Jarenlang is de aandacht gericht geweest op ict. Tegenwoordig krijgt de bedrijfsvoering binnen organisaties steeds meer aandacht. Door die verschuiving is het merkwaardig dat de ict-audit niet verplicht is, terwijl de financiële audit wel in de wet vastgelegd is.
Aan het woord is Kees Prins, medeoprichter van adviesbureau M&I/Partners. In de tot kantoor verbouwde marechausseekazerne te Amersfoort laat hij zijn licht schijnen over een kleine veertig jaar ict in de polder en zijn bijdrage daarin. Op zijn 61ste houdt hij het werkzame leven voor gezien en neemt hij afscheid van M&I/Partners. Voorlopig is het ‘bootje varen, genieten van de twee kleindochters, thuis een hdtv (high definition television) installeren en filosofieboeken lezen’. “Misschien dat ik ooit nog eens een bestuursfunctie aanvaard in een ict-gerelateerde vereniging of stichting, maar voorlopig heb ik genoeg andere dingen te doen.”
Papoea-cricket
Op zijn afscheidsbijeenkomst van klanten en relaties onlangs in het Nemo te Amsterdam verraste Prins zijn publiek door zijn keuze van sprekers. Hij beet zelf het spits af, gevolgd door filosoof en journalist Christian Jongeneel, die in 1996 een dissertatie heeft geschreven over informatieverwerking door de mens en de machine. Op zijn weblog schrijft Jongeneel over deze voordracht: “In twintig minuten een abstracte theorie uitleggen voor een publiek zonder enige voorkennis is knap lastig. Terwijl ik vol goede moed van wal stak, keken de mensen mij meer en meer glazig aan. Ik was ze kwijt. Gelukkig vond Kees het prachtig.”
De andere sprekers, Wouter Keller (hoogleraar Informatica en directeur M&I/Argictek) en Rik Maes (hoogleraar Informatie- en Communicatiemanagement aan de Universiteit van Amsterdam) zijn herkenbaarder voor het publiek. Maes weet de lachers op zijn hand te krijgen door een relaas over Papoea’s en cricket. De relatie met Prins is dat de inwoners van Nieuw-Guinea een wel heel eigenzinnige versie van cricket spelen, net zoals Prins niet nalaat net even anders over ict te denken.
Aan elkaar knopen
Als natuurkundestudent kwam Prins veelvuldig in aanraking met computers. Natuurkunde was erg interessant, maar gaandeweg boeide de informatica hem meer en meer. Na zijn studie werd hij automatiseringsmanager bij de faculteit waar hij net zijn bul had gehaald. In 1973 begon hij computers aan elkaar te knopen. “Als ik het toen Novell had genoemd, was ik nu rijk geweest”, grapt hij. Hij werkte er nog met de PP8 en de PP11 van DEC, systemen waarbij mensen nu de wenkbrauwen fronsen, terwijl ze nog maar twintig jaar geleden volop in zwang waren. Hij schreef er zelfs een database voor een hoogleraar. “Ik weet niet of het de eerste relationele database in Nederland was, maar het was er zeker een vroege implementatie van.” “Eigenlijk ben ik gewoon een knutselaar die wat heeft bereikt”, zou hij tegen Maes hebben gezegd.
Allengs nam het werk te veel toe om alles zelf te doen en kwamen er steeds meer ict-medewerkers bij. Prins werd meer en meer manager. Na tien jaar hield hij het voor gezien op de Utrechtse universiteit. “De vaart was er een beetje uit.” Hij verkaste naar de universiteit van Nijmegen, waar hij na zo’n zes jaar afzwaaide als directeur van het rekencentrum. De dertig medewerkers van het rekencentrum beheerden IBM-mainframes, gekoppeld aan domme terminals. “De mainframemensen verkeerden op voet van bestaansontkenning van mensen die met minicomputers werkten. Daar heb ik een brug tussen gebouwd, niet alleen tussen de mensen, maar ook tussen de systemen. Toen al knoopte ik dus heterogene netwerken aan elkaar.”
Onderlinge verstandhouding
Begin jaren tachtig stapte Prins over naar het bedrijfsleven. Hij monsterde aan bij BSO, de club van Eckart Wintzen die in 1996 door Origin is overgenomen. “Het was een verbijsterende overgang. Als ik het vooraf had geweten, had ik het niet gedaan. Ik had aanvankelijk gewoon niks te doen.” Er kwamen wel adviesaanvragen binnen van klanten, maar daar deed BSO eigenlijk niks mee. “Dat had het te druk met Cobol-krassers verkopen. Toch is in 1984 een adviesportefeuille ontstaan; de klanten vroegen erom.” Dat is de basis geweest van M&I/Partners, dat al vrij snel losgeweekt is van BSO om belangenverstrengeling te vermijden. “Grof gezegd had BSO niet veel belang bij adviezen die minder ict-inspanning zou kosten, want met die inspanningen verdiende het bedrijf juist zijn brood.”
