond."
MOOR moet helpen om die drukte, het breekwerk dat ermee gepaard gaat en de administratieve rompslomp in betere banen te leiden. Dat administreren gebeurde sinds jaar en dag namelijk op allerlei, dikwijls ouderwetse manieren, vaak in gescheiden administraties bij enerzijds de bedrijven en instanties die hun opbrekingen moeten melden, en anderzijds de veertien stadsdelen die de registratie uitvoeren. "Verschillende formulieren, papier, digitaal, acceptgiro's… Logisch eigenlijk dat daar gemakkelijk fouten en misverstanden door kunnen ontstaan", aldus Vringer. "Er kwamen dan ook veel klachten binnen over opbrekingen: meldingen raakten kwijt of werden niet tijdig verwerkt, of er ontstond discussie over de factuur, of het was onduidelijk bij wie men moest zijn. Soms wist men niet eens onder welk stadsdeel een bepaalde opbreking viel."
De hoofden Infra van de stadsdelen waren het daarom zat. Een projectgroepje, met daarin onder meer Hans Vringer, legde vast waaraan een digitaal systeem zou moeten voldoen. Vervolgens kreeg het Hilversumse ict-bedrijf Yellowtail de opdracht tot de ontwikkeling en bouw van wat uiteindelijk ‘MOOR' werd. Alle 21 betrokken bedrijven en diensten moeten er voortaan hun geplande werkzaamheden in aanmelden. Uít MOOR kunnen stadsdelen, burgers en bedrijven informatie krijgen over waar de straat open ligt, waarom, wie er aan het werk is en wanneer het begint en eindigt.
Kostenbesparing
"Een belangrijk voordeel van MOOR", zegt Yellowtails René Nelissen, "is de stroomlijning van het administratieve proces. Geen faxverkeer meer, en wellicht ook een stuk minder facturen, wat ook tijd bespaart. Bovendien maken stadsdelen en instanties voortaan van tevoren goede afspraken over hoe groot de uiteindelijke dichtstrating moet zijn – en dus over wat dat kost."
MOOR zal uiteindelijk leiden, verwacht Nelissen, tot een significante kostenbesparing ‘van enkele tientallen euro's per melding. Bedenk dat het dus om ruim twintigduizend van dat soort meldingen gaat, en we hebben het over tonnen. Het is daarnaast de bedoeling om het proces nog verder te vereenvoudigen door middel van automatische facturering en incasso's. Dat zal nog eens een aantal extra tonnen opleveren voor de gemeente Amsterdam.'
Evenzeer belangrijk, gaat Nelissen verder, is het ‘integrale overzicht' dat MOOR moet opleveren. "Alles is straks geregistreerd, via één type aanvraag, en goed beveiligd – eenmalig, dus het hoeft niet op verschillende plekken verschillende keren te worden ingevoerd en maakt zo de kans op fouten een stuk kleiner. Alleen bedrijven en instanties met een vergunning krijgen een inlogcode om in MOOR hun werkzaamheden aan te melden. De hoofden Infra kunnen alles bekijken in standaardrapportages die uit het systeem komen, en vervolgens beter sturen. Daar heeft iedereen baat bij."
Betrouwbare publieksinformatie
Burgers en bedrijven zullen ook nog op een andere wijze profiteren van MOOR, verzekeren Vringer en Nelissen: "Als alles duidelijk in kaart is, is betrouwbare publieksinformatie mogelijk. Dat wordt later dit jaar, na een al geplande update van MOOR, mogelijk, bijvoorbeeld via de website van de gemeente, en wat later via global positioning-systemen. Ook het melden van opbrekingen en het opvragen van informatie via mobiele telefoons en pda's is in de toekomst mogelijk."
MOOR is volgens Nelissen een Nederlandse en waarschijnlijk ook wereldwijde primeur. "We hebben het speciaal voor Amsterdam op maat gemaakt", zegt Nelissen. "Zes stadsdelen en drie bedrijven hebben het vanaf eind januari getest, in een klaslokaal. Eind februari begint een pilot in de praktijk, en als alles goed gaat wordt MOOR eind maart ingevoerd. Op één dag, in alle stadsdelen, en bij alle bedrijven en diensten."
Nelissen hoopt uiteraard dat het niet bij Amsterdam blijft, maar wil nog niets zeggen over toekomstige orders. Nog even afwachten dus of MOOR een ambitie uit de productfolder daadwerkelijk zal verwezenlijken: ‘het helpen voldoen aan de gestelde landelijke normen voor elektronische dienstverlening door de overheid'.