Elektronische nummering (Enum) zorgt voor de vertaling van een telefoonnummer naar een ip-adres. Het is een essentiële schakel om VoIP zonder het bestaande telefonienet mogelijk te maken. De invoering van het systeem zal alleen lastig zijn; organisatorische kwesties vormen het struikelblok voor pure internettelefonie.
Enum Enum staat voor een internetprotocol (RFC2916) dat beschrijft hoe van ieder telefoonnummer een unieke internetdomeinnaam wordt afgeleid. Deze domeinnaam verwijst naar (een deel van) een database waarin alle nummers en adressen – de ‘bereikbaarheidsgegevens’ -zijn opgenomen die de registrant heeft opgegeven, zoals mailadressen, een faxnummer, een persoonlijke website en een VoIP-nummer. De bereikbaarheidsgegevens die de registrant heeft opgegeven vormen de ‘NAPTR-records’. De truc van Enum, de omzetting van een telefoonnummer naar een domeinnaam, gaat als volgt: neem een telefoonnummer met daarvoor de landencode, bijvoorbeeld +31 23 5463413, draai het nummer om (31436453213), plaats puntjes tussen de cijfers: 3.1.4.3.6.4.5.3.2.1.3 en zet ten slotte achter het nummer het voor Enum in het leven geroepen domein .e164.arpa:2.7.3.6.1.5.3.0.7.1.3.e164.arpa (bron: EnuminNederland.nl). |
Volwassen
De essentie van Enum is eenvoudig: het is een technologie die een telefoonnummer omzet in een ip-adres. Als je een lijst maakt van alle abonnees die beschikken over VoIP, kun je een pc een andere pc laten bellen zonder dat het vaste telefoonnet er nog aan te pas komt. De voordelen liggen voor de hand: doordat VoIP gebruik maakt van sip (session initiation protocol) zijn de kosten relatief laag en worden telefoontikken overbodig. Enum heeft niet het nadeel van software als Skype, waarbij je online moet zijn om elkaar te bellen, en kan werkelijk platformonafhankelijk worden ingezet; ook mobiele telefonie kan meedoen. Daarnaast is het systeem geschikt om te gebruiken voor complexere toepassingen. Bij ‘publiek Enum’ bijvoorbeeld kan een gebruiker zelf aangeven wie hem op welk toestel mag benaderen en komen ook laagdrempelige multimediale toepassingen in beeld. Deze techniek achter VoIP is inmiddels volwassen, verklaart Steve Granek van het Amerikaanse Neustar. “Ons bedrijf, dat de nummerportabiliteit van heel Noord-Amerika organiseert, heeft al enkele succesvolle Enum-proeven achter de rug.”
Hindernissen
Het probleem van VoIP is dan ook niet technisch van aard; de hindernissen liggen op het organisatorische vlak. Om twee pc’s met elkaar te laten communiceren moet er een centrale lijst zijn van ‘voipers’. Internetaanbieders, kabelexploitanten, zij moeten allemaal deelnemen in één Enum-initiatief om het aloude KPN-netwerk volledig te omzeilen. Dat is in de commerciële internet- en telefoniemarkt een pittige opgave met lastige vragen.
Bijvoorbeeld: het telefoonnummer is de belangrijkste eenheid in een Enum-systeem, maar dat vereist volledige nummerportabiliteit. Wie gaat dat regelen? Wie gaat die lijst met concurrentiegevoelige data beheren? Enum is ook geschikt om een mailadres te koppelen aan een telefoonnummer, maar kan een gebruiker die instellingen ook aanpassen? Kan een internetter de lijst doorzoeken? Hoe zit het dan met ddos-aanvallen (distributed denial of service) en spam? Hoe kijkt de privacywetgeving ertegenaan? Die vragen zijn door de traditionele telecomsector al jaren geleden opgelost. Voor de omhoog borrelende internetvariant moeten ze echter opnieuw worden beantwoord.
