De invoering van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) duurt langer dan nodig is. MediSoft zegt al een alternatief op de markt te hebben gebracht.
Koos Dirkse, directeur van MediSoft, vindt dat de invoering van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) te lang op zich laat wachten. Ook artsenfederatie KNMG klaagde begin januari van dit jaar al over de trage invoering. Voorzitter Hans Wiegel van Zorgverzekeraars Nederland vroeg in zijn nieuwjaarstoespraak ook het kabinet voort te maken met het EPD.
Volgens Ellen Havenaar, woordvoerder van het Nationaal Instituut in de Zorg (NICTIZ), vraagt het invoeren van een landelijk virtueel EPD veel tijd en aandacht op meer gebieden dan alleen techniek. "Het heeft geen zin om het van bovenaf de sector in te drukken. Hier worden mensen misschien terecht ongeduldig, maar vanuit heel veel landen wordt nieuwsgierig naar Nederland gekeken hoe we het doen."
Dirkse zegt te beschikken over een digitaal dossier dat een volwaardig alternatief is voor het EPD. Aan dit initiatief is door de medische faculteit van de Erasmus Medisch Centrum zeven jaar gewerkt. MediSoft is distributeur van het product. Een belangrijk verschil met het EPD is, volgens Dirksen, dat ORCA geen ‘kijkdoos' is. Nu heeft iedere arts zijn eigen dossier en in het EPD kunnen andere artsen deze gegevens wel bekijken, maar niet aanvullen. Dat kan bij ORCA wel. Havenaar vindt dit niet de beste oplossing. "Je wilt niet de ene huisarts laten schrijven in het dossier van de andere, maar goede informatie is belangrijk voor goede zorg. Je wilt wel graag het dossier kunnen inzien."
Dirkse bood vorig jaar januari de toenmalig minister van Volksgezondheid Hans Hoogervorst aan zijn product ORCA te gebruiken, omdat dit wel al op de markt is en volgens hem naadloos aansluit op alle ontwikkelingen in de ziekenhuizen. Hoogervorst antwoordde dat het product van Dirkse zich vooral richt op ziekenhuizen en dat hij zich niet kan binden aan één distributeur. Dat eerste is volgens Dirkse echter niet waar.
Dat de veiligheid van de patitengegevens en de privacy van de patienten bij dit soort applicaties voorop staat behoeft denk ik verder geen betoog.
In de huidige generatie informatiesystemen is theoretisch en praktisch bewijsbaar dat deze gegevens niet bewijsbaar veilig en private kunnen zijn. Dit kan een van de redenen zijn waarom de invoering langer duurt dan gepland.
Er is echter een oplossing voor de hierboven geschetste problemen. Een nieuwe generatie informatie-uitwisselingssystemen die ontworpen zijn op basis van de principes van energie-distributiesystemen, gebruimakend van quantumtechniek, is wel theoretisch en praktisch bewijsbaar veilig en private.
Een op dit moment commercieel beschikbare oplossing is om bijvoorbeeld om een aantal dataopslagpunten te maken waarbij de data gedistribueerd en gerepliceerd wordt opgeslagen. De beveiliging van de verbindingen tussen de dataopslagpunten kan plaatsvinden met quantum-beveiligde verbindingen met de commercieel verkrijgbare apparatuur van bijvoorbeeld de bedrijven IdQuantique (http://www.idquantique.com) of MagiQ (http://www.magiqtech.com). Door de replicatie en gedistribueerde opslag van de patitgegevens wordt gegarandeerd dat deze gegevens altijd benaderbaar zijn, ook als een van de dataopslagpunten (tijdelijk) niet beschikbaar is. Door de opslag te centraliseren kan het beheer van deze gegevens goed en professioneel geregeld worden, ook de fysieke beveiliging.
De toegang tot deze patitendata door de artsen kan met standaard-desktop-pc’s en laptops plaatsvinden, ook weer bewijsbaar veilig met quantum-beveilgde verbindingen, bijvoorbeeld de oplossing die op dit moment operationeel is in het FreeMove Quantum Exchange Proof-of-Concept (http://docs.google.com/View?docid=dds86766_0drrp6t)
De hierboven geschetste oplossing is zeer veilig, betrouwbaar, goedkoop en maakt aan de kant van de arts alleen gebruik van standaardhardware.
Hieruit blijkt dat het wellicht toch zin heeft om meerdere alternatieven te bestuderen, voordat (definitief) gekozen wordt voor een bepaalde oplossing. En quantumtechniek is daarbij de meest betrouwbare techniek omdat het bewijsbaar veilig is en de quantumtheorie reeds meer dan 75 jaar bewezen heeft dat de empirische metingen tot alle decimalen achter de komma overeenkomen met de voorspellingen die gedaan worden door de quantumtheorie.
