Het kabinet voert de 'motie Vendrik' niet goed uit. Dat concludeert Wijnand Duyvendak, Tweedekamerlid voor Groen Links. “Ik wil een krachtiger signaal”, zei Duyvendak dinsdagmiddag tijdens de bespreking van de begroting voor Binnenlandse Zaken.
“Er is de regering verzocht open source en open standaarden maximaal te stimuleren”, herinnerde Duyvendak minster Pechtold. De parlementariër vreest echter dat het kabinet een punt zet achter de stimulans. “Het programma Ososs dreigt al af te lopen nog voor het goed en wel begonnen is.”
Duyvendak vroeg Pechtold daarom onder meer om concreet te maken welke gemeenten en departementen inmiddels met open source software werken. “Wordt het niet tijd dat er een pilot-gemeente komt? En hoe zit het met de nieuwe rijksoverheidsdesktop op open source?”
Volgens geruchten in open source-kringen is het ministerie van Economische Zaken zich aan het bezinnen over de verlenging van subsidies voor bestaande projecten die aandacht schenken aan dit type software. De motie Vendrik dateert uit 2002. De motie, die destijds steun kreeg van alle partijen, verlangt dat de overheid per 2006 veel meer doet met open standaarden en open source software.
Deels veroorzaakt door gebrek aan kennis, gevoel van veiligheid/professionaliteit (geitenharen sokken software) en deels door opportunisme aan inkoopzijde. Aanbieders die OSOSS niet welgevallig zijn rekenen lagere tarieven voor de closed source software. Inkopende partijen zijn hier gevoelig voor en gaan vaak door de bocht. Dat hiermee de bestaande legacy van “locked in” wordt gehandhaafd, wordt gezien als probleem van tweede orde (wie dan leeft, dan zorgt is hierbij het motto).
Voor wat open standaards betreft zit de markt met het probleem, dat vele overheden intern gericht zijn en zich in het verlengde hiervan onvoldoende bewust zijn van het belang van connectivity / fitting met de buitenwereld op basis van open standaards. Eén digitale taal en één structuur zonder dialecten is echter wel van groot belang voor de invulling van het publieke domein binnen het kader van de ambities van de “andere overheid”. Indien de regering niet allert zijn op het belang van deze randvoorwaarden, dan komen we bij de invulling van de digitale overheid, met als motto “de klant staat centraal” van een koude kermis thuis, zodra wordt ontdekt, dat de overheid in de oude valkuil van de locked in systemen zijn gestapt. Dan kan helaas niet worden gesteld, dat het in het verlende betaalde geld geen lesgeld is geweest.
Communicatie, uitstraling van urgentie zijn wel van belang, tenzij de regering het gewoon een interessant idee vond en gods water verder over gods akkers laat stromen. Ondanks de mega besparingen (drastische verlaging van de transactiekosten), die hiermee samenhangen is OSOSS nog geen “sexy” thema, waar de gemiddelde burger op dit moment van wakker ligt en waarop de als politicus kunt “scoren”. Zodra er echte problemen ontstaan, omdat burgers en bedrijfsleven beginnen te klagen over de arbeidsintensieve digitale bereikbaarheid van overheden (in de stijl van de hoge administratieve lasten), dan zal er wellicht een minister wakker worden en kunnen “scoren” op dit onderwerp. Het uitvoeren van het beleid is tenslotte een keuze, die naar mijn waarneming vaak wordt ingegeven door de waan van de dag.
Hierbij aangetekend, dat een organisatie als EGEM, ondanks de ontmoete weerstanden, aan de OSOSS voorwaarden zoveel mogelijk de hand houdt.