SGI hoopt deze maand uit zijn faillissement te komen. De wederopstanding van het bedrijf moet komen van multi-processorsystemen die in nauwe samenwerking met Intel worden ontwikkeld. De nieuwe combinatie van AMD en ATI kan het zeer moeilijk maken voor SGI.
SGI was afgelopen zomer een van de vele computerfabrikanten die servers met de nieuwe Woodcrest-processoren van Intel op de markt brachten. Naast twee Woodcrest-servers in de Altix XE-lijn introduceerde het bedrijf ook een nieuwe bladeserver met een Itanium-processor. In tegenstelling tot IBM of HP hangt voor SGI het voortbestaan van het bedrijf af van het succes van de servers.
“Onze strategie was in bestaande markten de afgelopen vijf jaar volledig gericht op de Altix multi-processorsystemen”, zegt productmanager Dave Parry. “In die markten zijn we beslist onder druk gekomen van goedkopere oplossingen en clusters. Met de Altix XE-lijn hopen we aan de klantvraag tegemoet te komen op een manier die consistent met onze waarden is.”
Parry wil de ‘superieure productkwaliteit en domeinexpertise’ waarmee SGI naam heeft gemaakt leveren met ‘standaardprocessoren en massatechnologie’. Maar waarom Intel? In 1998 besloot SGI zijn eigen processoren en chipsets te schrappen in ruil voor Intels Itanium. De vertragingen en onvervulde beloftes van Itanium hebben sterk bijgedragen aan de neergang van SGI.
Sun dankt de recente groei van zijn servermarktaandeel vooral aan de Opterons van AMD. IBM haalde vorige maand in New York de banden met AMD aan en presenteerde een serie nieuwe Opteron-servers. De managers van IBM staken hun frustratie over Intel niet onder stoelen of banken. “Dat ze blijven vasthouden aan Itanium is contraproductief voor de hele industrie”, zei David Turek van IBM’s ‘deep computing-divisie’.
AMD staat op het punt om voor 5,4 miljard dollar de grafische chipsetmaker ATI over te nemen. Daarmee ontstaat een machtige combinatie in de grafische hardware, een terrein waar SGI ooit heerste. AMD wil op basis van zijn HyperTransport bustechnologie een markt ontwikkelen voor co-processoren die voor verschillende toepassingen gebruikt kunnen worden. Tot nu toe was AMD voor co-processoren grotendeels afhankelijk van partners, in tegenstelling tot rivaal Intel die wel zijn eigen chipsets in huis ontwikkelde.
Dave Parry erkent dat de fusie van AMD en ATI een ‘substantiële consolidatie’ is. “Dit soort grote technologiefusies gaat vaker fout dan goed”, zegt Parry. “AMD heeft rond HyperTransport met enig succes een ecosysteem met andere processoren en chipsets gebouwd. De overname van ATI zal die inspanningen aanzienlijk bemoeilijken.”
SGI werkt volgens Parry ‘extreem nauw’ samen met Intel. De samenwerking begon meer dan tien jaar geleden toen SGI zijn eerste x86 desktopproducten ontwikkelde. In 1997 begonnen beide bedrijven gesprekken over de ontwikkeling van multi-processorsystemen op basis van Itanium en Linux. De systemen zouden SGI’s NUMA (non uniform memory access) technologie toepassen om meerdere processoren in een computer hetzelfde geheugen te laten gebruiken.
Jaren later resulteerde dat in de Altix-lijn. “Itanium mag het duidelijk moeilijk hebben gehad als concurrent van Xeon of Opteron”, zegt Parry, “maar in vergelijking met 64-bit RISC processoren heeft Itanium het uitzonderlijk goed gedaan. Itanium heeft marktaandeel gewonnen ten koste van zowel de Power-processoren van IBM als sommige SPARC-processoren. Intel heeft veel succes met Itanium en wij zijn blij daarin deel te nemen met ons Altix-platform op Itanium.”
SGI is rijp voor overname. Het laatste reorganisatieplan moet de schulden terugbrengen van 345 miljoen dollar naar 70 miljoen deze maand. Dan is het wachten op nieuwe investeerders. Intel is een voor de hand liggende koper voor SGI. “Ik vermoed dat Intel ernstige juridische tegenstand zou ondervinden als ze proberen een van hun grote ‘original equipment manufacturer’ (Oem)-partners over te nemen”, zegt Parry. Intel geldt als monopolist, AMD niet.
