De Broekman Groep gebruikt het WhereNet real-time locating system (RTLS) om de 300.000 auto’s te volgen die jaarlijks van de boot komen op hun autoterminal in Europoort, Rotterdam.
Het terrein van de Rotterdamse Car Terminal van de Broekman Groep is 850.000 vierkante meter groot. Auto’s en vrachtwagens arriveren vanaf fabrieken aan de andere kant van de wereld per schip achter aan het terrein. Aan de voorkant gaan ze er per autotrailer of via Broekmans eigen spoorlijntje gepoetst en gemodificeerd weer uit. Op de enorme parkeerterreinen en parkeerdekken staat vooral veel van hetzelfde. Een rij van dertig hagelwitte vrachtwagens in de ene hoek, een kudde van twaalf knalgele terreinwagens in de andere. Tijdens de rondleiding komt een vlucht oranje personenauto’s neergedaald van een hoger gelegen parkeerdek. Leuk, die symmetrie op zo’n enorm terrein, maar hoe vind je nu die ene zwarte auto tussen die vijfhonderd andere, identieke, zwarte auto’s? Met rfid natuurlijk.
Gemiddeld staan er hier iedere dag 40.000 voertuigen geparkeerd. Bij al deze voertuigen bungelt een rfid-tag aan de achteruitkijkspiegel. Het signaal van de tag wordt opgepikt door de location access points (LAP), waarvan er in totaal 131 op het terrein staan. Driepuntsmeting bepaalt de locatie tot op anderhalve meter nauwkeurig. In vroegere tijden liep het personeel langs vijfhonderd identieke auto’s om het chassisnummer te scannen in de hoop op die ene, juiste. Tegenwoordig begeven ze zich rechtstreeks naar zone 1, rij 36, positie A om daar te vinden wat ze zoeken.
Barcodes
De Broekman Groep begon twee jaar geleden de mogelijkheden van rfid te onderzoeken als alternatief voor het gebruik van barcodes. Wim Milder is general manager it van de Broekman Groep. “In de jaren negentig waren wij heel geavanceerd met ons gebruik van barcodes, maar het probleem met die dingen is dat ze niet altijd leesbaar zijn. Als het regent kan de inkt uitlopen, als er sneeuw of ijs op ligt zijn ze onzichtbaar. Zeventig procent van de barcodes kon probleemloos worden gescand, maar de overige dertig procent moest met de hand in het systeem worden ingevoerd.” Milder ging op zoek naar een effectievere manier van ‘track & trace’. In september 2005 besloten ze om de proef op de som te nemen met hardwareleverancier WhereNet en businessintegrator Mieloo & Alexander. “We waren erg onder de indruk van het kleine team van enthousiaste specialisten. Dat mag best wel eens gezegd worden.” Na acht weken besloot Broekman Groep verder te gaan en in april van dit jaar ging het WhereNet real-time locating system (RTLS) live.
Nu is rfid als track- en tracesysteem niet nieuw. Wat de oplossing bij de Rotterdamse Autoterminal bijzonder maakt, is de combinatie met vijfhonderd ‘Whereports’ die over het hele terrein verspreid zijn. Whereports zien eruit als bolle satellietschoteltjes. De schijfjes zenden elektromagnetische golven uit die de rfid-tags activeren. Milder legt het hele proces tijdens een rondleiding uit. Auto’s en vrachtwagens arriveren per schip aan de kade van het terrein. Ze worden uitgeladen en krijgen bij het eerste rustpunt een tag. Het chassisnummer wordt gescand, opgeslagen in de tag en automatisch gekoppeld aan informatie die de fabriek al via electronic data interchange (EDI) heeft aangeleverd: model, type, kleur en land van bestemming.
Iedere twee uur zendt de rfid-tag een signaal uit dat opgevangen wordt door de U-vormige LAPs die aan gebouwen en in lantaarnpalen bevestigd zijn. Op de parkeerdekken verhinderen lagen beton dat LAPs welk signaal dan ook oppikken en daar wordt het rfid-signaal opgepakt door WherePorts. “We weten altijd waar een voertuig is en in welk stadium van het proces het zich bevindt,” zegt Milder.
