Het aantal telewerkers groeit nog steeds, ondanks de angst van veel werkgevers om de controle over hun werknemers te verliezen. Bovendien slaat Nederland in Europees verband helemaal geen slecht figuur als het om mobiel werken gaat.
Wegens de verhuizing van het kantoor naar Den Haag en de bijbehorende rompslomp is Philip Todd – sinds kort fulltime directeur van EwerkForum – de laatste tijd wat vaker op kantoor te vinden, maar over het algemeen is hij een voorbeeldige ewerker. Ook vanaf zijn vouwfiets neemt hij zijn pda op, hij vergadert liever virtueel met een webcam dan in levende lijve en hij is dolenthousiast als de Computable-fotograaf voorstelt om hem te fotograferen tijdens zijn treinreis naar huis. “Kijk, dat bedoel ik nou! Dat is nou flexibel werken.”
EwerkForum spreekt tegenwoordig liever van ewerken dan van telewerken. Todd: “Het begrip ‘ewerken’ is veel ruimer dan telewerken. Het slaat niet alleen op werken op afstand, zoals vanuit huis. Ook alle andere vormen van virtueel werken en technieken, zoals videovergaderen en webcasten, vallen eronder. Het begrip ewerken sluit bovendien beter aan bij de innovatieve ideeën uit het Lissabon-akkoord van de EU.”
24-uurs economie
Todd is niet de enige enthousiaste ewerker in Nederland. Volgens cijfers van onderzoeksbureau IDC loopt Nederland met 55 procent mobiele werkers relatief voorop. Dat is na de Scandinavische landen het hoogste percentage in Europa. Die voorsprong heeft volgens Todd te maken met een ideale samenloop van omstandigheden, zoals de vroege introductie van pc-privé-projecten, de hoge breedbandimplementatie (inmiddels 61,5 procent van de huishoudens volgens cijfers van Telecompaper), de relatief grote afstand tussen wonen en werken in Nederland en de gigantische verkeersdruk, vooral in de Randstad.
Daarnaast speelt een psychologische reden. “Ook de 24-uurs economie zet werknemers aan het denken. Als Albert Heijn tot acht uur open is, waarom zou je dan als werknemer alles om vijf uur uit je handen laten vallen? Als je iets moet afmaken, moet het af.” Een andere reden is het relatief lage aantal werkende vrouwen in Nederland, dat als een omgekeerde wet van de remmende voorsprong werkt. Todd: “In Nederland heerst toch een beetje het beeld: de vrouw moet bij de kindertjes blijven. Wat is dan handiger dan dat je op afstand toch iets kunt doen?”
Hollands wantrouwen
Niet iedereen denkt zo positief over ewerken. In februari publiceerde het blad Werkgever nog een artikel waarin het heikele punt van controle werd aangesneden. “Veel managers hebben hun mensen liever binnen handbereik, om ze te kunnen aansturen of even bij elkaar te roepen voor overleg. Ze kunnen op die manier ook makkelijker zien waar medewerkers mee bezig zijn en wat ze presteren. Aanwezigheid is bovendien van belang voor het ‘wij-gevoel’ in de organisatie. Hebben werknemers die op afstand werken wel voldoende binding met het bedrijf?”
Ook uit onderzoek van Ernst & Young blijkt dat veel werkgevers nog huiverig staan tegenover ewerken. Volgens Trends in ICT 2006, het jaarlijkse ict-trendonderzoek, groeide het aantal thuiswerkuren gedurende 2005 (28 procent van de thuiswerkers maakte méér thuiswerkuren, tegenover 14 procent die minder thuis werkte). Volgens ander onderzoek uit eind 2005 willen bedrijven echter het aantal thuiswerkuren vaker verminderen (15 procent) dan vergroten (11procent).
Jacob Verschuur, directeur Ernst & Young ICT Leadership: “Dat heeft te maken met factoren als een ingebouwd Hollands wantrouwen – hij zal toch niet stiekem twee uur van zijn werkweek afsnoepen? Ook kleinzieligheid en jaloezie op de werkvloer spelen een rol, net als in die televisiereclame waarin de kantoorspullen van een mobiele medewerker uit het raam worden gegooid. Collega’s zijn in staat om te zeggen: jij, thuiswerken, je hebt toch twee kleine kinderen? Werkgevers hebben daardoor vaak geen zin in al die poespas.”