MediSoft is een van de vele EPD bouwers en Koos Dirkse wil gewoon zijn eigen EPD aan de man brengen. Waar het om gaat is dat de meeste ziekenhuizen hun eigen EPD hebben en deze moeten op elkaar worden aangesloten via het Landelijk Schakel Punt tot een virtueel EPD. De problemen die hier bij om de hoek komen kijken zijn niet zozeer van technische aard, maar vooral van politieke en organisatorische aard. Het alternatief, het overbrengen van de gegevens uit de verschillende EPD’s naar een landelijke EPD zoals in Goot Brittanniis een veel grotere klus en kost veel meer tijd en geld.
Als directeur van Curam (jazeker-ook een EPD-bouwer), vraag ik mij af waar de titel op gebaseerd is. Hoezo onnodig lang? Omdat het NICTIZ voor de oplossing van het Erasmus MC had moeten kiezen? Vanwege het baanbrekende verschil dat er ook schrijfrechten in andermans dossier kunnen worden toegekend?
Dat het lang duurt is een feit. Of het onnodig lang duurt, is de vraag. De invoering van een nationaal EPD raakt uitdagingen van technische, organisatorische, politiek-financie en medisch-inhoudelijke aard. Vooral dit laatste aspect wordt door vele ontwikkelaars, aanbesteders opiniemakers ten onrechte onderbelicht. Ook hier wordt de medisch-inhoudelijke complexiteit vertekend door het terug te brengen tot het wel/niet toekennen van schrijfrechten in andermans dossier.
Verder stel ik dat het toekennen van schrijfrechten aan mede-behandelaars zeker nuttig kan zijn en dat ik de koudwatervrees van Havenaar (NICTIZ) niet begrijp. Ook stel ik dat deze functionaliteit geenszins uniek is. Deze functionaliteit is zelfs van marginaal belang als het niet samengaat met een volledige ‘audit trail’ ofwel met een achterliggende registratie van de aangevulde of gewijzigde data, de auteurs en het doorwerken van deze wijzigingen op de diagnostiek en de daarbijbehorende procesvoering. Het bieden van een ‘full audit trail’ mag als n van de minimale voorwaarden worden beschouwd voor het beschermen van de dossierkwaliteit. De realisatie ervan getuigt van technisch vernuft. Het geeft mij te denken dat ik deze voorwaarde niet door het NICTIZ geplaatst zie en dat Dirkse er geen woord over rept in zijn aanprijzende uitingen.
De problematiek waar Nictiz voor gesteld staat, is complexer dan het invoeren van een nieuw EPD, dat geschikt is voor alle markten in de gezondheidszorg. Het lijkt me een illusie om er vanuit te gaan dat iedere hulpverlener met het zelfde EPD aan de slag gaat.
EPD’s die voor elk zorgsegment binnen Nederland geschikt zijn, zijn ook in Nederland te vinden. Kijk bijvoorbeeld naar de dienst careweb (www.careweb.nl). Hiervoor hoeven we niet naar een buitenlands product te kijken. Hetgeen me ook tegenvalt bij de publicatie van dit artikel. Het lijkt meer op een additorial dan een journalistiek stuk. Trek vergelijkingen of doe aan wederhoor.
De problematiek van autorisatie, zoals door Ronald Heijnen is beschreven, is mijns inziens alleen op te lossen door het onderwerp autorisatie in het core datamodel mee te nemen. Bij het ontwerp van Careweb is de communicatie tussen personen als uitgangspunt genomen en vervolgens is de volledige autorisatie hierin getegreerd. Hierdoor kan altijd bepaald worden wie, wanneer, welke data mag inzien.
Het inrichten van een EPD is een andere uitdaging. Zet twee hulpverleners uit een zelfde sector in een ruimte en vraag ze wat in het EPD moet. Je krijgt twee verschillende antwoorden. Een generieke standaard waar iedereen tevreden over is, is niet eenvoudig te bedenken, omdat hulpverleners het EPD nodig hebben voor de ondersteuning van hun eigen primaire werkprocessen. Iedere hulpverlener heeft hier autonomie, omdat hij ook persoonlijk kan worden aangesproken op zijn handelen. (Dit in tegenstelling tot ‘normale’ werknemers, waar de werkgever verantwoordelijk is voor het handelen van de werknemer). Hulpverleners zullen zelf willen bepalen hoe hun EPD eruit ziet. Dit is mogelijk in de nieuwe generatie systemen, maar niet in de oudere. Bij uitwisseling zal er dan een interpretatieslag moeten plaatsvinden of een letterlijk meekijken in het dossier. Dit kan met de nieuwe generatie EPD-systemen wel, maar met de oudere generatie niet. Zie hier weer een onderdeel van de problematiek van het NicTiz.
Indien we in de gezondheidszorgmarkt in een green field-situatie zouden kunnen beginnen, zou de in het artikel beschreven aanpak eenvoudig zijn. Helaas hebben we die luxe niet. Hulpverleners die echter niet willen wachten kunnen nu kiezen voor systemen waarbij het uitwisselen, communiceren van EPD gegevens volledig is getegreerd en ketenzorg dus werkelijk ten uitvoer kan worden gebracht.