Met Paranoia, een adembenemende thriller die zich afspeelt in de Amerikaanse ict-industrie, maakte schrijver Joseph Finder (1958) in 2003 naam. Daarna verscheen het beklemmende Bedrijfsongeval, waarin een 'ceo' van een technologiegedreven leverancier van kantoorinrichtingen van zijn voetstuk dreigt te vallen. Zijn recente pennenvrucht heet Killersinstinct. Deze thriller speelt zich af in de elektronicasector. Finder lijkt het patent te hebben op een nieuw genre: de technologiethriller.
In Joseph Finders nieuwste roman Killersinstinct is de hoofdpersoon Jason een verkoper bij het fictieve Entronics, een elektronicaproducent van flat panels en plasma-schermen in Massachusetts. De firma is in Japanse handen gekomen; de Japanners hebben bovendien de Amerikaanse vestiging van het Nederlandse bedrijf Royal Meister (lees Philips) ingelijfd. Na de integratie zal een van de twee verkoopteams afvallen. Jasons loopbaan raakt in een stroomversnelling wanneer Kurt, een vriend en een ex-Special Forces die bij de beveiligingsdienst van het bedrijf werkt, hem een handje helpt in het aanpakken van zijn ‘vijanden’. Dan vallen echter de eerste doden….
Joseph Finder: “Elk van mijn boeken handelt over ambitie en de vraag hoe ver je moet gaan om je doelen te bereiken. Succes gaat doorgaans ten koste van andere zaken. Vaak ontstaat er een spanningsveld tussen een carrièrepad en het privéleven. Tegen deze achtergrond voer ik hoofdpersonen op die een normaal bestaan leiden, maar door plotselinge omstandigheden over de schreef gaan. Maar ze zijn ook sympathiek, waardoor lezers zoiets hebben van: ‘laat ze in godsnaam hun leven weer op orde krijgen’. Het zijn geen perfecte mensen. Ze maken fouten, zoals jij en ik, en ze beseffen op een gegeven moment dat ze die fouten moeten herstellen. Daar zit een moraliteitsaspect in, maar dit soort personages van vlees en bloed vind ik realistischer en interessanter dan 100 procent goede helden.
Killersinstinct speelt zich af in de elektronicabranche. Na Paranoia en Bedrijfsongeval is dit uw derde thriller waarin technologie een vooraanstaande rol speelt. Wat spreekt u daarin aan?
Ik ben dol op gadgets, zoals een BlackBerry, mobiele telefoons, dvd recorders… Ik skype graag en heb thuis mijn eigen Apple-netwerk geïnstalleerd. Ik hou van technologie: ik lees er graag over en doe er onderzoek naar voor mijn boeken.
Een bewuste keuze dus, die technologiethrillers?
Dat niet. Ik had al een aantal spionageromans op mijn naam staan. Het idee voor Paranoia, mijn eerste high tech thriller, begon eigenlijk als een avontuur over bedrijfsspionage. Een vriend, die voor de CIA werkt, wees me erop dat veel beveiligingspersoneel bij grote concerns afkomstig is van inlichtingendiensten. Die lui kennen de methodes die organisaties als de CIA, Mossad en KGB hanteren. Toen ik eenmaal onderzoek deed, werd ik echter gegrepen door de wereld van de high tech. Het verbaasde me dat niemand er nog een thriller over had geschreven. Er spelen allerlei intriges, er zijn politieke spelletjes, er is verraad en er bestaat veel paranoia. Tegelijkertijd is het een creatieve, opwindende plek.
Paranoia geeft een levensecht beeld van de ict-branche. Hoe vergaarde u uw informatie? Veel lezen en veel praten. Ik heb mensen bij firma’s als Cisco Systems, HP, Apple Computer, Oracle en Microsoft kunnen spreken. Toen ik bijvoorbeeld bij Apple langs mocht, liep er net een zeer geheim project. Ik vroeg hoe het bedrijf dit trachtte af te schermen voor de buitenwacht. Mijn bron liep toen met me door een gang waar alle ramen waren geblindeerd. Die aanpak heb ik in Paranoia verwerkt. En weet je wat het later bleek te zijn: de iPod!
