Onlangs keurde de Eerste Kamer de Wet Computercriminaliteit II goed, tezamen met de goedkeuringswet voor het Internationale Cybercrime Verdrag. In theorie kunnen cybercriminelen nu beter worden aangepakt.
Ronald Prins, directeur van Fox-IT, vraagt zich af of de daadkracht van Justitie werkelijk veel groter wordt. Volgens hem ligt het probleem niet zozeer bij de veranderde inhoud van de wet. Hij gelooft dat het veel belangrijker is dat de handhavers van de wet meer zichtbaar worden. “Net als in het verkeer of op straat gaat het vooral om de beleving van veiligheid en het handhaven van wetten.”
Voldoende
Het gevoel van veiligheid bij burgers stijgt ontegenzeggelijk als er meer blauw op straat rondloopt. Dat geldt voor de analoge wereld, maar ook op internet. “Daar schort het nog een beetje aan”, meent Prins. “De wetten in het Wetboek van Strafrecht zijn naar mijn mening voldoende. In de praktijk wordt er echter maar weinig gebruik van gemaakt. Als ik kijk naar onze eigen werkzaamheden dan komen de grootste risico’s niet van buiten, maar bevinden die zich onder de eigen medewerkers. Om die strafrechtelijk aan te pakken, hebben we de cybercrimewetgeving helemaal niet nodig. Het meeste wat wij vinden valt onder ouderwetse kopjes als fraude, diefstal en valsheid in geschrifte.”
Prins meent wel dat de overheid meer zou kunnen doen aan de zichtbaarheid van de digitale handhavers. “Na de opheffing van het National High Tech Crime Center (NHTCC) is er nog geen duidelijke en zichtbare opvolger. Ik vraag me ook af wanneer die er gaat komen. Ze moeten nu dan toch wel eens gaan werven. Met het tiental digitaal rechercheurs dat het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) nu in dienst heeft, kom je niet ver.” Afgelopen week werd bekend dat men nog geen idee heeft wie de daders achter de phising-aanval op Postbank-klanten zijn. Hoewel de bank aangifte deed van cybercrime, heeft het zelfs enige tijd geduurd eer men het eens kon worden welk parket de zaak op zou pakken. De sporen lopen richting Rusland, maar Justitie verwacht weinig van het rechtshulpverzoek. Dit toont gelijk de zwakte van nationale wetgeving.