Nieuwe internetbedrijven zijn er genoeg, vinden investeerders. Geld om te investeren is er ook. De technologie is goedkoper dan ooit, internet een gegeven. Nu nog ondernemers vinden.
Zijn er nog internetstarters die niet in de categorie Web 2.0 vallen? Het is moeilijk te zeggen. De succesvolle nieuwkomers zitten bijna allemaal in de sociale hoek. Flickr, Digg, del.icio.us, eBuddy, YouTube, NetVibes, Plazes, FaceBook, Hyves. Het zijn sites waar mensen elkaar kunnen vinden, video’s, foto’s en favorieten delen en in het algemeen bepalen wat nieuw en nieuws is.
Hagit Katzenelston (38) is marketing diva van het Israëlische eSnips (ja, dat is echt haar titel). Op eSnips delen mensen content via een systeem van mappen, waar ze tags of sleutelwoorden aanhangen. Vervolgens bepalen ze per map wie toegang heeft: zijzelf, hun vrienden of de hele wereld. Via de tags komen ze in contact met anderen. Opslagruimte van 1Gb is gratis. Katzenelston legt uit wat, behalve tags, eSnips zo Web 2.0 maakt. “Wat mensen drijft is meestal een van de zeven hoofdzonden en in ons geval is het ijdelheid. Mensen willen laten zien wat ze kunnen, wie ze zijn, ze zoeken verbinding. eSnips heeft een grote aantal kunstenaars in de community, het publiek dat ze via ons hebben is enorm. Ze kunnen direct laten zien wat ze maken en ze kunnen het ook makkelijk verkopen, want we hebben op een gegeven moment een ‘koop nu-knop’ toegevoegd aan de functionaliteit die we bieden. Waarom we hot zijn? Onze focus is op inhoud, niet op de technologie of op bloggen of op tekst. Op diversiteit van inhoud.”
Niet de technologie
Het is een andere generatie aan het werk. Ivan Pope is directeur van Snipperoo, een webbased widget. Pope is de veertig gepasseerd en dat maakt hem een oude man in internetjaren. “Tijdens web 1.0 had niemand kinderen!” Hij verstuurde zijn eerste e-mail in 1988 en is aangesloten op internet sinds 1993. “Niemand in mijn naaste omgeving had e-mail, maar toen ontdekte ik dat er aan de andere kant van de aardbol mensen waren die met me wilden praten! Dat gevoel van toen, de rillingen die me over de rug liepen, als ik er nu aan denk voel ik ze weer.” Wat hij signaleert is dat internetstarters van nu niet langer over technologie praten. “De jongere generatie is aan het uitvinden wat je allemaal met het web
kunt doen. Er is zoveel ervaring nu, het zijn niet alleen de ‘early adopters’ die internet gebruiken. Het web is volwassen geworden en de kinderen die ermee groot geworden zijn, nemen de technologie voor lief.
Katzenelston: “Mensen zijn meer geneigd de technologie te accepteren voor wat het is en een stap verder te gaan: het vormen van communities, web2go, voortdurend alles delen. Bijna alle starters zijn nu van de jongere generatie. De toekomstige generatie, moet ik zeggen, de MySpace-kliek. Het is voor hen veel gemakkelijker om alles te delen. Mijn vader zou op mensen afstappen om met ze te praten, ik pak de telefoon, jongeren sms’en. Het is zo interessant om te zien hoe dat zich verder ontwikkelt.”
