In de strijd tegen het illegaal verspreiden van auteursrechtelijk beschermd materiaal heeft de entertainmentindustrie het afgelopen jaar een aantal opmerkelijke juridische overwinningen geboekt. Tegelijkertijd maken legale muziekwinkels op het internet een opmars. Ondanks deze voorspoedige ontwikkelingen kampt de entertainmentindustrie met een hardnekkig imagoprobleem, aldus Philippe van Wijnen. Dit is het eerste deel van een tweeluik over auteursrecht.
Het imagoprobleem van de entertainmentindustrie lijkt in belangrijke mate verband te houden met het tanende begrip voor het auteursrecht in het algemeen. Met name op het internet bestaat een diep geworteld vijandsbeeld. Aan de discussie over de strijd van de entertainmentindustrie lijken enkele fundamentele misvattingen ten grondslag te liggen. Op zijn minst behoeft het beeld van de machtige entertainmentindustrie die op oneerlijke wijze jacht maakt op onschuldige computergebruikers enige nuancering.
Miljardenstrop
Door het downloaden van auteursrechtelijk beschermde werken loopt de entertainmentindustrie al vele jaren miljarden aan inkomsten mis. Miljoenen computergebruikers maken gebruik van zogenaamde peer-to-peer-programma’s (p2p) waarmee bestanden – voornamelijk gekopieerde muziek, maar ook films, software en zelfs betaaltelevisie – tussen computers wereldwijd worden uitgewisseld. De bekendste van deze p2p-programma’s zijn Napster, KaZaa, Grokster, eDonkey en Morpheus. Diverse krantenberichten maken melding van vijf miljard gekopieerde liedjes in 2004. Als gevolg van de wereldwijde populariteit van deze ruildiensten is de verkoop van legale cd’s in enkele jaren tijd dan ook met ruim een kwart gedaald en is de industrie hierdoor miljarden dollars aan inkomsten misgelopen.
Overigens zijn niet alleen de ruildiensten op het internet verantwoordelijk voor deze verliezen. Ook de handel in gekopieerde cd’s kent al jarenlang een enorme omvang. Volgens het jaarlijkse rapport van de International Federation of Phonographic Industry (IPFI) was in 2004 een op de drie verkochte muziek-cd’s gekopieerd. Bij elkaar gaat het om ongeveer 1,2 miljard stuks, goed voor een omzet van 4,6 miljard dollar. In Nederland zijn volgens de Nederlandse brancheorganisatie voor de platenindustrie (NVPI) in datzelfde jaar ongeveer 7,5 miljoen illegale cd’s verhandeld tegenover 32 miljoen legale exemplaren. Daar staat tegenover dat de legale verkoop van liedjes via muziekwinkels als iTunes van Apple, Sony’s Connect en MSN Entertainment van Microsoft een stijgende lijn laat zien. In 2005 zou er zelfs sprake zijn van een verdrievoudiging ten opzichte van voorgaande jaren. Desondanks lijdt de entertainmentindustrie door het illegale verspreiden nog steeds aanzienlijke verliezen.
Sony Betamax
Met p2p-software kunnen individuele gebruikers zonder tussenkomst van derden bestanden uitwisselen. Kenmerk van de p2p-software is dat zodra een gebruiker een bestand heeft gedownload, hij dit bestand tegelijkertijd weer uploadt, dat wil zeggen via een shared folder (gedeelde map) ter beschikking stelt aan andere gebruikers. Downloaders zijn dus automatisch uploaders, tenzij men de shared folder-functie heeft uitgeschakeld. Het downloaden van muziek en films is niet verboden. Op grond van de Auteurswet mag namelijk iedereen voor privé-gebruik een kopie maken (met uitzondering van software). Het uploaden als verspreidingshandeling is echter wel verboden.
