Peer-to-peer (p2p) is in veler ogen synoniem met piraterij, onbetrouwbaarheid en kostbare rechtszaken. De TU Delft beweert echter software te hebben ontwikkeld die een reguliere doorbraak van p2p-techniek kan bewerkstelligen. “Als Del.icio.us Tribler gaat gebruiken, kan het uitgroeien tot de nieuwe Google.”
Stichting Brein had het er maar druk mee, de afgelopen zomer. Verschillende beheerders van Bittorrent-websites werden door de waakhond van de entertainmentindustrie gedwongen de stekker uit hun pc’s te trekken. Sommigen brachten zelfs een nachtje in de cel door. Ze zouden zich schuldig hebben gemaakt aan medewerking aan piraterij middels het populaire Bittorrent-protocol van ontwikkelaar Bram Cohen. Tegelijkertijd kwam de muziekruilbeurs Kazaa – nog gebaseerd op een oudere generatie p2p – tot een schikking van 100 miljoen dollar met de muziekindustrie.
Dat p2p-technologie in een kwade reuk staat bij de muziek- en filmindustrie, is bekend. Illegale uploads vormen immers het leeuwendeel van de via deze techniek uitgewisselde bits en bytes. Sinds enige tijd aast diezelfde industrie echter op legale toepassingen. Begin dit jaar startte mediagigant Time Warner in Duitsland met p2p-distributie van bioscoopfilms. Het resultaat (In2Movies) mag in de praktijk zijn tegengevallen, maar inmiddels heeft ook dochtermaatschappij Warner Brothers 200 films via Bittorent-techniek gedistribueerd.
De grote mediamaatschappijen zijn duidelijk bang om een nieuwe, veelbelovende ontwikkeling te missen. Maar is p2p werkelijk in een legaal, commercieel jasje te persen? Johan Pouwelse, onderzoeker gedistribueerde systemen op de TU Delft, meent van wel. P2p is volgens hem ‘de toekomst van de contentdistributie op het internet’.
Pouwelse maakt deel uit van een academische onderzoeksgroep die een experimenteel p2p-softwareprogramma ontwikkelt. De software, Tribler gedoopt, is gebaseerd op het oorspronkelijke Bittorrent-protocol van Bram Cohen. Verschillende nationale en buitenlandse omroepen hebben al interesse in Tribler getoond, voor distributie van hun programma’s via het internet. De meeste van hen willen echter nog niet met Tribler in verband worden gebracht, zegt Pouwelse. “Het is controversieel, omdat men direct zaken doet met Hollywood. Maar Uitzending gemist (van de publieke omroepen – MB)is openlijk ons vriendje.”
Het grote voordeel van contentdistributie via p2p zijn de lage kosten, aldus Pouwelse. “Je bespaart enorm op de server- en streamerkosten.” Bovendien stelt de gebruiker binnen Tribler zijn eigen bandbreedte deels ter beschikking aan andere gebruikers. Op deze wijze zou een bedrijf als YouTube – dat miljoenen clipviews per dag streamt, waardoor de serverkosten uit de pan rijzen – eindelijk een rendabel businessmodel kunnen realiseren.
Risico’s
De nadelen die aan Bittorrent kleven, lijken vooralsnog zwaarder te wegen. Want waar het downloaden van streams via een bekende site gewoonlijk weinig risico’s met zich meebrengt, kunnen bestanden die via p2p-systemen worden verspreid veel gemakkelijker vervuild raken met virussen, ad- en spyware of illegaal gekopieerd materiaal. Deze bestanden worden immers decentraal doorgegeven, en iedere (anonieme) link in de distributieketen brengt een veiligheids- en juridisch risico met zich mee.
Het Tribler-team denkt de oplossing van dit probleem te hebben gevonden in de mogelijkheid gebruikersgroepen te creëren, de zogenaamde ‘tribes’. Dick Epema, hoofddocent Parallelle en Gedistribueerde Systemen aan de TU Delft: “Wat wij hebben toegevoegd is dat gebruikers elkaar kunnen vertellen welke content interessant is. Dat wisselen ze vervolgens uit binnen hun netwerk. Zo ontstaan er bepaalde groepen die in dezelfde content zijn geïnteresseerd.”
Tribler heft de anonimiteit binnen Bittorrent dus deels op. Elke Tribler-peer heeft bovendien een eigen, unieke ‘permanente identifier’, zodat hij of zij altijd te herkennen is. De peers die uiteindelijk een ‘vertrouwensband’ aangaan, wisselen continu informatie uit. Epema: “De bestanden en peers waarvan de leden kennis hebben, en het gewicht dat zij eraan toekennen, worden automatisch onderling uitgewisseld. Als je dus een bepaalde film wilt hebben, hoef je vaak zelf niet meer te zoeken omdat je de informatie al hebt gekregen. Die verspreidt zich als een olievlek.”
Om die uitwisseling efficiënt te laten verlopen, moeten profielen worden aangemaakt. Pouwelse: “We ontwikkelen nu software die onderscheid maakt tussen ip-adressen die totaal onbekend zijn, en die welke je eerder kunt vertrouwen. Die rekening houdt met je smaak, met wie je kent en wie je vertrouwt. Dat zit nu voor het eerst in een stukje software. Zodat je weet wie je vrienden zijn op internet.”