De succesvolste namen hebben communities van honderdduizenden leden of miljoenen gebruikers en ze hebben dat allemaal binnen maximaal drie jaar opgebouwd. Inkomsten komen van advertenties en/of abonnementen voor extra functionaliteit. Investeerders kijken met grote interesse naar internetbedrijven en er wordt weer gespeculeerd over de potentiële waarde. Volgens BusinessWeek zou Diggs Kevin Rose (29) 60 miljoen dollar waard zijn in aandelen. Weblogs struikelden over elkaar om kanttekeningen te plaatsen bij de cijfers. Internetstarters van nu kennen het verschil tussen potentieel geld en echt geld. Maar er worden daadwerkelijk grote klappers gemaakt in overnames (zie illustratie 'wie kocht wie' ) en er zijn weer miljoenen te verdienen. Dat gevoel van optimisme en avontuur hing in de lucht op het Next Web congres in Amsterdam begin juli. Presentaties van succesvolle internetstarters werden afgewisseld met bemoedigende verhalen van technoveteranen
Durfkapitalisten en investeerders mengden met blijkijkende ondernemers en iedereen leek elkaar te feliciteren. Jongens en meisjes met ideeën kropen in de lift met Atlas Ventures en mochten ‘elevator pitches’ houden. De opwinding en het gepraat over geld herinneren aan de dotcomhype van de jaren negentig. Spreker Michael Arrington van TechCrunch vertelde aanwezigen dat de 22-jarige eigenaar van FaceBook, een in Amerikaanse scholen mateloos populaire site, een miljard dollar zou zijn geboden. En dat hij het afgewezen had, omdat hij vond dat Facebook meer waar was. “Ik denk dat dit een leermoment voor hem zal zijn in de toekomst.” Met zijn nepstarter Goop haalde Arrington naar eigen zeggen rond 1 april 30 miljoen dollar aan fondsen binnen. Zijn we weer zeepbellen aan het blazen?
Dotcomhype 1.0
Nils de Witte is oprichter van NeBIB, intermediair tussen ondernemers en investeerders. De euforie rondom Web 2.0 doet ook voor hem oude tijden herleven. “Overigens werd de vorige hype niet veroorzaakt door investeerders, maar door beleggers.” Hij praat met opzet over die oude tijden als “de ontwikkelingen aan het eind van de vorige eeuw”. Is het alweer zo lang geleden? En is het nu zoveel anders dan toen? “Het vuur is terug en mensen gaan er weer voor, maar met een zakelijker insteek. De beloftes van de dotcomhype zijn uitgekomen. Iedereen heeft breedband en het internet heeft een eigen economie. De leukste technologiebedrijven die ik ken zijn gestart door ex-dotcommers. Zij hebben geleerd dat je van geld uitgeven niet gelukkig wordt, ook niet als het andermans geld is. Geld verdienen, daar word je gelukkig van.”
Onno Bakker is zo’n ondernemer. In 2003 startte hij met eBuddy (toen eMessenger), een applicatie voor instant messaging via het web en de mobiele telefoon. eBuddy heeft inmiddels 30 miljoen gebruikers wereldwijd en slechts één concurrent van naam (Meebo). De helft van alle 5 miljoen msn-gebruikers heeft volgens Bakker wel eens via eBuddy gechat. Eind jaren negentig werkte hij bij Xoip, de faxdienst die in 2005 van Tiscali is gekocht door de oorspronkelijke eigenaren en weer nieuw leven is ingeblazen. “Met eBuddy wilden we het andersom doen en eerst winstgevend zijn.” Toch vreest Bakker een beetje voor een nieuwe zeepbel. “We zijn ons ervan bewust dat er een voorzichtige hype is. De economie trekt aan en fondsen moet weer uitgegeven worden. Mensen hollen weer achter elkaar aan.” In tegenstelling tot de geruchten op internet, heeft eBuddy het tot nu toe allemaal gedaan zonder andermans kapitaal. “We zijn het grootste onafhankelijke webmessengerbedrijf ter wereld.”
