De Nederlandse overheid koos eind jaren zestig bewust voor de PRX-telefoniecentrale van Philips om een nieuw exportsucces te creëren. Die opzet faalde. De door Nederland genegeerde telefooncentrales van de Amerikaanse Bell-dochter ITT werden wel een internationale kaskraker.
Ergernis over de nauwe banden tussen de Amerikaanse overheid en de Chileense junta was in 1977 de belangrijkste reden voor de PPR-staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Van Hulten om de aankoop van telefooncentrales van het Amerikaanse ITT tegen te houden. Dit feit is te lezen in het gedenkboek ‘125 jaar bellen met Bell' dat de nauw aan Alcatel gelieerde Telecommunicatie Erfgoed Stichting in oktober uitbracht. Al in 1974 had de Nederlandse overheid bepaald dat de oude telefooncentrales in de bestaande Bell-districten op termijn te vervangen door PRX-centrales van Philips en de AXE-centrales van het Zweedse Ericsson. ITT had in 1985 wereldwijd telefooncentrales met in totaal 2,9 miljoen lijnen geïnstalleerd, wat overeenkomt met een marktaandeel van 9,4 procent in de telefoniemarkt destijds. Daar heeft Philips nooit aan kunnen tippen. Het technologieconcern wist zijn PRX-telefoniesysteem alleen in Saoedi-Arabië te slijten.
De Amerikaanse Bell-dochters speelden al in de beginjaren van de telefonie een bescheiden rol op de Nederlandse markt doordat de Rijkstelefoon de voorkeur gaf aan automatische hefdraaikiezercentrales van het Duitse Siemens. De in Amerika ontwikkelde en in België gefabriceerde Rotary-centrales kwamen bij de uitbouw van het telefonienet in de eerste decennia van de twintigste eeuw alleen in Den Haag, Utrecht en Haarlem te staan. Wel fabriceerde en installeerde Bell-dochter NBTM lijnversterkers en later ook apparatuur voor interlokale radioverbindingen.
Tij lijkt te keren
Na de Tweede Wereldoorlog leek het tij voor Bell in Nederland te keren. Bell-dochter NSEM neemt de fabrieksgebouwen en activiteiten over van de opgeheven Nederlandse Siemens Mij. Bij de wederopbouw van het Nederlandse telefonienet kreeg de combinatie NBTM/NSEM een groter deel dan voorheen. De PTT koos ervoor om ook in de centrales van Breda/Tilburg, Den Bosch en Arnhem het Rotary-systeem van Bell te gebruiken. De NSEM toonde alleen geen belangstelling voor de productierechten op de hefdraaikiezertechnologie van Siemens, waar de meeste Nederlandse centrales op gebaseerd zijn. Het hield vast aan het eigen Rotary-systeem. Het beging hiermee een kardinale fout, omdat de PTT in de jaren na de oorlog aan de Siemens-technologie bleef vasthouden. Philips stapte wel in dit gat door deze centrales te gaan produceren.
Zware klap
De Bell-adepten kregen een zware klap te verduren toen de PTT aankondigde alleen centrales van Philips of Ericsson af te willen nemen. Het inmiddels in ITT omgedoopte NSEM besloot ondanks deze tegenslag in 1985 een nieuw hoofdkantoor en fabriek op de Haagse Kerketuinen te openen voor de verkoop en productie van een nieuwe generatie digitale telefooncentrales. Het lukte ITT halverwege de jaren tachtig de PTT opnieuw te interesseren voor zijn centrales naast de AXE-centrale van Ericsson en het inmiddels door Lucent opgekochte PRX-systeem. Toen begin jaren negentig de eerste S12-systemen daadwerkelijk geleverd waren, besloot KPN onder druk van de opkomst van mobiele telefonie en concurrerende telecombedrijven op de exploitatiekosten te bezuinigen. Het doek viel opnieuw voor het S12-systeem. Begin jaren negentig verhuisde Alcatel Nederland naar een kleiner pand in Rijswijk.
Staatssecretaris van Hulten had niets te maken met de keuze om de NSEM centrales te gaan vervangen door PRX-centrales. In 1974 moesten Philips, NSEM en Ericsson offertes indienen voor de levering van centrales in de komende jaren. Deze offertes werden technisch en financi?el beoordeeld door PTT. Als lid van de beoordelingscomissie weet ik dat de kosten van het door de NSEM aangeboden Metaconta10C systeem circa 40 % hoger lagen dan ie van PRX en daardoor viel dat systeem af.
Dat later PTT wel S12 invoerde was wel een politieke opgedrongen keuze. Vanuit de politiek (VVD) kreeg PTT de opdracht een derde systeem te gebruiken naast de 5ESS van Lucent en de AXE van Ericsson. In de systeemkeuze van 1987 deden vijf systemen mee en S12 werd gekozen naast AXE en 5ESS.
Na verzelfstandiging van PTT besloot KPN deze centrales weer te verwijderen. Niet omdat zij niet goed werkten, na een paar jaar met aanloopproblemen werkten zij goed in het Nederlands netwerk, maar omdat het voeren van drie systemen aanzienlijk duurder was dan twee. Die kosten bestaan voor een aanzienlijk deel uit ontwikkelingskosten voor nieuwe functies (software) die per systeem tientallen miljoenen per jaar vroegen. Het afschrijven van het toen nog niet zo groot aantal centrales (circa 700.000 lijnen) was binnen enkele jaren terugverdiend.