Ik heb ook nerds gesproken. Elk bedrijf heeft er wel één. Het zijn aanhangers van complottheorieën, intellectueel, achterdochtig, wereldvreemd…mysterieuze geeks die het prima doen als personage in een thriller.
Ik schrijf fictie, maar wil wel zo realistisch mogelijk overkomen. Waar mogelijk gebruik ik echte bedrijfsnamen en ik leg uit hoe producten werken en in de markt worden gezet. Ik vermaak lezers maar ik wil dat ze gelijktijdig iets opsteken over iets dat ze niet kennen. Dat vereist grondig onderzoek vooraf. Voor Killersinstinct heb ik onder andere gepraat met medewerkers van NEC, EMC en MIT, financiële, militaire en medische experts, en specialisten in bedrijfsbeveiliging, én verkopers die mij het ‘killersidioom’ van saleslieden leerden.
Een aparte ervaring is altijd dat mensen tegen mij vrij uit praten omdat ik een roman schrijf over een verzonnen realiteit, bevolkt met nepmensen. Had ik non-fictie geschreven dan hadden de meesten dezelfde informatie niet mogen geven.
In Paranoia werkt hoofdpersoon Adam voor Wyatt Telecom. Na een uit de hand gelopen akkefietje chanteert topman Nick Wyatt hem en moet hij gaan spioneren bij Trion Systems, het bedrijf van it-grootheid Jock Goddard. Zijn die twee ceo’s geïnspireerd op bestaande figuren?
Jock Goddard is geënt op Andrew Grove, stichter van Intel, oorspronkelijk een Hongaarse immigrant die is uitgegroeid tot ’the eldest statesman’ van de it-industrie. Wyatt is een mix van eigenschappen van diverse it-grootheden, waaronder het streberige van Larry Ellison, het briljante van Steve Jobs en het succesvol aan de haal gaan met andersmans ideeën van Bill Gates. Zowel Goddard als Wyatt zijn oprichters en zeer competitief ingesteld, maar ze hebben wel verschillende karakters. Wyatt is rijk, agressief en gewetenloos. Daarom heb ik hem tegenover de oudere, haast patriarchachtige Goddard gezet. Al blijkt die toch minder heilig dan menigeen denkt.
Achtergrond
Het interview met Joseph Finder vond plaats in het Ambassade Hotel aan de Herengracht in Amsterdam, in de bibliotheek waar vele andere auteurs hem voorgingen. Zijn boeken verschijnen in Nederland bij uitgeverij Luitingh. Meer informatie: www.jospehfinder.com.
Finders volgende boek speelt zich af in de defensie-industrie. “Van buitenaf ziet het er uit als een boosaardige wereld, maar binnenin werken ingenieurs die het leuk vinden om vliegtuigen te bouwen en bommen te maken. Ze geloven erin. Zo’n tegenstelling leent zich om uitgewerkt te worden voor een boek.”
Vermeldenswaardig is nog een andere it-thriller: De afrekening van ex-strafpleiter Steve Martini. Hierin draait het om het oplossen van een moord op de directrice van een softwarebedrijf dat een computerprogramma voor de Amerikaanse krijgsmacht aan het ontwikkelen is. Militair Emiliano Ruiz is opgepakt als dader, maar zwijgt. Zijn advocaat Paul Madriani moet uitzoeken wat er werkelijk is gebeurd. De afrekening (uitgeverij De Boekerij) is niet zo’n gelikt avontuur als de romans van Joseph Finder, maar meer een juridische thriller met veel rechtbankscènes en aardige bespiegelingen over gevaarlijke softwaretoepassingen.
Zie ook de boekbespreking van Renzo Verwer, ‘Paranoia: prullenbakken en diefstal’ in het online-archief (8 april 2005)
U laat in uw boeken zien hoe bedrijfsspionnen informatie achterhalen. Niet alleen door bluf en de juiste praatjes, maar ook door technologie. In Paranoia installeert Adam bijvoorbeeld een key ghost, een minuscule kabelconnector om toetsaanslagen, wachtwoorden en e-mail van een computer af te lezen. In Killersinstinct komt de techniek phreaking voor: het klonen van een telefoon, zodat alle gesprekken kunnen worden afgeluisterd. Is dit realistisch?