Advertentiepotentieel
Niet dat er geen geld wordt gezocht, maar het hebben van miljoenen is niet noodzakelijk voor succes. Hardware is krachtiger en software goedkoper. “Je hebt nu geen miljoenen euro’s nodig om te starten, maar tienduizenden,” zegt Bakker. Gewenste functionaliteit is een stuk makkelijker te programmeren met tools als Rico, Dojo Framework (AJAX) en Ruby on Rails. Maar ook marketing en publiciteit zijn van een heel andere orde. De jaren negentig kende geen GoogleAds, om maar wat te noemen. Katzenelston werkte in de jaren negentig in de marketing in Silicon Valley en haar marketingbudget bedroeg een miljoen dollar per kwartaal. Dergelijke bedragen spelen niet meer, maar de opwinding is terug. “We geloven sterk in wat we doen, maar het is lastig om boven het geschreeuw uit te komen. Het is niet zo krankzinnig als de vorige keer, dat bedrijven schepen huurden met hun naam erop en in The Bay Area van San Fransisco op en neer voeren in de hoop gezien te worden. De manier om de boodschap naar buiten te krijgen is veranderd. Tegenwoordig praat je met mensen als Michael Arrington en niet met de traditionele pers.” De kracht van de massa is toegenomen. Waarde van internetstarters wordt niet uitgedrukt in producten of klanten, maar in leden of gebruikers, lees: advertentiepotentieel.
Ondernemen 2.0
Nog een factor die meespeelt is dat bedrijven nu veel kleiner zijn en kunnen blijven. eSnips heeft acht vaste werknemers (waarvan vier in R&D), eBuddy vijftien, Digg tien. Van ondernemers wordt niet langer verwacht dat ze alles zelf kunnen, het toverwoord is peer-to-peer-networking. Ondernemen 2.0. “In Nederland werd je altijd afgerekend op wat je niet kon,” zegt De Witte, “Maar tegenwoordig wordt gekeken naar wat je wel kan. Je talent is sleutel tot succes en je zwakke punten zijn niet langer valkuilen, maar reden om je aan te sluiten bij anderen.” Hij noemt onze infrastructuur de beste in Europa: overal breedband, voldoende goede investeerders en we werken graag samen. Toch struikel je in Nederland niet over de internetstarters. “In Nederland heerst een knuffelcultuur van incubators en fondsen die alleen maar negatief werkt. Er is een goeie kapitaalmarkt, maar hij is niet van elastiek. Je moet dus beter zijn dan je concurrent, maar dat competitieve element zit er niet in. Als je geen geld krijgt van investeerders, krijg je het wel van de overheid.” Goede ideeën genoeg in Nederland, zegt hij, het enige dat ontbreekt zijn ondernemers. “Plannen maken is geen ondernemen.”
Robert Gaal werkt bij Stillpoint Media en is oprichter van weblog BlueAce. Stillpoint is het brein achter sites als Filmtotaal.nl en eKudos.nl, een Nederlandse variant op Digg. Gaal is het roerend eens met De Witte. “Wij worden in Nederland niet opgeleid om lef te hebben, om als ondernemers risico’s te nemen. Op de universiteit leren ze dat het goed is voor grote dienstverleners te gaan werken en uurtjes te schrijven. Ik heb gezocht naar een verklaring en kan die tot nu toe alleen vinden in het sociale klimaat. We hebben het goed in Nederland, waarom zouden we zo hard werken?” Het lijkt zo makkelijk, zegt De Witte. “Met veel bombarie worden portalachtige dingetjes aangekondigd, maar op de achtergrond zitten die jongens en meisjes Cobol te krassen voor de ABN AMRO. Er wordt geëxperimenteerd met tijd in tegenstelling tot geld en die functionaliteit wordt verkocht aan grote bedrijven.” Achter de grote hits zit meer dan alleen een goed idee, zegt hij. “Het ondernemerschap wordt veel te veel geromantiseerd. Het is zwaar en eenzaam. Overdag moet je netwerken en communiceren, ’s avonds moet je ploeteren. Wat je ziet zijn de succesverhalen, maar voor elke vijf starters falen er vier.”
Kevin Kelly
Kevin Kelly is medeoprichter van Wired Magazine en auteur van meerdere boeken over de digitale cultuur, waaronder ‘Out of control: The New Biology of Machines Social Systems and the Economic World’.
