Begin december werd het Jaarboek Open Source 2006-2007 gepresenteerd tijdens een symposium van het overheidsprogramma OSOSS (Open Standaarden en Open Source Software). Samensteller Hans Sleurink hield de aanwezigen voor dat het bij open source software om veel meer gaat dan om louter kosten.
Sleurink is in het dagelijkse leven hoofdredacteur van de nieuwsdienst Media Update, die drie keer per week berichten op het snijvlak van ict en media verzorgt voor een lezerspubliek van voornamelijk beleidsmakers. “De open source beweging komt uit de wereld van de cultuur”, zegt hij met grote nadruk. “Daarmee bedoel ik niet de zogenaamde hogere cultuur, zoals de schilderkunst of de opera, maar de cultuur van alledag. Dat is het domein waarbinnen we de dingen betekenis geven. Waar bepaald wordt hoe we denken en voelen. Dat bepaalt uiteindelijk ons handelen. Vanaf het midden van de jaren ‘80 is er een gestage groei te zien van de open-sourcegedachte binnen het culturele domein en die ontwikkeling gaat door.”
Voor een deel is dat zo, omdat de open source beweging aansluit bij traditionele academische waarden, betoogt Sleurink. “Die belichamen het verlangen om in alle vrijheidonderzoek te kunnen doen en de resultaten van dat onderzoek ten goede te laten komen aan de samenleving als geheel. Tegelijkertijd is dit waardebesef bij lange na niet tot de academische wereld beperkt. Werk doen ten gunste van de samenleving is een behoefte, die diep in de menselijke natuur is verankerd. Het zit in onze genen gebakken. Het raakt aan de behoefte om voort te bestaan als soort. Dat maakt waarom de open source gedachte stevige wortels heeft in onze cultuur. Maar juist deze culturele waarden zijn in het beleid van de overheid heel lang volledig verwaarloosd.”
Inlopen
Sleurink geeft als voorbeeld de ict-achterstand, die Europa in tien jaar tijd heeft opgelopen ten opzichte van de VS. “In 1990 hadden beide continenten nog een aandeel van zo’n 35 procent in de wereldmarkt. In 2000 was dat 41 procent geworden voor de VS en 28 procent voor Europa. Die kloof zal inmiddels zeker niet kleiner geworden zijn. Dit uiteengroeien kun je niet alleen uit economische factoren verklaren. Het heeft vooral te maken met houdingsaspecten, dus met cultuur. In de VS is sprake van een grotere vertrouwdheid met technologie; er is meer ondernemingszin, minder angst om fouten te maken. Als we willen inlopen, zullen we moeten breken met het idee van de maakbare en controleerbare samenleving en met het ingenieursdenken dat daarbij hoort. Er moet ruimte komen voor het onbekende, voor experiment, voor avontuur, voor onbevangenheid. Meer ruimte voor initiatief, minder plannen op output. De wereld van morgen is die van online samenwerkingsprojecten zoals Wikipedia en YouTube. Die hebben hun eigen dynamiek. Ze zijn niet vooraf zo gepland.”
Impact
Volgens Sleurink is de economische impact van zo’n culturele lente enorm. “Dat komt omdat onze wereld snel kleiner wordt. Alles heeft met alles te maken. En alles wordt steeds complexer. Daardoor zijn veel problemen niet meer van bovenaf op te lossen. Dat moet nu van onderaf. Kijk naar de inspanningen, die de belastingdienst moest doen, bij de overgang naar het nieuwe zorgstelsel. Dat was qua technologie een gigantische operatie, die goed leek te gaan, maar in een bepaald onderdeel toch fout ging. Met een hoop financiële schade en ontevredenheid bij de burgers als gevolg. Zo’n proces moet je als open source project aanpakken. Met tienduizenden ogen, die meekijken en je behoeden voor fouten. De overheid kan zo’n aanpak stimuleren. Bijvoorbeeld door het meewerken aan zulke projecten fiscaal aantrekkelijk te maken. Dat vergroot ook de sociale betrokkenheid. Denk ook aan het nationale waterbeheer of het samenwerken van disciplines in de wetenschap. Ook daarbij kan open source een rol spelen. De mogelijkheden zijn legio. Bovendien, de meeste deelnemers aan open source projecten leven in Europa. Op dat vlak staan we sterker ten opzichte van de VS. Dat kunnen we benutten voor economische groei en versterking van de ict-industrie. Hier ligt een geweldige kans voor Europa.”De vraag is wat de overheid verder nog kan doen. “Jaarlijks zou een groot nationaal Mediafestival op z’n plaats zijn, waar kunst en technologie, poëtica en informatica samenkomen, vergelijkbaar met het Holland Festival. In het onderwijs is ruimte nodig voor media-educatie. We leven in een kenniseconomie. Dat impliceert dat je informatie en kennis met een zo hoog mogelijke snelheid en kwaliteit moet kunnen overdragen. Hoe doe je dat? Via media. Goed met media kunnen omgaan is daarom een essentiële vaardigheid.”