De Computable seminars zijn een uitgelezen mogelijkheid om in één dag veel verschillende verhalen te horen waarbij gekozen is om vooral de eindgebruikers aan het woord te laten. Dat deze aanpak aansluit bij de behoeftes van it-beheerders, bleek wel uit de goed gevulde zaal tijdens de presentaties en de enthousiaste reacties na afloop van de workshops.
Ooit werd virtualisatie vooral ingezet in tijden van schaarste”, opent Rik Stigter, verantwoordelijk voor service management bij het rekencentrum van de Rijksuniversiteit Groningen, het Computable seminar Trends in it-beheer. “Nu zijn er steeds vaker andere redenen waarom we er voor kiezen om te virtualiseren. In dat opzicht is er een golfbeweging waarneembaar. Eerst wilden we voor elke applicatie een eigen server, nu kiezen we er weer voor om die ene server voor verschillende doeleinden in te zetten. Tenslotte geldt dat hoe minder hardware er valt te beheren, hoe beter dit is. De noodzaak om flexibel te zijn is tegenwoordig dan ook de belangrijkste reden om tot virtualisatie over te gaan.”
Stigter legt uit dat het in deze tijd vooral om efficiency gaat. Waarom extra servers aanschaffen als de processortijd van het bestaande serverpark maar voor een beperkt deel wordt gebruikt? Volgens hem kijken we ook steeds vaker naar het totale energieverbruik. “Het rekencentrum in Groningen verbruikt jaarlijks voor enkele tonnen aan elektriciteit. Niet alleen om de systemen draaiende te houden, maar vooral om deze te koelen. Dit wordt een steeds belangrijkere reden om zo weinig mogelijk servers te plaatsen en deze meer virtueel in te zetten. Het kost wat moeite om dit soort dingen goed in te regelen maar als het eenmaal zover is, dan heb je ook wat!”
Er was veel tijd ingeruimd voor vragen uit de zaal. Zo kon Marcel Opsteegh, senior consultant bij het AV Expertisecentrum van NOB Cross Media Facilities, een duidelijk antwoord geven op de vraag of zij legers consultants nodig hadden gehad om het beeld- en geluidarchief gevirtualiseerd op te slaan “Dat valt eigenlijk wel mee”, meent hij. “Het is natuurlijk veel eenvoudiger om het door de HP’s en IBM’s van deze wereld te laten doen. Zij hebben immers al een hoop ervaring. Wat wij echter hebben gedaan, is onze mensen al vroegtijdig, nog voordat zij aan de gang gingen, op cursussen VMware te sturen. Daarom waren de ingehuurde consultants vooral onze sparringpartners. Op die manier kan je veel leren terwijl er wél een specialist is die over je schouder meekijkt. Verder hebben we bij de implementatie veel gehad aan de diverse VMware-fora. Daar ligt een schat aan informatie, zodat je niet zelf steeds het wiel uit hoeft te vinden.”
Virtueel en fysiek
Vanuit de zaal werd gevraagd waaraan je het verschil tussen virtueel en fysiek kon merken. Opsteegh: “Dat zit ‘m vaak in kleine dingen. Zo waren we gewend hardwarenummers in te voeren om een bepaalde server te identificeren. Als ze echter virtueel zijn, zijn er helemaal geen hardwarenummers dus dat moet je op een andere manier ondervangen. Verder geldt toch wel dat vrijwel alle verwachtingen waar zijn gemaakt en dat we een behoorlijke efficiëntieslag hebben gemaakt.”
Bij de Informatie Beheer Groep is men drie jaar geleden begonnen met virtualisatie. Frank Wilbrink nodigde de zaal dan ook direct uit om met vragen te komen en gebruik te maken van de ervaring die de IB Groep al had opgedaan. Daarbij kwam vrijwel onmiddellijk de vraag die veel beheerders hebben over hoe je de verschillende applicaties op een goede manier weet te scheiden als ze allemaal op één grote, virtuele server draaien. “Natuurlijk kunnen de verschillende applicaties elkaar beïnvloeden, maar dat is goed in te regelen”, meent Wilbrink. “Daarbij is het jammer dat er nog vaak gekozen wordt om de beschikbare resources statisch in te delen. Dat gaat in tegen de behoefte aan flexibilisering. Het is tegenwoordig prima te doen om de ruimte voor applicaties juist heel dynamisch te gebruiken en de ene toepassing soms wat meer ruimte te geven dan normaal.”
