Negen universiteiten stellen samen een onderzoeksprogramma op voor e-government in Europa in 2020. TU Delft is als één van de deelnemers aan het project eGovRTD2020 verantwoordelijk voor de scenario-ontwikkeling.
Krijgt iedereen in de toekomst een chip geïmplanteerd? Krijg je door intelligente rechtspraak direct als je te hard rijdt een boete? Dat zijn twee ontwikkelingen die zijn genoemd tijdens de scenarioworkshop op 18 mei op de faculteit Techniek, Bestuur en Management aan de Technische Universiteit Delft. Doel van de workshop was toekomstvisies voor e-government in 2020 te genereren in het kader van het project eGovRTD2020. Dit project is gestart om samenhang te creëren in het onderzoek naar e-government in Europa.
Marijn Janssen is vanuit TU Delft betrokken bij eGovRTD2020. “We zagen dat het e-governmentlandschap gefragmenteerd is. Hetzelfde onderzoek wordt bijvoorbeeld in Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten gedaan, terwijl daar geen relatie en samenhang tussen is.” Daarom werken de universiteiten nu samen aan coherentie. “Het doel is een samenhangende onderzoeksagenda te ontwikkelen, onderzoek vanuit verschillende landen samen te brengen en doublures te voorkomen. Door de fragmentatie is het ook vaak lastig om onderzoeksgeld bij elkaar te krijgen. Op alle niveaus, Europees, nationaal en lokaal, is beperkte financiering beschikbaar. De EU wil daar door dit project meer samenhang in brengen.” De Europese Unie financiert het project dan ook voor een belangrijk deel.
Vijf fasen
eGovRTD2020 bestaat uit vijf fasen. Het project loopt tot maart 2007. In de eerste fase, die al is afgerond, is de stand van zaken vastgesteld. Deze verkenning heeft een overzicht van ontwikkelingen op e-governmentgebied in EU-landen opgeleverd. Janssen: “De ‘state of play’ geeft het overzicht van wat er nu gebeurt en wat de huidige ontwikkelingen zijn.” In fase twee worden scenario’s opgesteld voor e-government in 2020. In de derde fase volgt een ‘gap analyse’. “Dan hebben we de huidige situatie en mogelijke toekomsten bepaald. In die fase kijken we welke onderwerpen we moeten adresseren om te zorgen dat bepaalde toekomsten wel uitkomen en andere niet.”
In de vierde fase wordt ‘roadmapping’ gedaan om uit te vinden welk onderzoek nodig is voor de onderwerpen die in fase drie zijn geïdentificeerd. De vijfde fase is bedoeld om de resultaten uit te dragen. Janssen: “Het gaat erom de resultaten en het project bekend te maken. Hiervoor komt een boek uit. Ook proberen we met dit project de onderzoeksagenda van de EU te beïnvloeden en de samenwerking tussen Europese universiteiten te bevorderen.”
Het project bevindt zich in fase twee, de scenario-ontwikkeling. Hiervoor zijn workshops gehouden in verschillende, vooral Europese landen. Dit moet de diversiteit van de antwoorden bevorderen. “Landen kampen met verschillende problemen. Je wilt daarom in diverse delen van Europa workshops houden. Veel landen hebben bijvoorbeeld problemen met de erfenis van het verleden. Veel Oost-Europese landen hebben juist minder last van legacy.”
Extreem
De TU Delft speelt een centrale rol in fase twee. Ze heeft een eenduidige methode voor het genereren van scenario’s opgesteld. “Delft had de verantwoordelijkheid voor het proces van scenario-ontwikkeling. Er is een methodologie opgesteld die de creativiteit stimuleert en nieuwe ideeën genereert”, aldus Janssen. Het is de bedoeling dat deze methode tijdens alle workshops wordt gebruikt. Ook het verslag doen van de workshops gebeurt op basis van die methodologie. Na de regionale workshops komt er begin juni een integrerende workshop om alle verschillende visies bij elkaar te brengen. Daaruit moet een coherente en consistente set scenario’s voortkomen.
Om extreme scenario’s op tafel te krijgen tijdens de workshops, is het volgens Janssen belangrijk “de werkelijkheid los te laten”. Daarom moeten veel verschillende soorten mensen deelnemen. “Tijdens deze sessies is het belangrijk dat er een variëteit is aan participanten. Het gaat juist om die mix van personen, liefst visionaire mensen. De sessie moet niet gericht zijn op consensus, maar op diversiteit.” Janssen maakt daarbij de kanttekening dat het maar de vraag is in hoeverre mensen de werkelijkheid kunnen loslaten. Het is volgens hem bijvoorbeeld nauwelijks mogelijk om revolutionaire of ontwrichtende technologieën te voorspellen.
Hoe is de workshop in Delft verlopen? “De deelnemers waren erg enthousiast. De opkomst was goed. Er waren deelnemers uit het bedrijfsleven, het advieswezen en brancheorganisaties, en verschillende overheden, vanuit het landelijke en het lokale niveau. Ook waren softwareleveranciers aanwezig. Het is jammer dat niemand uit de politiek aanwezig was. Het gaat juist om die mix van mensen die door interactie de creativiteit bevordert.” De scenario’s die genoemd werden tijdens de workshop waren volgens Janssen zeer uiteenlopend (zie kader).
