Een pc is geen pc als het een server is. De vroegere pc’s waren onvermijdelijk beperkt tot de rol van ‘persoonlijke computer’ vanwege de geringe prestaties. Toen machines steeds sneller werden en lokale netwerken gingen ondersteunen, groeide de functionaliteit tot die van werkstations.
In het ideale geval konden deze pc-gebaseerde werkstations met name met Windows 98 en hoger (multi-tasking) via het netwerk gekoppeld worden aan een gedeelde multi-userserver als een VAX/VMS, Unix of mainframesysteem. Hiervoor was echter veel denkwerk nodig, en terwijl de it-afdelingen aarzelden, verkocht Novell het concept van file sharing (meerdere enkele gebruikers) aan gebruikersgroepen. Later won Microsoft het file-sharing-netwerken van Novell met eerst MS Lan Manager en later de huidige releases van Windows Server. De overeenkomst tussen Novell en Microsoft was dat dezelfde hardware geschikt was voor zowel server als werkstations.
Toen de multi-tasking Windows-software volwassener werd, werd het mogelijk de superioriteit van de Unix-servers te evenaren door ondersteuning te bieden voor databasesoftware, e-mail, communicatie, et cetera, waarbij nog steeds gebruik gemaakt werd van pc-hardware. Veel gebruikers wilden niet aan Unix omdat dat een ander besturingssysteem op de server dan op de clients betekende; zij gaven de voorkeur aan Novell Netware – dat een ander besturingssysteem op de server inhield! Ach ja.
Vandaag de dag zijn pc-systemen qua functionaliteit en snelheid te vergelijken met de mid-range en zelfs mainframesystemen van slechts enkele jaren geleden, waardoor het nog voordeliger wordt deze in te zetten als server. Er is echter een verschil op een ander vlak dan snelheid en capaciteit. Een server moet een heel andere rol spelen.
Er worden niet dezelfde toepassingen op gedraaid als op de clients, en de grafische kaart is alleen nodig voor beheeractiviteiten. Er is geen behoefte aan allerlei moderne apparaten voor video, fotografie, et cetera. De server moet echter wel een grote hoeveelheid gelijktijdige gebruikers ondersteunen, waardoor I/O-prestaties, met name voor schijven en multi-threading, enorm belangrijk zijn. Als een client crasht, heeft dat gevolgen voor een enkele gebruiker; als een server crasht, heeft dat gevolgen voor alle gebruikers. En dus moeten zowel hardware als software veel robuuster zijn dan nodig is voor een client. Hoewel er veel overkomsten zijn tussen een desktop-computer en een server, zijn de specificaties heel verschillend.
Het is algemeen bekend dat de filosofie “één besturingssysteem voor alle taken” niet goed werkt, vandaar de huidige groei van Linux op de server en Windows op de desktop. Er is behoefte aan gespecialiseerde versies van besturingssystemen voor server en client, en dan zijn er ook nog al die andere clients als mobieltjes, pda’s, enzovoort. We moeten niet opnieuw in de val lopen en denken dat het een voordeel is als hetzelfde besturingssysteem voor zowel client als voor de server wordt gebruikt. Uiteraard kan wel van dezelfde kerntechnieken gebruikgemaakt worden.
Er wordt ook wel eens beweerd dat het een voordeel is als in de client en de server dezelfde processor wordt gebruikt. Ook dit is niet waar. De IBM i-series (AS/400) levert bijvoorbeeld veel betere serverprestaties dan gelijkwaardige machines, omdat de Power-processor speciaal is ontwikkeld om meerdere gelijktijdige threads te verwerken die door veel gelijktijdige clients worden gebruikt. Toch zijn er ook zeer goede Intel-gebaseerde machines op de markt. Deze gebruiken veel op pc-gelijkende technieken, en dezelfde software kan worden toegepast, bijvoorbeeld Windows of Linux. Ze beschikken alleen over veel snellere I/O, redundante hardware, dubbele, beveiligde voedingen, meerdere processoren, enzovoort. Ze zijn uiteraard een stuk duurder dan een min of meer vergelijkbare pc, maar in de meeste gevallen betalen de hogere betrouwbaarheid en de betere prestaties van speciale serverhardware zichzelf terug.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.