Blink rate
Als nu veertigduizend voertuigen allemaal continue hun locaties zouden uitzenden, zou er een centraal ict-systeem van mythische proporties nodig zijn om van al die piepjes informatie te maken. “Van stationaire voertuigen willen we niet voortdurend een signaal ontvangen. Het zou het netwerk overbelasten en het erp-systeem doen crashen. Wanneer auto’s echter vanaf het parkeerdek naar de technische centra worden gereden, passeren ze WherePorts die de rifd-tags instrueren om hun ‘blink rate’ om te zetten van eens per twee uur naar iedere tien minuten.”
In de technische centra worden de voertuigen voorbereid voor vervoer over land. Ze worden gecontroleerd op vervoersschade, gerepareerd indien nodig, gereviseerd, aangepast en uitgerust met landspecifieke accessoires zoals waarschuwingsdriehoeken, matjes en EHBO-dozen met instructies in de juiste taal. Onder de speciale belichting is zelfs het kleinste krasje te zien. “Je gelooft gewoon niet wat die jongens allemaal nog kunnen vinden,” zegt Milder met trots. En aan het eind van iedere stap zijn er WherePorts om het signaal op te pikken. Alle data die WhereNet verzamelt gaat naar een voor Broekman gebouwd middleware systeem, dat weer verbonden is met een eigen erp-applicatie, dat aan het hart ligt van het hele logistieke proces. “Gegevens over stationaire voertuigen worden eruit gefilterd, wat wij interessant vinden is beweging. We willen bijvoorbeeld wel weten of een voertuig uit de wasstraat is. Zodra hij langs een WherePort rijdt wordt het een factuurregel,” lacht Milder.
Joyriders
Het WhereNet-systeem is een flinke investering geweest (“een miljoen-plus euro”), maar Milder zegt dat het beslist noodzakelijk was om de ontwikkelingen in de markt de baas te kunnen blijven. De mogelijkheid met accurate data te werken en altijd te weten waar een voertuig is, heeft geleid tot kortere leadtimes, grotere efficiëntie en snellere processen. “Voorheen hadden we meerdere fte’s voor het met de hand controleren van barcodes en chassisnummers. Sinds we WhereNet hebben, zetten we deze mensen in voor andere werkzaamheden. En we zitten pas in de eerste fase van onze plannen. Fase 2 is schadeafhandeling, registratie en beveiliging. WhereNet signaleert waneer een auto vijf meter wordt verplaatst. Als dit op de parkeerterreinen gebeurt kan de beveiliging er heel snel achterkomen dat er joyriders aan het werk zijn. Andersom, als een auto 24 uur niet bewogen heeft is er ook wat mis. De klant hoeft straks niet meer te bellen waar zijn auto blijft, wij hebben dat dan al lang gezien.”
In een ideale wereld, logistiek gezien, zouden tags al in de fabriek aan de voertuigen worden gehangen, maar Milder ziet dat voorlopig nog niet gebeuren. De prijs van tags kan een oorzaak zijn. Milder wil de exacte prijs niet noemen, maar een snelle zoektocht op internet leert dat actieve tags tussen de 5 en 50 euro kosten. De tags van de Broekman Groep hebben batterijen die zeven jaar meegaan en tijdens hun werkzame leven zullen ze in zeventig tot tachtig voertuigen knipperen. Om maximaal gebruik van zo’n apparaatje te maken in een complete logistieke keten, zou een geheel eigen logistiek proces nodig zijn. Daarom verlaat niet één rfid-tag het terrein. Dit is tegelijkertijd een vorm van beveiliging. Volledig aangepast aan de eisen van de klant, zonder een krasje en smetteloos schoon, staan de voertuigen op een parkeerterrein klaar voor verder vervoer. Chauffeurs identificeren zich aan de hoofdpoort en krijgen de exacte locatie door van de voertuigen die ze komen halen. Zij zetten de wagens op transport, verwijderen de rfid-tags en overhandigen die aan de poort in ruil voor de juiste vrachtpapieren. Als een van de WherePorts bij de uitgang een rfid-tag bespeurt, blijft de slagboom gesloten. Een laatste nuttig signaal van WhereNet.