Software voor het beheer van backoffice-infrastructuren is altijd afgestemd geweest op maximaal één grote onderneming. Pas sinds kort is er programmatuur die voldoet aan de schaal die it-dienstverleners nodig hebben: die van veel grote organisaties samen.
Ton Damen is als infrastructuurarchitect bij EDS gespecialiseerd in enterprise management, vooral het ontwerp van de infrastructuur die nodig is om het geheel aan computers en netwerkcomponenten bij klanten te beheren. Tegenwoordig zijn er eigenlijk nog maar drie pakketten op de markt voor het beheer van grote, complexe netwerken: Tivoli (IBM), OpenView (HP) en Unicenter (CA). Die software heeft steeds zijn beste beentje moeten voorzetten om de schaalgrootte van organisaties bij te houden. Daarbij ging het tot voor kort altijd nog om één (multinationaal) bedrijf of overheidsorgaan dat zijn netwerk in de peiling wil houden.
In toenemende mate leggen die organisaties leggen het beheer in handen van derden. De it-dienstverleners, zoals IBM Global Services, EDS en Accenture, bereiken daarmee een schaal die enkele jaren geleden niet voor mogelijk werd gehouden. Bij elke nieuwe deal die EDS binnenhaalt, zoals onlangs de ondersteuning van datacentra, hosting, telecommunicatie en desktops bij Kraft Foods, moet de dienstverlener tienduizenden meer pc’s, switches, routers en dergelijke in de gaten houden. Hijgend proberen de leveranciers van software voor netwerkbeheer deze ontwikkelingen bij te houden. Met R11, de jongste versie van Unicenter, is CA daar volgens Damen in geslaagd.
Hergebruik
Damen is een van de weinigen die in de praktijk met alle drie de pakketten heeft gewerkt. Hij begon zijn loopbaan bij Rijkswaterstaat als midrangebeheerder en stapte in 1995 over naar EDS, waar hij meteen aan de slag kon bij de divisie Enterprise Management. Hij trof er Tivoli Enterprise Console aan, in combinatie met BMC Patrol, evenals HP OpenView (Network Node Manager), Peregrine Serverview en Intel Landesk. “Tien jaar geleden was het ‘best of breed’. Door standaardisatie hoefde je maar één keer het kunstje te leren, daarna kon je alles wereldwijd implementeren. Onze efficiëntieslag zat hem in het hergebruik van kennis.”
In 1997 is EDS tijdens een standaardisatieslag van hulpmiddelen overgegaan naar een Tivoli-omgeving. “Destijds hebben we ook Unicenter beoordeeld, maar toen betrof het de eerste versie. Die was niet volwassen genoeg. De programmatuur bleek niet stabiel, en lastig te implementeren en te beheren. Die aspecten zijn voor ons heel belangrijk. Wij plaatsten immers beheersoftware op de apparatuur van onze klanten. Die mag onder geen beding van invloed zijn op de bedrijfssystemen van onze klanten.” EDS test alles zo goed mogelijk omdat het zich geen fouten kan permitteren. Die zingen namelijk snel rond in de it-wereld en dan kan je het als dienstverlener verder wel schudden.
Concurrentie
In de periode 2001/2003 is EDS begonnen met de omschakeling naar een oplossing die is gebaseerd op producten van CA. Die overstap was niet zozeer ingegeven door de techniek als wel door een strategisch standpunt van EDS om te investeren in een gelimiteerd aantal onafhankelijke, niet competitieve leveranciers. Tivoli viel daardoor al af. “Onder aan de streep scoorden Tivoli en Unicenter trouwens ongeveer gelijk”, vertelt Damen.
De it-dienstverleners moeten ervoor zorgen dat implementaties via het eigen handboek kunnen verlopen. Ze moeten herhaalbaar zijn om efficiëntiewinst te kunnen boeken. “De techniek moet ingeblikt zijn”, in Damens woorden. “Dan doen alleen een paar kerngegevens ertoe. Hoe groot is de klant? Welk type dienstverlening neemt hij af? Een kleine tot middelgrote klant heeft tien tot honderd servers in de backoffice staan. Het configureren van het netwerk- en systeembeheer is geautomatiseerd. Bij grotere klanten komt meer maatwerk voor.”
EDS beschikt wereldwijd zelf over een respectabel serverpark, maar de meeste servers zijn van klanten. Zo doet de dienstverlener vanuit de Emea-Noord regio (één van de vier regio’s van EDS in Europa) het beheer voor een kogellagerfabrikant en een bank die actief zijn over drie werelddelen. De eerste onderneming heeft 2500 servers staan plus nog eens meer dan 1000 netwerkcomponenten. De tweede klant zo’n 4500 servers (oplopend tot 7000) en 1500 netwerkcomponenten. Zo zijn er nog veel meer klanten. De schaalgrootte bij de ict-dienstverleners is ongekend.
Gemengde omgeving
Toch is schaalgrootte niet het enige aspect dat een rol speelt bij de keuze voor een netwerkbeheersysteem. Damen vertelt dat vooral de grote klanten als strategie hebben dat ze voor meerdere leveranciers kiezen. Zij kiezen voor een gemengde omgeving om niet afhankelijk te zijn van één it-leverancier. General Motors is zo’n klant, zegt Damen.