Maatschappij
Vanuit de workshop kan Janssen alvast onderwerpen benoemen die in de volgende fase van het project aan bod komen (zie kader). Deze onderwerpen zijn bepalend voor e-government in de toekomst. Daarop moet het onderzoek zich toeleggen. Dit gaat niet alleen over technologie. Janssen: “E-government is breder. Het gaat bijvoorbeeld ook over hoe we moeten omgaan met het democratisch stelsel.” Volgens hem wordt de ontwikkeling van e-government bepaald door meerdere factoren. “Bij e-government is het belangrijk hoe wordt omgegaan met technologie, maatschappij en organisatie.”
Maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden de ontwikkeling van technologie. Om een idee te krijgen van hoe e-government eruit ziet in 2020, moet volgens Janssen dan ook gekeken worden naar hoe de samenleving zich ontwikkelt. Of iedereen in de toekomst een chip geïmplementeerd krijgt of dat realtime boetes worden uitgedeeld, hangt dus eerder af van hoe de samenleving daartegenaan kijkt dan van of dit technisch mogelijk is.
Onderzoeksonderwerpen
Op basis van de mogelijke toekomsten van e-government zijn onderwerpen geïdentificeerd die nader onderzocht moeten worden. Dat betreft onder andere privacy, interoperabiliteit, ontwikkeling van standaarden, transparantie, innovatie en (de)centralisatie van services.
Privacy “is typisch zoiets dat een belangrijke rol speelt, maar waar we nu nog niet van weten hoe het zich ontwikkelt”, zegt Marijn Janssen van TU Delft. “We weten bijvoorbeeld niet of de wetgeving versoepeld wordt. Wordt privacy in de toekomst opgeofferd?”
Een ander onderwerp is interoperabiliteit op cultuurniveau. “Een visie is dat niet alleen automatische vertaling van een systeem naar een ander systeem plaatsvindt, maar ook van de ene cultuur naar de andere. Dat overstijgt het semantische niveau. De vraag daarbij is waarom sommige culturen wel en andere niet goed samengaan.”
Ook is er aandacht voor de ontwikkeling en rol van standaarden. Volgens Janssen zit de onzekerheid bij standaarden in de adoptie; wordt een standaard overgenomen of niet.
Uit de workshops blijkt verder dat het wel of niet ontstaan van een transparante overheid een belangrijk thema is. Volgens Janssen levert een transparante overheid veel voordelen op voor burgers, maar is het de vraag of voldoende transparantie bereikt wordt.
Ook komen ontwikkelingen van buiten de overheid aan de orde. Een voorbeeld is innovatie. “Waar komt innovatie vandaan? Komt dat niet uit het bedrijfsleven? De overheid heeft niet zo’n goede historie op het gebied van innovatie. Zouden we ons dan niet op zaken buiten de overheid moeten richten?”
Ten slotte is het de vraag of centralisatie of decentralisatie van diensten plaatsvindt. “Er zijn spanningen tussen de Europese, nationale en lokale niveaus. Het spanningsveld is tussen wat je centraal doet en wat je op lokaal niveau doet. Waarom moet elke gemeente zijn eigen services ontwerpen? Je kunt je ook voorstellen dat er in een toekomstscenario een centraal servicecentrum voor de hele EU komt. Dat wil niet zeggen dat er geen lokale kantoren meer zijn, maar wel dat services centraal geregeld worden.”
Anne van Veenstra
Scenario’s
– Voor 2020 zijn extreme scenario’s bedacht tijdens een workshop aan de Technische Universiteit Delft. Hierbij moesten de deelnemers de werkelijkheid loslaten.
– In het scenario ‘bewapeningswedloop’ ontstaat een e-bewapeningswedloop door het ontwikkelen van onder meer bio-virussen en ‘intelligente’ wapens voor het tegengaan van cybercrime.
– Wanneer een toekomst ontstaat waarin de overheid ketenomkering bewerkstelligt, komen overheden automatisch naar je toe, in plaats van dat je zelf naar de overheid moet toestappen voor bijvoorbeeld het aanvragen van huursubsidie. Nu weten burgers overheidsdiensten niet altijd te vinden.
– In het scenario ‘intelligente rechtspraak’ worden regels automatisch vertaald naar systemen, waardoor je bijvoorbeeld realtime een boete kunt krijgen wanneer je door rood rijdt of fout parkeert. Er ontstaat een ‘Good Big Brother’ die je goed in de gaten houdt.
– Het scenario waarbij iedereen een chip geïmplanteerd krijgt, kan veel gebruiksgemak opleveren, maar heeft mogelijk vergaande invloed op de privacy. Een voorbeeld van gebruiksgemak: gebruik de chip om te betalen wanneer het onveilig is om met geld over straat te lopen.