Het blijkt heel eenvoudig om waardevolle informatie te stelen. Echte dreiging komt meestal van binnenuit en daar besteden ondernemers veel te weinig aandacht aan. De manier waarop bijvoorbeeld Adam in Paranoia bij het bedrijf van Jack Goddard wordt geïnfiltreerd, gebeurt ook in het echt. Je geeft iemand een valse identiteit en een interessante achtergrond en laat hem via een headhunter inhuren door het bedrijf dat je wilt bespioneren. Dan voer je hem steeds met waardevolle marktinformatie, zodat hij voor dat bedrijf zijn ‘meerwaarde’ kan aantonen, hoger op de ladder komt te staan en bij ’top secret’-projecten betrokken raakt. Dit zijn tactieken waarmee de CIA hun agenten in Rusland plaatsten en de KGB die van hen in de VS.
Bedrijven zouden uw boeken intern als voorlichtingsmateriaal kunnen gebruiken!
Dat is wel eens gebeurd! (lacht) Mensen gaan slordig om met hun gegevens. Dat is gevaarlijk voor henzelf, maar ook voor hun organisatie vanwege mogelijke indringers die kwaad willen. Paranoia bevat een scène waarin Adam ’s avonds een kamer wil binnendringen. Hij vindt de sleutel ervan in de plantenbak en het computerwachtwoord staat op zo’n gele post-it, hangend aan het bureau van een secretaresse. Dit is geen fictie, maar nog steeds een alledaagse praktijk! Bij een van mijn interviews voor Killersinstinct sprak ik met een financieel directeur van een groot Amerikaans technologiebedrijf. Zijn assistent vertelde me dat hij ook altijd zo omging met zijn kamersleutel en wachtwoorden. Maar na het lezen van Paranoia niet meer!
Mensen gaan slordig om met hun privacy. Ze vergeten dat je op internet overal sporen achterlaat en dat hun zakelijke e-mail niet privé is. Ik stuur mijn bronnen e-mails, en dan krijg ik antwoorden terug met grappen over hun baas of hun bedrijf. Dan bel ik op en zeg ik: ‘niet doen, bedrijfsbeveiliging leest je e-mail op basis van sleutelwoorden.’
In uw boek Bedrijfsongeval gunt u de topman van Stratton, een fictieve leverancier van hoogwaardige kantoorartikelen, de hoofdrol. Een verrassende keuze, zo’n bestuurder…
In Paranoia betreft het een hoofdpersoon die zich van onder naar boven opwerkt. Nadien vroeg ik me af of het andersom ook interessant zou zijn: de chief executive officer als held. Dat zie je eigenlijk nooit. Ik wist ook niets van dat leefmilieu en heb diverse vraaggesprekken met bestuurders gehouden. Ik wilde van ze weten hoe zij een bedrijf runnen en hoe het voelt om medewerkers te moeten ontslaan. Zoiets is echt pijnlijk voor ze, vooral in kleinere steden waar een ceo zijn werknemers ook op sociaal vlak kent. Wij, buitenstaanders, lezen het nieuws en denken ‘het zal hem niets kunnen schelen; eigenlijk zou die zelf aangepakt moeten worden’, maar zo’n man heeft vaak geen keus. Zijn aandeelhouders of commissarissen verordonneren dit. En doet hij het niet, dan moet hij zelf vertrekken. Het merkwaardige is wel dat er bonussen worden uitgekeerd, wanneer zo’n sanering wordt uitgevoerd. Dat geeft een totaal verkeerd signaal.
Bedrijfsongeval gaat over een directeur, Nick Conover, die een paar duizend man moet ontslaan. Zijn fabriek staat in een relatieve kleine stad, dus hij is alom bekend én gehaat. Hij krijgt met een stalker te maken en regelt thuis een ‘high tech’ beveiligingssysteem. Dit camerasysteem legt echter vast hoe hij ten einde raad zelf actie onderneemt tegen die indringer. Hij laat de beelden vernietigen, maar is er niet zeker van of er nog een back-up is. Technologie is fraai, maar maakt het ons wel kwetsbaarder! Voor een schrijver vormt dat goed materiaal!