Het startsein
De belangrijkste Nederlandse aanzet daartoe is het initiatief van vijf kabelexploitanten. UPC, Essent, Casema, Multikabel en CaiW zijn een proef gestart waarbij het internetbelverkeer onderling wordt afgehandeld. Dat betekent in de praktijk dat er een gezamenlijke lijst komt van VoIP-klanten die onderling via de ‘sip-exchange’ kunnen telefoneren. Deze kabelexploitanten zullen het dataverkeer voorlopig met gesloten beurzen afhandelen.
Sikko de Graaf, directeur Diensten van CaiW, geeft aan dat er nog wat hordes te nemen zijn. “In maart willen we al een gedeelte van onze abonnees online laten bellen, met een aanbieding voor ‘online calling for free’. Uiteraard moeten we goed kijken naar de technische realisatie, beveiliging en servicekwaliteit. Daarna is het zaak te kijken of we VoIP kunnen vertalen naar een commercieel model.”
Voor ‘publiek Enum’ met gebruikersinstellingen acht De Graaf het nog veel te vroeg: “Eerst moet de Nederlandse consument het internetbellen geaccepteerd hebben. We maken nu gebruik van ‘private Enum’ of ‘carrier-Enum’, slechts als technologie om de interconnectie over ip tussen de verschillende kabelabonnees te regelen.”
Op de schop
Dat de ambitie verder gaat verklapt de site van CaiW. Daar wordt de moderne telefooncentrale aangekondigd met een weinig verhullende mededeling. ‘Digitale telefonie via de kabel zal leiden tot meer dan een basisspraakdienst alleen. Een breed scala aan diensten met toegevoegde waarde wordt mogelijk, zoals beeldtelefonie, ‘softphones’, en berichtendiensten. De moderne breedbandkabel is bij uitstek het platform waarop digitale telefonie en geïntegreerde spraak- en datadiensten tot hun recht komen.’
De Graaf ziet die toekomst radicaal. “Over een aantal jaar is het hele telefoniemodel op de schop gegaan. De internettikken zijn dan verleden tijd. In de Verenigde Staten belt inmiddels 20 procent van de consumenten over het internetprotocol. Dat verwacht ik in Nederland ook wel. Misschien is de markt zelfs wel groter, als je ziet hoe gemakkelijk jongeren MSN Messenger weten te vinden. Al die communicatie, daar komt geen telecom meer aan te pas. Het is dan ook niet gek dat KPN Enum-initiatieven als concurrerend beschouwt. Het ondermijnt zijn hele vaste telefoniemodel.”
Overheid
Zo ver is het nog lang niet. Zelfs als de kabelproef slaagt en de exploitanten een belangrijke inkomstenbron hebben gewonnen, hangt de alomtegenwoordigheid van VoIP nog steeds af van de anderen aanbieders. Ook zij zullen hun belabonnees in een centrale Enum-lijst moeten onderbrengen. De overheid, in de gedaante van DGTP (Directoraat Generaal Telecommunicatie en Post), loopt met het rapport Enum in Nederland ver op die discussie vooruit. Thomas de Haan van DGTP stelt dat de overheid zich niet de aangewezen partij vindt om zo’n lijst te beheren. “We vinden dat iets van de markt, en de overheid heeft ook geen voorkeur over wie dat doet en hoe het gebeurt. We hebben alleen in het rapport in 2002 al neergelegd aan welke voorwaarden een publieke Enum-database moet voldoen. Privaat en publiek Enum kunnen daarbij prima naast elkaar bestaan.”
De bijeenkomst van de Amsterdam Internet Exchange leverde een ander beeld op: men was nog niet bezig met het beheer van een overkoepelende Enum-database. SIDN (Stichting Internet Domeinregistratie Nederland) heeft zich voor die taak kandidaat gesteld en zal ongetwijfeld bij stemming hoge ogen gooien, maar die discussie achten veel deelnemers aan de bijeenkomst simpelweg prematuur. Ook een particulier voorstel voor een Enum-associatie werd niet direct omarmd. Internetaanbieders en kabelexploitanten willen het eerst zelf eens proberen, zo geeft ook de Graaf toe. “Als je mijn persoonlijke mening vraagt, zie ik voor de toekomst de meerwaarde van een gezamenlijk initiatief wel in.”