Tribler kan dus aan ip-adressen gekoppelde gebruiksprofielen samenstellen die, via aan het programma gekoppelde software, tot op lokaal niveau de peers kan identificeren en lokaliseren. Dat is voor commerciële en criminele derden waardevolle informatie. Maar volgens de onderzoekers hoeven gebruikers niet voor hun privacy te vrezen. Pouwelse: “Dat wordt alleen lokaal opgeslagen”, zegt hij. “We houden dat niet centraal bij.”
Privacy
“Dat is ook onze privacy policy”, legt hij uit. “Je smaak staat op je eigen harddisk en wordt niet zomaar in volledigheid aan iedereen gestuurd. Alleen aan je downloadmaatjes. Dat kun je ook met een knopje uitzetten.” Pouwelse benadrukt dat de universiteit ‘geen ultiem hulpmiddel voor piraterij’ kan maken. “Dus wij moeten gewoon dingen doen, zoals het ip-nummer koppelen aan een locatie en de permanente identifier.”
Niettemin lijkt het opheffen van de anonimiteit binnen een p2p-distributiesysteem een toename van de privacyrisico’s met zich mee te brengen. Bovendien bieden p2p-programma’s hackers een potentiële toegangspoort tot andere gevoelige data. Daar kwam Defensie dit voorjaar achter, toen de persoonlijke correspondentie van de koningin plotseling op straat bleek te liggen. Een hoge militair had de populaire p2p-client Limewire op zijn werk-pc geïnstalleerd, en zo buitenstaanders een onthullend inkijkje in zijn harde schijf geboden.
De onderzoekers erkennen dan ook dat Tribler, en p2p over het algemeen, minder geschikt is als communicatiemiddel voor grote ‘traditionele’ bedrijven en instellingen. Epema: “Een bedrijf als Shell wil zijn informatie, afgezien van advertenties en persberichten, binnenshuis houden. Daar is een gecontroleerde omgeving voor nodig en daarvoor zijn dit soort technieken toch minder geschikt. Voor dergelijke grote bedrijven zijn betrouwbaarheid en snelheid ook belangrijker dan kostenbeperking.”
Voor media- en telecommunicatiebedrijven echter, die het verspreiden van content op zo groot mogelijke schaal als kernactiviteit hebben, is p2p een nauwelijks te negeren optie. Pouwelse verwijst naar de recente aankondiging van KPN ‘all-IP’ te gaan. “Die telefoonlijnen gaan er allemaal uit. Eén rekening en één netwerk, dat is wat KPN wil.”
Skype
Met een aanpassing van het netwerk is het bedrijf er nog niet. “Je hebt helemaal geen KPN Voice-abonnement meer nodig”, meent de onderzoeker. “En ook geen verlengstuk naar je desktelefoon. Dat zijn allemaal defensieve strategieën. Waarom zou je meer nodig hebben dan een internetaansluiting?”, vraagt hij retorisch. “Kijk naar het grote succes van Skype. Dat is een van de meest geavanceerde p2p-systemen. Ook Skype heeft een netwerkeffect: de waarde ervan groeit zodra er meer mensen gebruik van maken. Je wilt er daarom ook bij horen. En dat heeft de makers geen windeieren gelegd.”
Voor een lokaal tv-station, dat voor weinig geld en binnen een specifiek netwerk beeld wil ‘uitzenden’, kan p2p een aantrekkelijke techniek zijn. Ook is het begrijpelijk dat de internetdivisie van de NOS p2p als mogelijke oplossing ziet voor capaciteitsproblemen die zich voor kunnen doen bij grote evenementen. Zodat de omroep niet, zoals bij de laatste Winterspelen, stante pede aanvullende servercapaciteit moet afhuren.
Bovenal lijkt p2p mogelijkheden te bieden voor ‘Web2.0-bedrijven’ als het al genoemde YouTube. Het Tribler-project zal zich de komende tijd dan ook vooral op webtechnologie richten, zegt Pouwelse. “We zijn bezig met webbrowsen via Tribler en willen een p2p-toepassing ontwikkelen voor Wikipedia. Dat is een organisatie zonder winstoogmerk, maar ze moeten wel zesduizend dollar per maand betalen aan webhostingkosten. Dus zijn ze letterlijk aan het bedelen op internet.”
Dat is met p2p-technologie niet meer nodig, meent de onderzoeker. “Tribler kan heel goed omgaan met artikelen die een miljoen keer per dag bekeken worden.” De artikelen die zelden worden opgevraagd kunnen dan gewoon direct vanaf de centrale server verspreid worden. Pouwelse: “We hebben nu indirecte contacten met Wikipedia. Je wordt echter niet zo snel serieus genomen. Dat zijn de grote jongens van het web, hè.”
Ook zijn er volgens Pouwelse ‘indirecte contacten’ met YouTube en de marktleider in social bookmarking Del.icio.us. “Als je Del.icio.us een stap verder ontwikkelt, is het een soort Google. Mensen maken binnen Del.icio.us samen een zoekmachine: ze verwijzen naar links en voegen extra informatie toe. Het is echter nog volledig client-server.” Een p2p-versie van Del.icio.us staat dan ook ‘hoog op het prioriteitenlijstje’ van het Tribler-team, zegt hij. “Als Del.icio.us Tribler gaat gebruiken, kan het uitgroeien tot de nieuwe Google.”