Ook in Bedrijfsongeval speelt techniek een vooraanstaande rol. Niet alleen dat vermaledijde camerasysteem maar qua kantoortechnologie.
Die Nick Conover moet als directeur leiding geven aan de omwenteling van zijn bedrijf van een fabrikant van kantoormeubilair in een ontwerper van het ‘kantoor van de toekomst’ met allerlei technische snufjes. Zoals een ‘white board’ waar je een tekst op schrijft die dan kan worden doorgestuurd naar een ander kantoor. Stratton fabriceert zelf steeds minder, maar biedt kantoorinrichtingsconcepten aan, waarbij alle benodigde spullen van toeleveranciers afkomstig zijn. Die transformatie van een ouderwetse fabriek in een futuristisch denkend, technologiegedreven onderneming vond ik interessant om te beschijven. Nick vindt het eigenlijk stompzinnig, maar moet er in mee gaan. Hij is danwel de baas, maar de echte macht ligt bij de aandeelhouders.
Dat thema heb ik ook in Bedrijfsongeval uitgewerkt: dat bij grote firma’s de topman het tegenwoordig niet altijd voor het zeggen heeft. Als de grote aandeelhouders een topman niet meer zien zitten, en dat is vaak een gevoel, dan moet je het veld ruimen. Nick Conover moet zelf ook vrezen voor zijn hachie, terwijl hij duizenden mensen heeft ontslagen. Hij heeft de ultieme macht ook niet. Een spannend gegeven voor een boek.
In Bedrijfsongeval komt als grote tegenstrever van Conover de achterbakse financieel directeur Scott McNally voor. Is dat een verwijzing naar Scott McNealy, de topman van Sun Microsystems?
Oeps! Die namen lijken inderdaad erg veel op elkaar. Had ik iets langer over moeten nadenken. Maar het is louter toeval! (lacht).
In dat boek komen ook veel Nederlandse namen voor, zowel van families (vb. Koopmans, Dykstra) als plaatsen (vb. Kloteradeel). Hoezo dat?
Bedrijfsongeval speelt zich af in Midwest Michigan, de Grand Rapids. Veel Nederlanders zijn hiernaartoe geëmigreerd, bleek mij toen ik onderzoek deed. Ik sprak met allerlei mensen die Nederlandse voor- en achternamen hadden. Daar stond ik in eerste instantie niet bij stil, maar tijdens het schrijven heb ik die Nederlandse invloed in mijn fictieve stad Fenwick verwerkt. Ik heb hierover diverse e-mails van Nederlandse lezers gehad, zelfs al toen het boek alleen nog in het Engels was uitgekomen.
Uw rechtbankthriller High Crimes is verfilmd met Ashley Judd en Morgan Freeman in de hoofdrollen. Hoe zit het met de filmrechten van uw technologiethrillers?
Paramount heeft de filmrechten van Paranoia gekocht. Er hebben diverse scenarioschrijvers aan gewerkt, maar ik heb er al een tijdlang niets over gehoord. Typisch Hollywood. Ik let daar niet meer op. Bij High Crimes had ik er ook weinig vertrouwen in, maar toen de film uitkwam, was ik shocked! Ik zag rechtbankscènes in beeld die zich in mijn eigen hoofd afspeelde toen ik het boek schreef.
Weet je dat ik ook in de film te zien ben? Vijf keer zelfs! Als een cameo à la Alfred Hitchcock. Ik speelde een militaire ambtenaar en zat aan de kant van de aanklager. Ik had geen tekst. Mijn rol was staren naar Morgan Freeman. Het was erg leuk, maar wel vreemd. Ik kreeg een soort Escher-gevoel: hier zat ik in een rechtbank die ik drie jaar geleden verzonnen had als imaginaire rechtbank voor in mijn boek!