Het Pentagon wil voor tweehonderd miljard dollar een Global Information Grid (GIG) bouwen, waarmee militairen van hoofdkwartier tot frontlinie altijd door de nevels van het slagveld kunnen loeren. Niet vuurkracht maar bandbreedte bepaalt de uitkomst van toekomstige veldslagen. Er blijven vragen. Kan GIG vertellen waar Osama zich verstopt?
Honeynets, lokmiddel voor hackers Kolonel Carl Hunt, een medewerker van de Joint Task Force for Global Network Operations van het Amerikaanse ministerie van Defensie, meent dat het Pentagon fopnetwerken moet opzetten om hackers te lokken, te observeren en te arresteren. Deze zogenaamde ‘honeynetworks’ moeten hetzelfde effect hebben op hackers en spionnen als een pot honing op een zwerm bijen. De bedoeling is dat deze netwerken relatief gemakkelijk te hacken zijn, waardoor ze de vijand weglokken van het nieuwe supernetwerk GIG. Het netwerk mag niet te onderscheiden zijn van een authentiek netwerk en helemaal zijn opgezet om hackers te identificeren en hun werkwijzen te doorgronden. Op deze manier wordt een extra laag aan security ingebouwd. Volgens insiders zal het echter niet eenvoudig zijn data door zo’n ‘honeynet’ te laten circuleren die voor een hacker lijken op echte militaire data. |
De ideale ‘genetwerkte’ oorlog ziet er voor de generaals van het Pentagon ongeveer zó uit: een kleine, snelle troepenmacht van lichte tanks met superieure vuurkracht en luchtsteun kan dankzij een breedbandig en draadloos netwerk van satellieten, sensoren, hittedetectoren en on-board displays korte metten maken met veel grotere en zwaardere vijandelijke eenheden. Informatie van satellieten, sensoren, vliegtuigen, microfoons en observatieposten wordt in real-time zowel naar ‘command & control’ als naar de eenheden op het slagveld gestuurd. Voertuigen worden niet beschermd met zware bepantsering, maar met de informatie van een supersnel internet. Deze voertuigen zijn daardoor lichter (goedkoper te transporteren), sneller en dodelijker.
E-mail uit Qatar
De realiteit van de inval in Irak was anders. Toen Iraakse troepen op de ochtend van 3 april 2003 bij een brug over de Eufraat het enige noemenswaardige tegenoffensief van de oorlog inzetten tegen dertig Amerikaanse tanks en veertien Bradley fighting vehicles had de Amerikaanse commandant luitenant-kolonel Ernest Marcone volgens een reportage in het blad Technology Review geen enkele notie wie en wat hem aanviel. Uit een e-mail (!) van het hoofdkwartier in Qatar maakte hij op dat een enkele Iraakse brigade met misschien tien tanks op hem afstevende. Pas toen het gevecht losbarstte, bleek dat hij werd aangevallen door drie Iraakse brigades met dertig tanks en tachtig ‘armored personel carriers’.
Het versturen van e-mails was mogelijk dankzij Blue Force Tracker, een op gps gebaseerd systeem dat de lokatie van bevriende troepen aangeeft. Blue Force Tracker was het enige communicatiesysteem dat continu bruikbaar was.
Het inlichtingsysteem faalde volgens een rapport van de Californische ’think tank’ RAND in Irak juist op de plek waar het het hardste nodig was: aan de frontlinie. Het Amerikaanse hoofdkwartier in Qartar kreeg wel alle data, beelden en geluiden van vliegtuigen, sensoren en satellieten – soms kregen ze zelfs zoveel data binnen dat de stroom moest worden stopgezet – maar de troepen aan de frontlinies bevonden zich regelmatig buiten het bereik van het op microgolfradio gebaseerde communicatiesysteem. Daardoor was hun ‘situational awareness’ – de heilige koe van iedere militaire operatie – vaak onder de maat. Gevechtsvoertuigen moesten hun opmars onderbreken om data te downloaden. Ze ontdekten soms de vijand pas wanneer ze werden beschoten. In feite waren ze niet veel beter af dan Caesar, Hannibal, Napoleon en andere veldheren uit lang vervlogen tijden.