De entertainmentindustrie hanteert in haar strijd tegen deze piraterij de afgelopen jaren een tweesporenbeleid. Enerzijds tracht zij de aanbieders van de p2p-software aan te pakken en anderzijds de individuele gebruikers. Met deze juridische strijd had de entertainmentindustrie aanvankelijk weinig succes. In een juridische procedure uit 2001 vorderde de Nederlandse muziekrechtenorganisatie Buma dat KaZaa haar software zodanig zou aanpassen dat auteursrechtinbreuk door Kazaa-gebruikers zou worden voorkomen. De rechter achtte zo’n aanpassing praktisch echter niet mogelijk en wees de eis van Buma daarom af. KaZaa eiste de uitkomst als een principiële overwinning op, maar volgens anderen was het vonnis vooral het gevolg van verkeerd geformuleerde vorderingen. Buma had namelijk verzuimd aan de rechter de veel wezenlijker vraag voor te leggen: kan Kazaa worden verboden op grond van het criterium van substantial non-infringing use? Oftewel, wordt p2p-software substantieel gebruikt voor legale activiteiten?
Ditzelfde criterium was in 1984 al eens toegepast door de Amerikaanse rechter in de zogenaamde Sony Betamax-zaak. In dit conflict verweet de Amerikaanse filmindustrie Sony dat haar videorecorders hoofdzakelijk werden gebruikt om illegale kopieën van films te maken. De rechter oordeelde dat dit weliswaar mogelijk was, maar dat videorecorders eveneens op grote schaal werden toegepast voor het legaal opnemen van televisieprogramma’s. Wanneer de Nederlandse rechter het criterium van substantial non-infringing use op p2p-software zou hebben toegepast, zou Buma waarschijnlijk aan het langste eind hebben getrokken. Gelet op de vele onderzoeken gebruikt het publiek deze software namelijk vooral voor het illegaal uitwisselen van auteursrechtelijk materiaal.
Aanpak van internetproviders
Het tij begint echter langzaam te keren voor de entertainmentindustrie. In 2005 bepaalde het Supreme Court, de Amerikaanse federale opperrechter, dat de p2p-makers Grokster en Streamcast aansprakelijk gehouden kunnen worden voor de grootschalige schending van de auteursrechten op muziek en films. Volgens het vonnis hebben deze softwareproducenten hun product verspreid met het oogmerk auteursrechtinbreuk te bevorderen. Hun verweer was tot nu toe dat zij niet kunnen controleren wat gebruikers met hun software uitspoken. (Dezelfde redenering hanteert de Amerikaanse wapenindustrie; ook zij zou niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de vele schietpartijen en moorden in de samenleving.) Vlak daarvoor heeft de rechter in Australië een soortgelijk vonnis gewezen. KaZaa zal de software zodanig moeten aanpassen dat het niet meer mogelijk wordt om illegaal gekopieerde bestanden aan te bieden.
Aanpak van individuele computergebruikers
Ook in de aanpak van individuele gebruikers heeft de muziekindustrie eindelijk de wind in de zeilen. Om internetgebruikers effectief te kunnen opsporen en te vervolgen dient men te beschikken over de juiste ip-adressen van de computers die de bestanden aanbieden. Daarvoor heeft men de medewerking van de internet service providers nodig, maar die weigeren tot dusver met een beroep op de privacy van hun abonnees de gevraagde gegevens vrijwillig af te staan. In een recente Nederlandse rechtszaak tussen de Stichting Brein, de piraterijbestrijder van ruim vijftig in Nederland actieve platenmaatschappijen, en enkele internetaanbieders bepaalde de rechter dat de providers de gegevens op terechte gronden de namen en adressen van hun abonnees weigerden af te staan. De rechter bepaalde dat Brein weliswaar gerechtigd is om de klantgegevens op te eisen, maar dat zij echter niet zorgvuldig gehandeld zou hebben door het spitwerk naar de computergebruikers over te laten aan een Amerikaans bedrijf.