“De dienstverlener die het beheer mag doen, wordt dan gebruikt als integrator; die moet het wel en wee van de verschillende netwerkplatformen en servers kunnen meten.” Hij acht Unicenter juist op dat punt geschikt. “Tivoli doet bijvoorbeeld geen minder gangbare platformen zoals OpenVMS. Bij onze klanten komen we nog veel verschillende systemen tegen, ook OpenVMS. Die draaien al jaren naar tevredenheid en daar mag niemand aan komen. Wij moeten alleen wel zorgen dat het blijft draaien. Unicenter is flexibeler als het gaat om de ondersteuning van verschillende besturingssystemen.”
De snelheid van implementatie van de netwerk- en systeembeheersoftware bij klanten hangt onder andere af van de beschikbare tijdsloten voor aanpassingen die zij toestaan. Dit is meestal gedicteerd door de change management processen van Itil. Snelheid is geboden. Damen kan niet aangeven of enig pakket daarin excelleert. Het probleem is volgens hem dat elke implementatie anders is en feitelijk ter plekke moet plaatsvinden. Veel wordt vooraf getest, maar de systemen waar het om gaat zijn moeilijk uit te proberen in het EDS-lab. “Onze klanten hebben de neiging dat probleem te onderschatten. Elk gehard systeem is anders. Er komen zelfs binnen één organisatie zelfs meerdere standaarden voor. Nergens is sprake van een verse implementatie. Overal hebben it-afdelingen wel aanpassingen verricht in de besturingssystemen, al dan niet gedocumenteerd. Soms zijn er wel elf tot dertien verschillende soorten desktops in één organisatie. Hetzelfde geldt voor de servers. Het is een uitdaging om het beheer daarvan allemaal over te nemen.”
Met de nieuwste release van Unicenter (R11), gepresenteerd op CA World november 2005, is volgens Damen met succes gewerkt aan het wegpoetsen van de zwakheden binnen Unicenter, waarvan schaalgrootte er een was. Op regels gebaseerd beheer was een ander. Daar was Tivoli al goed in, maar R11 nu ook. Damen wacht nog op R11.1, omdat deze dan de MS SQL-database als backend database ondersteunt.
Kerstboom
Programmatuur voor systeem- en netwerkbeheer werkt met drempels. Als de doorvoersnelheid van een router onder een bepaalde waarde zakt, gaat voor het bewuste apparaat een oranje lampje branden. Mocht de snelheid nog verder dalen en een tweede drempel overschrijden, dan brandt een rood lichtje. Dat geldt voor vrijwel elk component binnen het netwerk (inclusief opslag). De beheerder ziet schermen vol groene, oranje en rode signalen voor zich, in jargon de kerstboom genoemd.
Er zitten wel veel valse alarmen tussen: tijdelijke overschrijdingen die altijd wel weer vanzelf goed komen. Netwerkbeheerders worden hoorndol van de kerstboom, weet Damen. Het zou al heel wat schelen als die valse alarmen verdwijnen. CA heeft dit probleem aangepakt door agents het gedrag van servercomponenten twee dagen lang te laten analyseren en dat te combineren met de opgegeven drempels. Na een paar weken volgt een herevaluatie van het geheel en past Unicenter de settings aan. Damen is hiermee zeer in zijn nopjes. “Op deze manier blijven alleen de echte problemen over en kunnen we nog adequater en pro actiever reageren.”
Ook de automatische ‘asset discovery’ verheugt hem. “Je ziet alles in één managementview. De nieuwste versie gaat zelfs in de Itil-richting. Dat levert nog meer efficiëntie op. Met R11 is het hele palet nog eens op een rijtje gezet en heeft CA het geheel logischer in elkaar gedraaid. De dashboards worden nu door heel R11 consequent toegepast. Er zitten wel veel verschillende systemen onder, maar die rapporteren allemaal naar één portaal. Je kunt inrichten wat je wilt zien. Er zijn dashboards te maken voor de cio, de directeur, de systeemmanager enzovoort, terwijl de informatiebron dezelfde blijft.”
Hij prijst ook de toegenomen samenwerking met de softwareleverancier. “Dat is de laatste paar jaar sterk verbeterd bij CA”, zegt Damen. “Dat moet ook wel, want wij weten niet alles. De omgevingen die wij moeten beheren, zijn vaak zo complex dat wij er niet meteen uit komen. Dan moet je kunnen terugvallen op een softwareleverancier die zich als partner opstelt.”
Volgende stap
De nieuwste versies van netwerk- en systeembeheersoftware houden rekening met de astronomisch grote omgevingen die ict-dienstverleners moeten beheren. Dat is al een stap vooruit, maar zo’n dienstverlener droomt van meer. Ton Damen van EDS: “De volgende stap is beheer op dienstenniveau. Dat gaat voorbij de infrastructuur. Een switch kan slecht presteren, maar de bedrijfsvoering daardoor nauwelijks beïnvloeden. Een andere switch presteert matig, maar heeft daardoor een enorm negatief effect op de bedrijfsprocessen. De combinatie van technische prestatiegegevens en de invloed daarvan op de bedrijfsvoering is de volgende stap binnen netwerkbeheersoftware.” Enkele leveranciers, waaronder CA, BMC en Mercury, hebben een paar jaar geleden ingezet op optimalisatie van bedrijfsprocessen. Dat is goed als aanvulling te gebruiken, maar Damen hoopt dat die aanpak integraal onderdeel wordt van de netwerkbeheersoftware. Voor CA zal het een logische stap zijn om de bpo-tools in het beheerpakket te integreren. De andere twee leveranciers zullen hun producten als aanvulling leveren.