Harde schijven blijken toch niet zulke watjes als ze wel eens zeggen. Dat concluderen drie Google-onderzoekers op grond van de prestaties van honderdduizend harde schijven die Google voor haar servers inzette tussen 2001 en 2006.
De onderzoekers registreerden niet alleen omgevingsfactoren zoals de temperatuur, maar ook activiteitsniveaus en SMART-parameters. SMART staat voor Self-Monitoring Analysis and Reporting Technology en is een monitoring systeem om te kunnen anticiperen op defecten aan harde schijven. De Google-onderzoekers konden geen SMART-parameters identificeren die een goede voorspelling geven voor toekomstig disfunctioneren. Ook de temperatuur van een harde schijf geeft dus geen aanwijzingen voor het moment waarop een harde schijf er de brui aan geeft. Moeten we hieruit concluderen dat exploitanten van datacenters geld kunnen besparen op hun koeling, zoals de Google-onderzoekers voorzichtig suggereren? Michel van Osenbruggen, directeur van een BIT, een provider die twee eigen datacenters beheert: “Wij gaan de temperatuur zeker niet verhogen. Dan krijg je weer heel andere problemen, zoals processoren die oververhit raken. Het conditioneren van een serverruimte is bovendien veel complexer dan alleen het instellen van de thermostaat. Een goede air flow en luchtvochtigheid zijn minstens even belangrijk.”