Eind 2005 bepaalde de Hoge Raad in Nederland echter dat internet service providers onder omstandigheden onrechtmatig kunnen handelen wanneer zij weigeren de gegevens van een sitehouder af te geven. In de zaak Lycos-Pessers oordeelde de Raad dat een internet service provider de gebruikersgegevens op aanvraag van de benadeelde partij behoort af te geven, indien de onrechtmatigheid aannemelijk is en de benadeelde partij een gerechtvaardigd belang heeft. Hoewel het in dit geval om smaad ging, gaat volgens Brein hetzelfde principe op wanneer zij bij providers gegevens van inbreukmakers opvragen, zodat die kunnen worden aangesproken op illegale verspreiding van muziek, film en interactieve software. Brein heeft er alle vertrouwen in dat de aanbieders als gevolg van deze uitspraak hun anonimiteit verliezen zodat zij hen tot stoppen kan dwingen en schadevergoeding kan eisen. Overigens beval eerder dit jaar ook de rechter in Oostenrijk de internet service providers om gegevens van abonnees die op illegale wijze bestanden uitwisselen, bekend te maken.
Imago
Hoewel het de entertainmentindustrie in juridisch opzicht voor de wind gaat, kampt zij al jaren met een hardnekkig imagoprobleem. De rechthebbenden enerzijds en veel muziekliefhebbers anderzijds leven in grote onmin met elkaar. Met name vanuit belangenorganisaties op het gebied van burgervrijheden en consumentenbescherming zijn de verwijten niet van de lucht. Zo zou de muziekindustrie hebben zitten slapen en verzuimd hebben tijdig een aantrekkelijk business model voor het internet te ontwikkelen. Volgens dit standpunt zou de industrie het illegale gebruik van muziek dus over zichzelf hebben afgeroepen. Anderen stellen dat de entertainmentindustrie slechts haar eigen belangen najaagt. Met de verkoop van geluidsdragers zoals elpees en cd’s zou zij jarenlang miljarden verdiend hebben. Nu alternatieve aanbieders op het internet een bedreiging vormen, zou de industrie zich als een slecht verliezer gedragen. Met de vele rechtszaken tegen de ruildiensten en de individuele gebruikers van illegale muziekbestanden zouden de machtige platenmaatschappijen een oneerlijke aanval hebben gedaan op de onschuldige en weerloze muziekliefhebber in zijn eigen huis.
Sommigen gaan in hun kritiek nog een stap verder en menen dat de strijd van de industrie een aanslag vormt op de rechten en vrijheden van burgers. Bovendien zou het vasthouden aan ouderwetse distributiesystemen door de platenmaatschappijen zelfs onze hedendaagse cultuur in gevaar brengen. Het auteursrecht zou leiden tot een verarming van de culturele diversiteit en creatieve uitingsvrijheid. Alleen de grote exploitanten zouden bij dit recht welvaren ten koste van de mogelijkheden van kleine kunstenaars. Een bloeiende, vrije cultuur in onze democratie zou gebaat zijn bij een vrije en kosteloze circulatie van allerhande informatie.