Van Darpanet naar GIG
Het Amerikaanse leger heeft een pioniersrol gehad bij de ontwikkeling van netwerktechnologie. Het Darpanet (Defense Advanced Research Projects Administration), dat in de jaren zestig van de vorige eeuw werd ontwikkeld onder leiding van het ministerie van Defensie, was het fundament voor internet. Sinds de explosie van internettechnologiën is het Amerikaanse ministerie van Defensie zijn pioniersrol bij het ontwikkelen van netwerktechnologie kwijtgeraakt aan het bedrijfsleven. Nu de moderne oorlogsvoering en nieuwe wapensystemen schreeuwen om meer en snellere informatieverspreiding en betere coördinatie, willen de militairen, dit keer in een nog nauwere samenwerking met het bedrijfsleven, het voortouw nemen in de ontwikkeling van gridcomputing.
Het Global Information Grid (GIG) zal worden gebouwd door de Defense Information Security Agency, maar de technologie moet voor een belangrijk deel komen van het bedrijfsleven en de Amerikaanse universiteiten. In september 2004 is daarom een consortium in het leven geroepen van de belangrijkste technologieleveranciers voor GIG. In dit consortium participeren o.a. Boeing, Cisco, Dow Jones, General Dynamics, Hewlett-Packard, Honeywell, IBM, Lockheed Martin, Microsoft, Northtop Grumman, Oracle, Raytheon, Juniper en Sun. Ook de roemruchte firma BBN (Bolt, Beranek and Newman) uit Boston, waar ooit het fundament voor internet werd ontwikkeld, is weer van de partij.
Samen moeten deze bedrijven technologie produceren die ervoor zal zorgen dat alle onderdelen van de Amerikaanse oorlogsmachine – soldaten, wapensystemen, sensoren, robots – zonder haperen met elkaar communiceren. De vier hoekstenen van GIG zijn achtereenvolgens: een synchroon-optisch netwerk (Sonet) dat vaste gebouwen met elkaar verbindt, breedbandige satellietverbindingen, een nieuw radionetwerk voor mobiele eenheden en geavanceerde encryptietechnologie om de data te beveiligen. Alleen al de ontwikkeling van nieuwe encryptie is volgens de New York Times begroot op vijf miljard dollar. De verwachting is dat de GIG, net als eertijds het Darpanet, een revolutie zal veroorzaken in de netwerktechnologie.
Tweehonderd miljard
GIG moet het volgens Peter Teets, de Amerikaanse onderminister voor de luchtmacht, mogelijk maken dat ‘soldaten in een Humvee, in een afgelegen land, tijdens een onweersbui, gewoon hun laptops aanzetten en binnen een paar seconden de satellietbeelden van het gebied kunnen downloaden’. Het Pentagon wil in de komende tien jaar tweehonderd miljard dollar investeren om dit mogelijk te maken. Dat de technologie nog slechts gedeeltelijk bestaat deert de generaals niet.
GIG wordt ontwikkeld volgens een methode die kenmerkend is voor onderzoek en ontwikkeling in Amerika’s militair-industriële complex: men begint gewoon zonder dat het tot in de details duidelijk is hoe het resultaat eruit gaat zien. Zo werd tijdens de Tweede Wereldoorlog de aatoombom gebouwd en zo ontwikkelde Darpa ook het fundament voor het internet.
Vint Cerf, één van de vaders van het huidige internet, is een belangrijk adviseur van het Pentagon en hij is aangetrokken om ervoor te zorgen dat het plan gefundeerd wordt in echte wetenschap. ‘Ik wil ervoor zorgen dat wat we realiseren een visie is en niet een hallucinatie’, aldus Cerf, die net is toegetreden tot de gelederen van Google. Cerf zegt in een interview in de New York Times: ‘Er is niets mis met ambitieuze doelen, je moet ze alleen af en toe toetsen aan de wetenschap en de realiteit.’ Of GIG voldoende is gefundeerd in de realiteit, zal nog moeten blijken.
Bandbreedte
De eerste bouwstenen van GIG zijn reeds gelegd. In het kader van Global Information Grid Bandwidth Expansion (GIG-BE) heeft het ministerie van Defensie een breedbandig (10 Gb/s) Sonet-netwerk in gebruik genomen dat honderd belangrijke militaire locaties in Noord-Amerika, Europa en de Stille Oceaan via glasvezel met elkaar verbindt. In oktober 2005 zal het mogelijk zijn ‘command and control’-informatie en geheime informatie van de Amerikaanse inlichtingendiensten via routers van Juniper en gebruikmakend van IPv6 naar 92 militaire complexen te sluizen. In de komende maanden en jaren moeten alle netwerken van het ministerie van Defensie en de verschillende onderdelen van het leger – landmacht, luchtmacht, marine en de mariniers – ingepast worden in de GIG-architectuur.