Frictie
Virtualisatie is organisatorisch lastig in te bedden, blijkt uit zijn verhaal. Wilbrink zegt dat er binnen zijn organisatie frictie ontstaan is tussen de beheerders van het Microsoft-systeem die ook de virtualisatiesoftware VMware onder hun hoede hebben, de netwerkbeheerders en de beveiligers. “De netwerkmensen ontdekten dat een virtuele switch een belangrijk onderdeel is in het systeem. Deze was volgens de gebruikelijke procedures niet goed te beheren. De netwerkbeheerders gaan nu ook op VMware-cursus om deze switch te leren kennen. Verder is er contact met netwerkleverancier Cisco, die in overleg is met VMware om ondersteuning voor deze virtualisatiesoftware in te bouwen in het besturingssysteem van zijn routers en switches.”
Burgerlijk Wetboek
Het middagprogramma van het seminar stond geheel in het teken van service management. Arjen Droog, directeur van ITSMF, liet de zaal daarbij kennismaken met ISO 20000. Volgens hem wordt dit over enige tijd dé de facto standaard op het gebied van it service management. “In feite zijn er nu te veel verschillende certificeringen in omloop. ITIL is misschien wel de belangrijkste, maar met ISO 20000 sluiten we daar direct op aan. Je kan stellen dat wanneer je als organisatie voor ITIL bent gecertificeerd, het nog maar een kleine stap is naar een internationaal erkende ISO-certificering. Ik ben er dan ook van overtuigd dat er over een paar jaar geen enkele tender meer zal zijn waarbij ISO 20000 niet tot de minimale eis gaat behoren. Ook het Burgerlijk Wetboek zal veel invloed hebben. Daar staat in dat bestuurders verantwoordelijk zijn voor het hebben van kwaliteitssystemen om aantoonbaar te maken dat men zijn zaakjes goed op orde heeft. Als je dat toch moet doen, is een internationale standaard de meest geëigende weg.”
Implicaties
Hoewel de alcoholische versnaperingen pas na de sessies op tafel kwamen, waarschuwde Jeroen Eijskoot van het Concern Informatiemanagement van de politie, bezoekers die pas kort geleden hun rijbewijs hadden gehaald. Zij mogen namelijk met veel minder alcohol in hun bloed achter stuur kruipen dan ervaren bestuurders. “Deze wetswijziging had nogal wat implicaties voor de achterliggende it-systemen”, legt hij uit. “Als een agent iemand aanhoudt, kan deze aan het rijbewijs niet zien wanneer het is gehaald. Die informatie moet uit andere systemen komen en daarom is het belangrijk te standaardiseren over de verschillende diensten heen. Door schade en schande hebben we geleerd dat het hierbij niet gaat om de technische kanten van het beheer. Dat laten we over aan onze leveranciers. Voor een organisatie als de onze – maar ik denk dat het geldt voor veel organisaties – draait het om functioneel beheer. ITIL en ASL staan daarbij voor de technische hoek, terwijl wij ons met BiSL veel meer bezighouden met de functionele kanten. Het is de kunst om die allemaal op één lijn te krijgen met hetzelfde doel voor ogen. Het gaat daarbij om de gebruiker. Of die nu achter zijn bureau zit of in uniform bonnen uit loopt te schrijven!”
Workshops
Zowel VMware, Quest, Altiris als Kender Thijssen hielden in de pauze korte workshops die goed bezocht werden. VMware had daarbij aandacht voor de virtuele infrastructuur. Dit is een thema dat gezien het onderwerp van dit seminar veel aandacht kreeg. Kender Thijssen liet in twee rondes zien dat it governance niet alleen een forse impact heeft op de it-organisatie, maar dat vooral de beheerorganisatie een belangrijke rol heeft in dit proces. Quest toonde dat ook een Linux- of Unix-omgeving prima te beheren is met de standaarden van Microsoft en de heren van Altiris lieten zien dat Desktop Change Management helemaal niet zo ingewikkeld hoeft te zijn.