Afschaffing van het auteursrecht
Bij al deze kritische standpunten kunnen de nodige vraagtekens worden geplaatst. Het pleidooi voor afschaffing van het auteursrecht is vergelijkbaar met afschaffing van het particulier eigendom. Een dergelijke politieke discussie valt buiten het kader van dit artikel en blijft hier daarom onbesproken. Is de kleine kunstenaar echter wel slachtoffer van het auteursrecht? Volgens cultuurhistoricus Ashwin van Rooijen is dat pertinent niet het geval. Als reactie op een betoog van Joost Zwiers in de Volkskrant van 2005 dat het auteursrecht slechts de kas van grote bedrijven spekt en daarom beter zou kunnen worden afgeschaft, repliceerde Van Rooijen in datzelfde medium: “Het is veeleer dankzij het auteursrecht dat de kleine kunstenaar nog een keuze heeft. Hij kan met zijn eigen werk de boer op, hij kan zijn rechten overdragen aan grote conglomeraten om zo een groter publiek te bereiken, of hij kan het voor zichzelf houden.” Ook consumenten lijken eerder voor- dan nadelen te hebben bij het auteursrecht. Dat recht zorgt immers voor een diverse markt van creatieve producties waarmee zowel grote bedrijven als kleine kunstenaars geld verdienen. In die zin dient het auteursrecht de pluriformiteit van het informatieaanbod en waarborgt het uiteindelijk zelfs de informatievrijheid (the free flow of information). Voorwaarde is dan natuurlijk wel dat er eveneens voldoende pluriformiteit bij het aantal informatieaanbieders bestaat. Schaalvergroting en monopolievorming zal vaak leiden tot verschraling van (de inhoud van) het aanbod. Overigens houdt het begrip ‘informatievrijheid’ niet in dat consumenten hun informatie kosteloos moeten ontvangen. Voor kranten en boeken hebben consumenten altijd een marktconforme vergoeding betaald. Dat is bij het verkrijgen van muziek- en filmbestanden via het internet natuurlijk niet anders.
Heffingen en kopieerbeveiligingen
Ook de heffingen op informatiedragers lijken niet bij te dragen aan een betere verstandhouding tussen industrie en consument. Al maanden lang overleggen fabrikanten en rechthebbenden over de invoering en hoogte van een kopieerheffing op mp3-spelers, harddisks en andere apparaten met digitale geheugens. Niettemin verklaarde Eurocommissaris voor de Interne Markt Charlie McGreevy onlangs dat de kopieerheffingen in strijd zijn met het Europese recht. Hij meent dat de rechthebbenden jaren geleden al hebben beloofd het kopiëren met effectieve kopieerbeveiligingen tegen te gaan. Nu dat vooralsnog niet gelukt is, mogen zij deze vertragingen niet via heffingen afwentelen op de producenten van afspeelapparaten.
De Europese Consumentenbond is echter weer een verklaard tegenstander van kopieerbeveiligingen. Zij wijst erop dat deze en andere technische voorzieningen niet alleen muziekpiraten, maar ook goedwillende consumenten hinderen. Zo maken kopieerbeveiligingen het onmogelijk om een legale kopie van een cd of dvd voor eigen gebruik te maken. Bovendien is onlangs gebleken dat sommige kopieerbeveiligingen computers extra gevoelig maken voor virussen. Onlangs heeft de Europese Consumentenbond verklaard dat burgers muziek en films zonder beperking moeten kunnen kopiëren. Iedereen heeft recht op een kopie voor eigen gebruik, net als bij een gewoon boek of tijdschrift. De bond vindt dat de strijd van de industrie tegen het illegaal kopiëren niets met het bestrijden van piraterij te maken heeft, maar alleen met geld verdienen.
Philippe van Wijnen, advocaat auteurs- en mediarecht en werkzaam bij Stichting de Visuelen (BNO, Beeldrecht en Burafo/FotografenFederatie).
Hier spreekt duidelijk een dienaar van zijn broodheer (distributeurs en platenbonzen) De auteurs of artiesten krijgen namelijk een fractie van de opbrengsten.
Die grote jongens zijn de criminelen in deze wereld. Niet die persoon die iets deelt zodat een andere sloeber, die het product toch niet zou hebben gekocht, het kan branden op een drager waarop ook al rechten zijn betaald. Dus technisch gezien betalen we al rechten om producten te kunnen uitwisselen.
De rest moet maar bij de grote jongens worden gehaald.
Voorbeelden: Een CD met hoeft maar 5 euro te kosten. Dit is kostendekkend. En Microsoft moet geen honderden euro’s vragen voor Operating Systems zoals Vista omdat deze ondeugdelijk zijn en feitelijk Beta-versies zijn.