De investeringskosten zijn volgens Verschuur geen reden meer om thuiswerken tegen te gaan. “Die fase is nu wel voorbij. Zoveel maakt het niet uit of een bedrijf voor een werknemer nu een pc of een laptop aanschaft.” Helaas ziet hij in zijn beroepspraktijk regelmatig voorbeelden van bedrijven die werknemers wegjagen door ewerken niet of nauwelijks toe te staan. Verschuur: “Ik heb laatst bij een bedrijf nog een belangrijk persoon uit de directie zien vertrekken omdat ze niet bereid was te verhuizen van Amsterdam naar Nieuwegein wegens de school van de kinderen en haar sociale contacten. Dat is doodzonde. Werkgevers moeten leren om meer outputgericht te denken. Dat gebeurt nu nog maar mondjesmaat.”
Todd maakt korte metten met vooroordelen over telewerken: “Natuurlijk moet je toch de mensen regelmatig zien. Het gevoel van ‘wij’ moet je absoluut versterken, dus je moet meer aandacht besteden aan sociale gebeurtenissen. Maak vrijdagmiddag bijvoorbeeld een vaste borrelmiddag.” Daarnaast is het volgens Todd belangrijk om via allerlei technologie ook op afstand contact te houden. “Telefonisch contact wordt nog veel te weinig toegepast. Daarnaast kunnen werknemers gebruik maken van MSN Messenger. Desnoods kan je zelfs webcams inzetten.”
Vertrouwen
Een ander vooroordeel is dat thuiswerkers er de kantjes van af zouden lopen. Todd: “Als je je mensen niet vertrouwt, wordt het op kantoor ook niks.” Wel moeten thuiswerkers bereikbaar zijn. “Als je iemand laat telewerken en hij is niet bereikbaar, dan gaat het kriebelen. Ik zeg altijd: je mag een kwartier op het toilet zitten. Daarna moet je toch weer de telefoon opnemen. Het kan gewoon niet zo zijn dat je onbereikbaar bent. Dat duidt op slechte afspraken tussen werkgever en werknemer.” Het maken van afspraken, liefst vastgelegd in een officiële telewerkovereenkomst, is volgens Todd dan ook essentieel: “Een werkgever kan zeggen: je mag op het strand zitten met je laptop, dat interesseert me niks, maar je moet bereikbaar zijn. Als een klant een vraag heeft, moet ik die vraag bij jou kunnen neerleggen. Dat soort dingen moet je gewoon keihard afspreken. Dat kan je allemaal in een regeling zetten.”
Minder stress
Todds woorden ten spijt werken de meeste werkers op afstand nog zonder officiële telewerkovereenkomst. “De grootste groep van ewerkers werkt voor bedrijven die afstandswerken toestaan, maar informeel. Het enige wat ze aanbieden is een vpn (virtueel privé-netwerk) of webmail.” De reden is volgens Todd dat veel bedrijven bang zijn voor de kosten die ze moeten maken om aan de Arbo-wet te voldoen. “Heel veel werkgevers willen die zorg niet hebben. Daarom is het aantal informele telewerkers zo hoog.” Een oplossing is om een aanhangsel aan de arbeidsovereenkomst te bevestigen waarin de werknemer toezegt dat hij thuis volgens de Arbo-regels zal werken. Todd: “Of dat dan op kosten van de zaak gebeurt kan een punt van onderhandeling zijn. Helaas wordt nog weinig van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.“
Telewerkers verzuimen overigens minder. Eén van de redenen daarvoor is dat telewerken minder stress oplevert. Todd: “Dat is allemaal wetenschappelijk onderzocht. Als je de mogelijkheid van je baas krijgt om te telewerken, vermindert de stress. Waarom: als om halfvijf de klus niet klaar is, en je moet om vijf uur naar huis, ontstaat om halfvijf altijd spanning. Als je je werk kunt meenemen, heb je geen stress. Dan zeg je: ik zet mijn werk op de usb-stick, of mail het naar huis, en maak de klus vanavond in alle rust wel af.”