Het belangrijkste mantra van GIG is ‘bandbreedte, bandbreedte en nog meer bandbreedte’. Voorlopig volstaat men met 10 Gb/s, maar het plan voor de toekomst is een (end-to-end) doorvoer van 40 Gb/s. Volgens een rapport van de Rand Corporation moet iedere ‘node’ van GIG liggen aan een pijp die 40 tot 50 maal zoveel data kan verwerken als nu het geval is in de snelste netwerken. Een soldaat aan de fronlinie moet in een seconde het equivalent van drie speelfilms aan data naar zijn laptop kunnen downloaden. Niet om de nieuwste bioscoopfilms te kunnen zien, maar om te kunnen beschikken over alle data van satellieten en andere spionagesystemen.
Niet alleen de bandbreedte is belangrijk, ook beveiliging is essentieel voor GIG. Omdat alle onderdelen van het leger – dus ook soldaten aan het front – data over GIG kunnen verzenden, staat of valt de bruikbaarheid van het systeem met ‘information assurance’, de zekerheid dat data van een bonafide gebruiker komen. Patricia Guthrie, de cio van het ministerie van Defensie, noemt ‘information assurance’ de achilleshiel van de genetwerkte oorlogsvoering. Amerika’s supergeheime National Security Agency (NSA) is belast met de ontwikkeling en invoering van waterdichte systemen voor identificatie, verificatie, dynamische toegangscontrole, ‘security management’ en continue monitoring van het netwerk. Het Pentagon heeft in augustus een ‘command center’ geopend van waaruit GIG 24 uur per etmaal wordt bewaakt.
Problemen en twijfels
Uiteraard zijn er ook twijfels over de wijsheid van het Pentagon om de Amerikaanse oorlogsmachine te baseren op een geavanceerd netwerk. “We nemen te gemakkelijk aan dat we op het gebied van netwerktechnologie superieur zullen zijn aan onze tegenstanders”, zegt Loren Thompson, de ceo van het Lexington Institute. “Die superioriteit kan snel verdwijnen omdat netwerktechnologiën zich razendsnel verspreiden over de wereldmarkt.” Een toekomstige veldslag kan worden verloren omdat één enkele hacker in het netwerk is geïnfiltreerd en daarin valse informatie heeft verspreid. Wanneer foute data in het systeem opduiken, dan is het vertrouwen in het systeem in één klap weg en dat betekent dan dat de soldaten in lichte voertuigen zonder veel pantsering plotsklaps erg kwetsbaar zijn.
Ook de meer traditionele militaire deskundigen betwijfelen of in de asymetrische oorlogsvoering van de toekomst GIG zo doorslaggevend zal zijn als Donald Rumsfeld het doet voorkomen. In de straatgevechten in Fallujah en Bagdad blijken vooral goed getrainde soldaten, vuurkracht en zware bepantsering de doorslag te geven en kunnen low-tech opstandelingen met rudimentaire explosieven enorm veel schade aanrichten tegen de technisch superieure Amerikaanse troepen. ‘Het beschikken over bakkenvol informatie helpt niet als je alleen een heel klein beetje goede informatie nodig hebt’, schrijft technologiejournalist Andrew Orlowski in het Britse ict-blad The Register. Hij benadrukt ook het gevaar dat de inlichtingendiensten te veel vertouwen op technologie en te weinig op de slimmigheid en de moed van spionnen en infiltranten. Een computernetwerk zal nog steeds niet weten waar Osama zich nu eigenlijk schuilhoudt.
Ook de langetermijnplanning – GIG zou over tien tot vijftien jaar klaar moeten zijn – is een probleem. Is de technologie niet verouderd tegen de tijd dat alle bandbreedte gerealiseerd is? De voorloper van GIG heette Milstar, een netwerk dat in 2003 – na twintig jaar werk en 25 miljard dollar aan kosten – werd opgestart. Volgens de New York Times was Milstar al totaal verouderd toen het in gebruik werd genomen.
Er zijn ook enorme bureaucratische obstakels. De landmacht, luchtmacht, marine en mariniers zijn gewend hun eigen wapensystemen en commandostructuur te gebruiken. Door de introductie van GIG zullen deze legers gedwongen worden informatie te delen, waarschijnlijk meer dan hen lief is.