Van de hand van telecomconsultant Sander Lelieveld verscheen in Computable van 10 november een opmerkelijke opiniestuk onder de kop ‘IP-telefonie is minder betrouwbaar’. Een opmerkelijk geluid dat aanleiding was voor gesprekken met de auteur en deskundigen bij de leveranciers van ip-telefonie.
Hoewel de kop boven de discussiebijdrage in zijn ogen wat kort door de bocht was, blijft Sander Lelieveld bij zijn centrale stelling dat ip-telefonie in de praktijk niet zo betrouwbaar blijkt als de vertrouwde telefonie. “Traditioneel gaat het om een bedrijfstelefooncentrale (PABX) met een permanente point-to-point 2-aderige koperverbinding naar de telefoons in een spider-netwerk. Dat is bij VoIP vervangen door een of meer servers, een ethernetnetwerk met connectiepunten en digitale telefoontoestellen. Er komen veel meer schakels in de keten bij, elk met hun eigen foutgevoeligheid.”
1. Netwerkapparatuur
Het netwerk moet kwaliteitseisen voor spraak ondersteunen, en spraakpakketten voorrang geven op datapaketten. Dat is technisch goed te regelen met quality of sevice (QoS) op laag-3 (ip-niveau) en cost of service (CoS) op laag-2 (ethernetniveau); QoS regelt de voorrang op een router, CoS de voorrang op een link tussen twee routers eigenlijk op switches (laag 2). “Implementeren is niet zo’n probleem, het onderhouden van zo’n netwerk door lokale netwerkbeheerders van bedrijven is dat wel. In de praktijk blijkt dat moeilijk, dat zie en hoor ik dagelijks als consultant; het is een kennisprobleem en samenwerkingsprobleem.”
“De kwaliteit van het datanetwerk is traditioneel een ondergeschoven kindje geweest, maar wordt nu bepalend voor de kwaliteit van de VoIP-verbinding. Designfouten en configuratiefoutjes komen genadeloos aan de oppervlakte. Ik weet uit mijn werkpraktijk bij een aantal organisaties hoeveel problemen dat oplevert. Je hebt er een professioneel team van netwerkbeheerders en beheerders van de telefoonapplicatie voor nodig, met een grondige kennis van metacommunicatie. Netwerkintegrators als Cisco zijn daar juist erg goed in.”
2. Bekabeling
“De bekabeling is niet meer alleen koper, maar een combinatie van utp, coax en glasvezel. Meer overstap, dus iets kwetsbaarder dan vroeger, maar niet een echt groot probleem.”
3. Vertaling van mediatypen
“Omdat netwerken redundant zijn uitgevoerd, komt data langs verschillende typen kabels en verschillende switches en routers op zijn plaats van bestemming. ATM, Frame Relay, ethernet, pakketten over MPLS, alles door elkaar heen. De datapakketjes worden daarbij voortdurend ‘vertaald’. Veel netwerkbeheerders klagen er over dat telecommunicatie hiermee ook voor hen een soort ‘black box’ is geworden, waarin de oorzaak van problemen of storingen moeilijk te achterhalen en te begrijpen is.”
4. Stroomvoorziening
“Elke component van een VoIP-netwerk heeft stroom nodig, ook de telefoon. Die laatste kan permanent van stroom voorzien worden door ‘power over ethernet’, maar dat vergt een investering. De MER (main equipment room) van een onderneming beschikt vaak over no break (UPS) en over een noodstroomvoorziening. In de SER (satellite equipment room), de kasten op een etage of afdeling, ontbreekt die vaak. Maar ook de SER’s hebben noodstroom en UPS nodig, bijvoorbeeld om de telefoons te blijven (consistentie) voorzien van power over ethernet. Daar moet dus in geïnvesteerd worden.”
5. Beveiliging
“Gesprekken liepen vroeger bij een bedrijfscentrale van de telefoon naar de SER via een enkele kabel; die was afluisterbaar. Vanaf de SER ging het gesprek verder via multipair cable, die bijna niet valt af te luisteren. Met VoIP lopen alle spraakpakketten over gedeelde netwerken die afluisterbaar zijn zonder fysieke toegang tot het betreffende netwerkdeel. Dat kan best worden voorkomen, maar dat kost geld, tijd en inspanning. Het is bovendien goed te bedenken dat ip-telefonie een applicatie is geworden die op een server draait. PABX’en en bedrijfseigen systemen zijn betrekkelijk eenvoudig te beveiligen, ‘open systemen’ alleen ten koste van veel inspanning.”
6. Servers: upgrades & vervanging
“Een PABX wordt in tien jaar afgeschreven, een server in drie jaar. Die wordt dus in dezelfde periode drie maal vaker vervangen. Dat is een it-project, dus… Ook een telefoonserver heeft patches nodig, beveiliging, kent slijtage op onderdelen, wordt beheerd en met regelmaat gereboot. De praktijk leert dat servers drie dagen per jaar plat liggen vanwege onderhoud en storingen.”
7. Gateway
“Aan de ‘rand’ van de onderneming wordt het interne ip-netwerk gekoppeld aan bijvoorbeeld ISDN-30 lijnen van KPN of Versatel, het openbare net. Op dat koppelvlak staat een gateway of een gateway/server. Wederom een extra schakel in de keten die regelmatig zijn software-upgrades nodig heeft.”
“Lopend langs deze zeven schakels moet de conclusie luiden dat het beheer van de ip-telefonie verspreid is geraakt over verschillende leveranciers en platforms. De MTBF (mean time between failure) neemt exponentieel toe met zoveel meer schakels in de keten dan vroeger.”
Daarmee komt Sander Lelieveld op wellicht het allergrootste obstakel voor betrouwbare ip-telefonie:
8. De beheerafdeling
“Dat is de zwakste schakel in de keten, die afdeling moet op orde zijn. Netwerkmanager en telecommanager moeten van elkaar weten wat ze doen. Bij een verschil van mening wint bijna altijd de netwerkmanager, omdat uiteindelijk alles over het netwerk loopt. De telefoonbeheerder krijgt dus met een nieuw platform te maken, een nieuwe centrale en een nieuwe interface. De netwerkmanager kan echter zeker niet zonder telefoonexpertise in zijn team; hij heeft immers geen verstand van doorverbinden, huntgroepen (groepen telefoons van mensen die een vergelijkbare taak verrichten) of voice-responsesystemen.”
“Je kunt VoIP op twee manieren aanpakken. Ofwel een onderneming gaat in één keer aan de ip-telefonie aan de hand van een datacomleverancier, ofwel de bestaande PABX-centrale wordt ip-enabled gemaakt door apparatuur van Avaya, Nortel, Cisco, Alcatel of Ericsson. Die laatste aanpak zou mijn voorkeur hebben, want dan kunnen de data- en de telefonieafdeling veel beter van elkaar leren en snoepen van de nieuwe technologie.”
“In een greenfield-situatie (in een nieuw pand bijvoorbeeld) zou ik kiezen voor de eerste oplossing. In alle andere gevallen voor de tweede oplossing. Dat zie je in de praktijk ook vaak gebeuren, al was het maar omdat het vele malen goedkoper en minder omslachtig is de bestaande omgeving langzaam uit te breiden. Telecombedrijven zijn daarmee in opmars gegaan.”