Clubhuis
Volgens Todd zijn ewerkers productiever. “Door te gaan ewerken stijgt de productiviteit met 10 of meer procent. Dat komt doordat ewerkers niet gestoord worden en daardoor geconcentreerder bezig zijn.” Todd nuanceert zijn uitspraak meteen. “Als het goed is tenminste; je moet wel goede afspraken maken met je partner. Je moet niet de hele tijd een peuter aan je rokken hebben hangen.”
Dat telewerkers door de bank genomen productiever zijn merkte Interpolis toen de verzekeraar in 1996 overstapte op het flexplekkantoorconcept. Daarbinnen heeft niemand nog een eigen kantoorplek. De eigen laptop kan op elk bureau in een ergonomisch dockingstation worden bevestigd. Alle verbindingen verlopen draadloos. Er zijn plekken om geconcentreerd in afzondering te werken, plaatsen waar juist veel contact met collega’s mogelijk is en grote tafels voor groepsoverleg. Thuiswerken gebeurt met dezelfde ict-mogelijkheden als werken op kantoor. Dat alles is niet alleen prettig voor de werknemers, maar levert Interpolis ook nog eens besparingen op. Doordat altijd minstens 30 procent van de werknemers in overleg is, thuis werkt of onderweg is, zijn er voor elke tien medewerkers maar zeven plekken ingericht.
Daarnaast heeft Interpolis de bedrijfskantine afgeschaft. Mensen kunnen voor eten terecht in een ‘clubhuis’. De lunchplek dient vervolgens als werkplek. Op de website van EwerkForum, waar Interpolis als case is opgenomen, vermeldt de verzekeraar als voordelen onder andere een afname van de reistijd en reiskosten, en een stijging van de motivatie en productiviteit.
Wetenschappelijk onderzoek bevestigt die conclusie. Socioloog Albert Benschop van de Universiteit van Amsterdam: “De productiviteit van werknemers gaat bij telewerken substantieel omhoog. Op kantoor heb je altijd wel dipuurtjes, waarin je doet of je aan het werk bent. Thuis gebeurt dat niet. Bovendien zetten thuiswerkers de uren die ze normaal pendelen om in werkuren.”
Roetdeeltjesuitstoot
Ewerken heeft nog andere voordelen dan toename van de arbeidsproductiviteit, minder stress bij werknemers en afname van het ziekteverzuim. Het kan namelijk ook leiden tot een vermindering van de verkeersdrukte en daarmee van de CO2- en roetdeeltjesuitstoot. EwerkForum vroeg de Hogeschool InHolland eind 2005 om de effecten van drie scenario’s op het verkeer door te rekenen. Als één miljoen extra werknemers gaan telewerken, vijfhonderdduizend Nederlanders wat later beginnen en vertrekken, en bovendien één op de vijf vergaderingen voortaan telefonisch verloopt, neemt de totale verkeersintensiteit af met 5 procent, tot het niveau van 1999. Todd: “5 procent lijkt weinig, maar het is duidelijk merkbaar op de weg.”
Nederland voorop
Volgens cijfers van IDC werkte in 2005 55 procent van de werknemers in meer of mindere mate als mobiele werker. Onder dit begrip vallen in de definitie van IDC niet alleen (deeltijd) thuiswerkers met of zonder eigen bedrijf, maar ook kantoormedewerkers die deels onderweg zijn en kantoorlozen als servicemedewerkers, vrachtwagenchauffeurs en koeriers.
4,5 miljoen telewerkers
In 2005 waren er volgens IDC 786.700 werknemers die deels vanuit huis werkten, zowel met als zonder officiële telewerkovereenkomst. Daarnaast waren er nog eens ruim één miljoen mobiele werkers zonder kantoor, bijvoorbeeld koeriers. Daarbovenop komen volgens IDC nog eens ruim 2,7 miljoen kantoormedewerkers die niet altijd vanaf hun eigen werkplek werken. IDC voorspelt dat deze aantallen de komende jaren groeien, tot een totaal van ruim vijf miljoen in 2009.