Het kroonjuweel van SGI is de Numa-technologie. “Daar is het grootste deel van ons onderzoek en onze ontwikkelingsinspanningen op gericht”, bevestigt Bill Mannel, hoofd systeemmarketing bij SGI. Numa legt de basis voor ‘multi-paradigm computing’. “Sommige dingen die we doen zijn uniek voor de industrie. We brengen FPGA’s en andere typen processoren binnen die architectuur.” Fpga’s (field-programmable gate array) zijn configureerbare processoren. SGI introduceerde afgelopen voorjaar twee RC100 insteekservers met Fpga-chips van Xilinx. Mannel belooft meer nieuwe producten in de komende weken.
SGI zoekt groei in multi-processorsystemen en processoren die zijn toegesneden op specifieke taken. Dat komt sterk overeen met wat AMD wil bereiken op basis van HyperTransport. SGI heeft zijn lot verbonden aan Intel, dat de minder flexibele Front Side Bus (FSB) technologie gebruikt.
Intel heeft vervanging van zijn oude architectuur aangekondigd voor 2008, twee jaar eerder dan oorspronkelijk gepland. FSB wordt dan vervangen door CSI (Coherent Scalable Interconnect) dat meer op AMD’s bustechnologie lijkt.
“Alle ontwerpen in de processorindustrie zijn evolutionair en hebben elementen van hun voorgangers”, relativeert Parry. “Dat is voor AMD niet anders dan voor Intel of IBM of voor ons toen we nog onze eigen processoren maakten. Niemand begint met een schone lei. We zullen op ieder moment kiezen welke processor het beste is voor ons platform en voor de applicaties van onze klanten. AMD heeft marktaandeel gewonnen, maar krijgt nu concurrentie van Woodcrest, Tulsa en Clovertown. Intel heeft een nieuwe standaard op de x86-lijn neergezet en een voorsprong genomen die ze zullen behouden.”
Hoe gaat SGI zich onderscheiden in de drukke x86-markt? Dave Parry wijst op de Pro Pack software en gebruiksklare clusterconfiguraties die SGI bij de Altix XE systemen levert. Meer differentiatie op hardwareniveau in combinatie met differentiatie in dienstverlening en domeinexpertise is het motto. “Uiteindelijk moet dit allemaal samenkomen in 2008-2009 als Intel overgaat op een ‘common platform infrastructure’ met de csi interface”, zegt Parry. “We verwachten dan alle voordelen van Numaflex te kunnen leveren op zowel de Itanium als Xeon platformen.”
De neergang van SGI
Rick Belluzzo nam in 1998 de uitdaging aan om ‘een bedrijf in moeilijkheden in zijn oude glorie te herstellen’. Steeds krachtigere pc’s drukten de grafische supercomputers van SGI uit de markt. Hij zou de overstap van de eigen MIPS-processoren en het besturingssysteem Irix leiden naar Intel en Linux.
Belluzzo verzelfstandigde MIPS Technologies, zette supercomputerdivisie Cray Research aan de dijk en introduceerde Visual Workstation pc’s met Intel-processoren en Windows NT. Een half jaar later schrapte hij de pc’s weer, tegelijk met vijftienhonderd banen. Nog dezelfde maand diende Belluzzo zijn ontslag in om over te stappen naar Microsoft.
Tussendoor had hij een octrooiconflict met Nvidia geschikt. Nvidia mocht de grafische technologie van SGI in licentie gebruiken. Als onderdeel van de overeenkomst liet hij het merendeel van de grafische ontwikkelaars overstappen naar de concurrent. Ander sleutelpersoneel vertrok naar ATI.
Belluzzo had een einde gemaakt aan de grafische hardwareontwikkeling waarmee Silicon Graphics groot was geworden. In de jaren negentig was SGI vooral bekend van zijn animatiewerk voor Hollywood, hoewel dat nooit meer dan tien procent van de omzet vertegenwoordigde. In zijn glorietijd had het bedrijf een jaaromzet van 4 miljard dollar en tienduizend werknemers.
Na Belluzzo nam intern verkoopveteraan Bob Bishop het roer over. SGI bleef noodgedwongen MIPS servers voor zijn bestaande klanten produceren toen de Itanium-processoren van Intel hun beloften niet waarmaakten. Een productlijn van Windows-pc’s en servers die het bedrijf in september 2000 overnam van Intergraph Computer Systems werd binnen een jaar weer geschrapt.
In 2002 liet SGI een pakket intellectueel eigendom, waaronder delen van OpenGL, voor 62,5 miljoen dollar overgaan naar Microsoft. Een jaar later gebruikte het bedrijf voor zijn Onyx4 UltimateVision een videokaart van ATI in plaats van eigen technologie. De beurswaarde van SGI zakte weg van ruim zeven miljard dollar in 1995 naar 120 miljoen toen het eind 2005 van de New York Stock Exchange verdween. Op 8 mei 2006 vroeg SGI surseance van betaling aan.