“In de jaren negentig was er een enorm gat tussen Europa en de VS. Ik predikte intertijd de komst van het web en de ontvangst in Europa was erg sceptisch, men twijfelde of het ooit iets zou worden voor de massa. De gevestigde orde meende dat internet een randverschijnsel was voor mannen. Ik wist dat het niet zo was. Dat gat tussen Amerika en Europa is immens veel kleiner geworden. Cool things are happening in Europe.”
Kelly noemt zichzelf “een vreselijke optimist” en ziet prachtige dingen in de hele beweging achter Web 2.0, het delen en samenwerken. “Ik kan maar weinig dingen bedenken die er niet beter op zijn geworden door samenwerking. Zelfs zoiets eenzaams als het schrijven van een roman is toch een proces van samenwerking. Het redigeren, vermarkten, uitgeven, daar zijn heel veel mensen bij betrokken en het resultaat wordt er alleen maar beter van. Met bloggen is dat ook zo. Het wordt beter wanneer er meer mensen bij betrokken zijn. Delen als scheppende activiteit is prachtig, maar verplicht delen, als een inbreuk op je privacy, dat is wat anders. Het nieuwe web gaat om vrijwillig delen. Wij geven ons over aan een proces waar meerdere breinen bij betrokken zijn. Sommige mensen vinden het idee van een collectief brein, de groepsgeest, angstaanjagend, maar dat hoeft niet zo te zijn. Het is wat onze samenleving is. Een stad is één grote belevenis van samenwerking. Hij is gebouwd door mensen die hun leven op dezelfde plek wilden doorbrengen. Dat is een prachtig iets. Ik geloof daarin en ik denk dat het web ook zo werkt. Waar we mee bezig zijn is hetzelfde als een stad bouwen of een beschaving. We beginnen nu pas te ontdekken hoe we een plek kunnen creëren waar we niet alleen ruimte delen maar ook ideeën, gevoelens en relaties. En iedere dag vinden we manieren uit om deze dingen te kunnen delen.”
Heeft hij het dan over een collectieve wijsheid, een ‘wisdom of crowds’? “Dat is een element ja, maar je hebt natuurlijk ook het risico van de massa, zoals de woedende meute. De groep gedraagt zich samen een stuk dommer dan de individuen waaruit hij bestaat. Deze nieuwe kracht van de massa heeft voordelen en nadelen, deugden en ondeugden en de belangrijke vraag is: welke is het zwaarst? Het is net als met technologie. Iedere nieuwe vorm van technologie brengt problemen met zich mee, net zo goed als oplossingen. Maar ook al veroorzaakt nieuwe technologie net zoveel problemen als het oplost, dan nog is het een goede ontwikkeling want het heeft onze mogelijkheden vergroot.”
Gaat Web 2.0 weer over geld?
“Ach, geld is de motor, geld is een goed middel om waarde mee te berekenen. Het web zal nog waardevoller worden en dus zal er nog meer geld in omgaan. Het knappen van de zeepbel, ‘the bust after the boom’, was eigenlijk denkbeeldig. Mensen interpreteren het als een oordeel, maar het stopte het proces van innovatie of groei van het web niet. Of de waarde ervan. Het enige dat minder waard werd waren de aandelen. Zaken waren overgewaardeerd, maar het deed niets af aan de businessmogelijkheden..” Is het deze keer echter? “Het was altijd echt, maar de verwachtingen van nu zijn realistisch.”
Is het web uit de handen van de techneuten?
“Nee, nee, er blijft genoeg technologie over voor de techneuten. Ik hoop dat het web zich blijft ontwikkelen op een manier waarop mensen niet merken dat ze het gebruiken. Maar dat kan alleen dankzij zware technologie. En opleiding. Je denkt ook niet aan motoren, omdat ze zo alomtegenwoordig zijn en zo goed ontworpen. Zo zal het ook gaan met het web. Dankzij technologie zal het steeds verder verbeteren in gebruiksgemak tot mensen niet eens meer weten dát ze het gebruiken. Of ik die fase al eerder verwacht? Nee. Zolang je achter een computer moet zitten typen om toegang te krijgen, weet je dat je het web gebruikt. Het wachten is op bediening door spraak en beweging.”