Al vrij snel ging het advies niet alleen over techniek, maar vooral over de organisatie daarvan. “Wij adviseerden over beheer en infrastructuur. Die woorden bestonden toen nog niet eens.” M&I/Partners staat bekend als het bedrijf dat de ‘c’ in de ict heeft gestopt. “Ik zag al vrij snel dat de communicatiecomponent belangrijk zou worden. We hebben daarom speciaal mensen aangetrokken die zich daarin hadden bekwaamd.” Hier gaat communicatie niet alleen over de techniek, maar ook over de onderlinge verstandhouding van medewerkers binnen een organisatie. Prins kijkt bijvoorbeeld vol genoegen terug op een vrijwel afgeronde consolidatieslag van alle gemeentelijke diensten in Rotterdam.
Enthousiast maken
Als hij een nieuw idee heeft, vindt hij het het mooist andere mensen enthousiast te maken en fondsen te werven om het idee te realiseren. Die eigenschap kwam hem goed van pas als projectdirecteur van Surfnet, nu een bedrijf dat wereldwijd erkenning ondervindt. “Wij wisten wat er in de academische wereld allemaal gebeurde. We wisten wat er op het punt stond het lab te verlaten. Daar hebben we ons voordeel mee gedaan.” Andere hoogtepunten zijn het ontwerp en de aanleg van het mobilofoonnetwerk voor het Nederlandse openbaar vervoer. “Er zijn nog wel bussen die daarop rijden”, zegt hij. De netwerken voor Buitenlandse Zaken, DSM, Gemnet en het Assurantie Data Netwerk zijn alle bij M&I/Partners ontstaan.
Het ‘wat’ is volgens Prins niet belangrijk meer; het gaat om het ‘hoe’. “Functioneel advies staat op de tweede plaats. Het organisatorisch advies is het belangrijkst. Verder moet je kunnen aantonen dat het ook nog iets oplevert.” De grootste markt voor M&I/Partners is nu de vernieuwing van processen en systemen. “Dat houdt natuurlijk ook een keer op. Ik denk dat een markt gaat ontstaan voor ict-audits. Dat gebeurt nu nog maar mondjesmaat, maar gezien de sleutelrol van ict in de bedrijfsprocessen, is het toch van groot belang om te weten dat de automatisering goed is geregeld, niet alleen voor de organisatie zelf, maar ook voor alle belanghebbenden. Een financiële audit is nu wettelijk verplicht. Het zou me niet verbazen als dat ook voor de ict-audit zal gelden. We zijn als M&I/Partners dan ook al op deze nieuwe behoefte ingesprongen en bieden de ict-audit aan.”
In vogelvlucht
Aan de Universiteit van Utrecht studeert Kees Prins van 1965 tot 1971 natuurkunde, met meteorologie als bijvak. Hij blijft er hangen en wordt automatiseringsmanager bij de faculteit van 1971 tot 1978. Daarna, onder andere als directeur en hoofd Computerzaken bij het Computer Centrum Nijmegen van de Nijmeegse universiteit, werkt hij steeds meer op het grensvlak van ict en organisatie.
In 1983 gaat hij naar BSO/Partners en komt voor het eerst in aanraking met het adviesvak. In 1988 is hij een van de grondleggers van M&I/Partners, dat uit BSO is losgeweekt. Van 1986 tot 1988 was hij projectdirecteur Surfnet. In zijn advieswerk heeft hij meegewerkt aan tal van grote communicatiesystemen. Hij was onder meer projectdirecteur bij de invoering van een nieuw mobilofoonsysteem bij Combonet (nu Connexxion). Hij was betrokken bij verschillende projecten bij de KLPD, waaronder het ontwerp van een ict-strategie. Verder heeft hij diverse opdrachten uitgevoerd over besturing van ict bij grotere kennisorganisaties als het AMC (Academisch Medisch Centrum), advies- en ingenieursbureau DHV en WUR (Wageningen University & Research Centre).
ISOC
Kees Prins is voorzitter geweest van de sponsors en financiers van Nederlandse tak van de Isoc (Internet Society). Tegenwoordig lijkt de club bijna marginaal, maar in de begindagen (2000) had directeur Jan Prins (geen familie) het druk en was hij overal een graag geziene gast. “Ik ben later penningmeester geweest en heb toen de club van de financiële ondergang gered”, zegt hij. “Ik ben ervan overtuigd dat het Isoc bestaansrecht heeft. Als het stopt, pakken andere organisaties die taken meteen op. Het Isoc heeft ook aardig van zich laten spreken in de debatten over de verkeersgegevens, domeinnamen en de patentendiscussie.”
Juweeltjes
Nederland verkeert in mineurstemming. De economie draait in de vrije versnelling en innovaties blijven achter. De lijst van minpunten lijkt eindeloos. Kees Prins kan zich daaraan ergeren. “Nederlanders zijn erg goed in navelstaren, en dan is de blik op de wereld wel erg beperkt.” Hoewel de dagen van mensen als Wybe Dijkstra (de vader van het gestructureerd programmeren) voorbij zijn, neemt Nederland volgens Prins nog steeds een belangrijke positie in op de ict-wereldkaart. “Heb je ooit gehoord van Ace”, vraagt hij. “Dat is een Amsterdams bedrijf dat vrijwel alle compilers maakt voor mobiele telefoons. We hebben meer van dat soort juweeltjes in Nederland. Daar kijk ik liever naar dan naar mijn eigen navel.”